Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.De feiten
salts, derivativesemulsions or mixtures thereof, about equal amounts by weight, in an amount of:
Escherichia coli KBBand further incubated at 37°C. The optical density at 600 nm (OD600nm), which is proportional to the amount of colony formed was measured. As soon as
E. coliis retarded for 56% by the addition of colistine and to 96% by the addition of BFC of this invention. As the pH in the three samples was approximately the same, the pronouned effect of the BFC of this invention.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het hoger beroep
problem-and-solution-approach(PSA). Het hof zal daarom hierna ook dat hulpmiddel hanteren bij de beoordeling van de vraag of de materie van EP 371 op voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek. Peildatum daarbij is de indieningsdatum, nu Nutrition uitdrukkelijk geen beroep meer doet op de door het octrooi ingeroepen prioriteit. Volgens de PSA dient eerst te worden bepaald wat de meest nabije stand van de techniek is. Vervolgens dient vastgesteld te worden wat de verschilmaatregelen zijn tussen de door het octrooi geclaimde uitvinding en hetgeen in de meest nabije stand van de techniek is geopenbaard en welk(e) technische effect(en) met die verschilmaatregel(en) wordt/worden bereikt. Op basis daarvan dient het objectieve technische probleem waarvoor de uitvinding een oplossing biedt te worden geformuleerd. Vervolgens dient te worden beoordeeld of voor de gemiddelde vakman op de relevante datum (hier: de indieningsdatum), uitgaande van de meest nabije stand van de techniek en in aanmerking genomen zijn algemene vakkennis, de door het octrooi geboden oplossing voor dat probleem voor de hand lag.
theMFCA’s (50/50 by weight C8-C10)” in emulsievorm toe te dienen. Vanwege dat doel van het experiment, door het gebruik van ‘
theMFCA’s’ waarin de gemiddelde vakman een terugverwijzing zal zien naar de vetzuren gebruikt in het eerste experiment (de zoutvorm), door de voorkeur die in de beschrijving is uitgesproken zowel voor een emulsie als voor de zoutvorm, door het feit dat de zoutvorm expliciet als een emulsie onder bescherming wordt gesteld in conclusie 6, als ook door bij de bespreking van het tweede experiment te vermelden dat ‘the
present inventionfound that the specific fraction of MCFA’s
according to the inventioncould be better presented in the form of an emulsion’, welke
inventionniet alleen ziet op vrije vetzuren maar ook (en bij voorkeur) de zoutvorm ervan, zal de gemiddelde vakman begrijpen dat de in het tweede experiment gebruikte emulsie is bereid met de in het eerste experiment gebruikte zoutvorm van de C8 en C10 vetzuren.
effectis van de verschilmaatregelen (naast de gesteld verbeterde anti-microbiële werking), waarvoor volgens Nutrition in het bijzonder het gebruik van gelijke hoeveelheden van de vrije vorm van C8 en C10 verantwoordelijk is. Naar het oordeel van het hof biedt de oorspronkelijke aanvrage voor het optreden van selectieve werking specifiek ten gevolge van die maatregelen, in het bijzonder het gebruik van de vrije vorm van de vetzuren, geen aanknopingspunt. In conclusie 9 van WO 799 wordt de selectieve werking als volgt onder bescherming gesteld: “Use according to any of the previous claims 1-7, for selective combatting the growth of Gram negative bacteria such as (…)”.Conclusie 1 stelt óók MKVZ-zouten onder bescherming en conclusie 6 ziet uitsluitend op MKVZ-
zouten. Aldus wordt in WO 799 dit effect evenzeer aan de zoutvorm van de vetzuren toegeschreven.
zoutvorm van die vetzuren, hetgeen ook in overeenstemming is met conclusies 9 en 6 in samenhang gelezen.
vrijevorm van C8 en C10 vetzuren in gelijke verhouding, moet dan ook worden verworpen. Dat geldt ook voor haar standpunt dat de uitvinding volgens EP 371 zich vanwege het optreden van de selectieve werking onderscheidt van WO 928. Aangezien in voorbeeld 4 van WO 928 ook een mengsel van C8 en C10 vetzuren in gelijke verhouding is geopenbaard, zal de gemiddelde vakman ervan uitgaan dat de selectieve werking als (inherent) effect ook optreedt bij gebruik van dat mengsel.
range of weight %of a feed supplement according to the invention in a mixture of 20-50% C8, 20-50% C10 and any other MCFA from C6-C24 up to 100% could be suitable. Several of these feed supplements were tested and performed similar as the standard 50%/50% C8-C10 composition used in the cited examples. The surprising selective action against specific species was also present using the latter ranges.” (onderstreping toegevoegd – hof). Naar de gemiddelde vakman zal begrijpen zien deze paragrafen echter niet op de 1:1
verhoudingC8 en C10, maar op de gebruikte
hoeveelheid(concentratie) C8 en C10 vetzuren in een mengsel (op gewichtsbasis). Alleen voor de hoeveelheid op gewichtsbasis (weight %) is immers een range genoemd. De gemiddelde vakman zal “Several of these feed supplements were tested” dan ook zien als een verwijzing naar het gebruik van verschillende (niet nader gespecificeerde) hoeveelheden. Nutrition lijkt dat (in par. 297 MvG) overigens zelf ook zo te zien door te stellen dat “
andere concentraties vaneen 1:1 verhouding werden gebruikt” (onderstreping toegevoegd – hof).
in vrije vormbetere antimicrobiële en selectieve werking heeft dan wanneer de
zoutvormvan die vetzuren wordt gebruikt, niet in de oorspronkelijke aanvrage is geopenbaard, laat staan aannemelijk gemaakt. Bij die stand van zaken kan geen beroep worden gedaan op de onderzoeken die na de aanvraagdatum van EP 371 zijn uitgevoerd om de gestelde technische effecten die met de maatregelen volgens EP 371 zouden worden bereikt te onderbouwen.
verhouding waarinde (vrije) MKVZ aanwezig zijn in het additief ten opzichte van elkaar” (onderstreping toegevoegd – hof) als verschilmaatregel wordt genoemd). Naar Noba terecht en onweersproken heeft aangevoerd blijkt uit de voorbeelden 2 en 3 van WO 928 dat het gebruik van het in voorbeeld 1 beschreven vrije vetzuurmengsel geen negatief of zelfs een positief effect heeft op de voeding-inname en groei. De gemiddelde vakman zal daarom ook niet vanwege de geur van het gebruik van vrije vetzuren afzien.
vrijevetzuren voor de gemiddelde vakman die zoekt naar een alternatief voederadditief, voor de hand ligt. In hulpverzoek IIa wordt conclusie 1 beperkt tot het gebruik van het vetzuurmengsel voor de
selectieveremming van microbiële besmetting, groei en/of de daaropvolgende toxineproductie
in het gastro-intestinaal stelsel van biggen. Zoals hiervoor in r.o. 4.20-4.23 reeds overwogen kan de (gestelde) selectiviteit geen inventiviteit verschaffen, nu dit als inherent effect ook zou optreden bij gebruik van het in voorbeeld 4 van WO 928 geopenbaarde voedersupplement. Aan de maatregel dat de remming plaatsvindt in het maagdarm-stelsel van biggen kan evenmin inventiviteit worden ontleend. Ook dit is al geopenbaard in WO 928 – zoals Nutrition zelf ook erkent (par. 206 MvG) – onder meer in voorbeeld 2. Uit het voorgaande volgt dat hulpverzoek IIb, dat een combinatie is van hulpverzoeken I en IIa, evenmin inventiviteit kan verschaffen. In hulpverzoek III worden conclusies 8 en 9 geschrapt, maar worden conclusie 1 tot en met 7 ongewijzigd gehandhaafd ten opzichte van hulpverzoeken IIa en IIb. Daarover is reeds hiervoor geoordeeld dat deze niet inventief zijn te achten.