ECLI:NL:RBDHA:2022:3584

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
NL22.4238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Senegalese homoseksuele man en de beoordeling van zijn geaardheid door de IND

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Senegalese man die asiel heeft aangevraagd op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De rechtbank oordeelde dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in eerdere beslissingen onvoldoende rekening had gehouden met de specifieke omstandigheden van de eiser, waaronder zijn ervaringen van ernstig en langdurig seksueel misbruik door volwassen mannen in Senegal. De rechtbank stelde vast dat de IND de verklaringen van de eiser over deze misbruikrelaties ten onrechte buiten beschouwing had gelaten en dat de standaardmatige vragen en beoordelingskaders niet adequaat waren voor de unieke situatie van de eiser. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak van 30 juli 2021, waarin de IND was opgedragen om een nieuw besluit te nemen, bevestigd en geoordeeld dat de IND niet aan deze opdracht had voldaan. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de IND opgedragen om de eiser binnen twee weken een verblijfsvergunning asiel te verlenen met terugwerkende kracht naar de datum van zijn eerste asielaanvraag op 13 maart 2019. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eiser toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4238

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V. Ilic).

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, c en g, Vw.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek op 14 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de behandeling van het beroep een voorlopig oordeel gegeven en vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1997 en heeft de Senegalese nationaliteit. Eiser heeft op 13 maart 2019 zijn eerste asielaanvraag ingediend en daaraan ten grondslag had gelegd dat hij was bekeerd tot het christendom en als gevolg daarvan problemen had ervaren. Deze aanvraag is bij besluit van 22 maart 2020 kennelijk ongegrond verklaard.
2. Op 27 september 2019 heeft eiser zijn opvolgende aanvraag ingediend. Hij heeft hierbij verklaard dat hij in de eerste procedure had verzonnen dat hij was bekeerd omdat hij omdat hij toen nog niet wist of in Nederland homoseksualiteit geaccepteerd wordt en hij daarom niet heeft verteld dat hij bescherming nodig heeft vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Hij heeft destijds – omdat hij meteen de volgende dag een gehoor kreeg – geen tijd gehad om te onderzoeken hoe het in Nederland was gesteld met de rechten van mensen met een homoseksuele geaardheid. Bij de opvolgende aanvraag heeft eiser wel zijn geaardheid als asielmotief naar voren gebracht.
3. Bij besluit van 22 januari 2021 heeft verweerder deze opvolgende asielaanvraag afgewezen als ongegrond omdat eiser zijn homoseksuele geaardheid volgens verweerder niet aannemelijk had gemaakt.
4. De rechtbank, deze zittingsplaats, heeft bij uitspraak van 30 juli 2021 het beroep tegen de afwijzende beschikking gegrond verklaard, het besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank (ECLI:NL:RBDHA:2021:8423).
5. Verweerder heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, maar heeft eiser aanvullend gehoord en de partner van eiser gehoord en heeft vervolgens een nieuw afwijzend besluit genomen op de asielaanvraag van 27 september 2019. Dit besluit zal in de onderhavige procedure aan de hand van de beroepsgronden worden getoetst.
6. Eiser heeft in zijn gronden van beroep allereerst opgemerkt dat het te denken geeft dat verweerder in het voornemen 22 punten ter afwijzing van de asielaanvraag heeft benoemd en een besluit van 17 pagina’s neemt ter motivering van de afwijzing van de aanvraag en dat dit een bevestiging vormt voor de aanname van gemachtigde dat verweerder alles in het werk stelt om de asielaanvraag van eiser af te wijzen. In de beroepsgronden brengt eiser gemotiveerd naar voren dat verweerder geen juiste uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank en bovendien deels nieuwe argumenten aan de afwijzing ten grondslag legt.
7. De rechtbank dient in de onderhavige procedure te beoordelen of verweerder met inachtneming van de motivering van de rechtbank op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank van 30 juli 2021.
8. De rechtbank stelt vast, zoals bij wijze van voorlopig oordeel aangegeven, dat verweerder hierin niet is geslaagd. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren omdat alle beroepsgronden slagen en overweegt hiertoe als volgt.
Eerdere uitspraak van de rechtbank
9. In de eerder genoemde uitspraak van 30 juli 2021 heeft de rechtbank onder meer het navolgende overwogen:
(…)
10.De rechtbank overweegt dat deze tegenwerpingen van verweerder blijk geven van een volledige miskenning van het karakter van deze “relaties”. Eiser was uitzonderlijk jong en gelet op deze leeftijd, de omstandigheid dat de “partners” aanmerkelijk ouder waren, de omstandigheid dat in ruil voor seks goederen zijn aangeboden en de omstandigheid dat eiser geen stabiele thuissituatie had, geen onderwijs volgde maar zelf in zijn levensonderhoud moest voorzien is er geen sprake van relaties gebaseerd op gelijkwaardigheid van partners. Uit de verklaringen van eiser blijkt onmiskenbaar dat sprake is geweest van ernstig en langdurig misbruik van eiser door volwassen mannen. Dat eiser de tweede “relatie” zelf als normaal heeft ervaren en ook als een relatie kwalificeert, hij ook verklaart dat hij verliefd was op deze Franse man van ongeveer 70 jaar oud terwijl hij zelf slechts 13 jaar oud was doet hier niet aan af. De perceptie van eiser dat sprake was van een relatie met [naam] duidt veeleer op een zeer beperkte leefwereld en referentiekader waarin eiser verkeerde en op de afwezigheid van zijn ouders of andere volwassenen die verantwoordelijk waren voor eiser en aan deze verantwoordelijkheid ook gedegen invulling gaven. Eiser heeft bovendien verklaard dat bij deze [naam] meerdere volwassen mannen op bezoek kwamen en er ook meerdere jonge jongens waren. Ook deze verklaring had voor verweerder een signaal moeten zijn dat geen sprake is geweest van een relatie die verweerder met algemene vragen kan “uitvragen” om te beoordelen of de stellingen van eiser over zijn seksuele gerichtheid geloofwaardig zijn.
(…)
12.Verweerder heeft eiser ondanks deze verklaringen de standaardmatige vragen gesteld naar zijn seksuele ontwikkeling, de bewustwording van zijn seksuele identiteit en zijn “beleving” hierbij. Op geen enkele wijze is in de besluitvorming betrokken wat de omstandigheden zijn geweest waaronder eiser zijn eerste seksuele ervaringen heeft opgedaan, zijn zeer jonge leeftijd en het beperkte referentiekader zoals dat blijkt uit de verklaringen. Eiser heeft aangegeven dat zijn eerste seksuele ervaringen zijn opgedaan met zijn baas, dat hij bang was voor zijn baas en dat hij het geld nodig had om in zijn levensonderhoud te voorzien. Ten aanzien van de seksuele contacten met [naam] blijkt van een aanzienlijk leeftijdsverschil terwijl eiser minderjarig was, dat eiser van deze man goederen ontving en dat eiser van zijn vader deze materiële ondersteuning niet kreeg. Eiser heeft verklaard dat hij zelf in zijn levensonderhoud moest voorzien en dat hij op zeer jonge leeftijd gedwongen was voor zichzelf te zorgen. Eiser benoemt deze contacten als een “relatie” met gevoelens van hem voor deze man. Uit de verklaringen zoals eiser die heeft afgelegd blijkt echter zeer duidelijk dat sprake is geweest van een langdurige situatie van ernstig misbruik. De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat verweerder dit heeft miskend en zich louter heeft gebaseerd op de omstandigheid dat eiser deze tweede “relatie” heeft geaccepteerd en ervaren als wijze om te overleven en dit daarbij te kwalificeren als een eerste “normale” relatie. Het is volstrekt helder dat het op negenjarige leeftijd seksueel contact hebben met een werkgever terwijl je je op zee begeeft en dus niet weg kunt en daarbij van de inkomsten van dat werk afhankelijk bent voor je levensonderhoud geen relatie op basis van gelijkwaardigheid en vrijwilligheid is. Daargelaten dat eiser heeft verklaard dat hij bang was blijkt uit de verklaringen van eiser dat geen sprake is van een aanvang van een spontane seksuele ontwikkeling, bewustwording van een seksuele identiteit en het aangaan van een eerste relatie. De vragen en beoordeling van verweerder gaan echter wel uit van het standaardmatige proces van het ondergaan van een seksuele ontwikkeling. De vragen zijn dus, ook al zijn ze bij herhaling gesteld en is getracht vragen te verduidelijken als er geen genoegzame antwoorden werden gegeven, niet accuraat en niet toegespitst op het relaas zoals eiser dat naar voren heeft gebracht. De geloofwaardigheidsbeoordeling geeft ook geen blijk van de specifieke feiten en omstandigheden waarover eiser heeft verklaard. Verweerder heeft van eiser verwacht dat hij in staat is te verklaren over bewustwording, gevoelens en het realiseren dat homoseksualiteit niet is geaccepteerd in Senegal. Uit de verklaringen van eiser blijkt echter dat eiser vooral heeft getracht te overleven en hierbij op zichzelf aangewezen is geweest. Ten aanzien van de relatie van eiser met [naam] is verweerder uitgegaan van de verklaring van eiser dat hij als dertienjarig kind verliefd was op een zeventigjarige man die hem van goederen voorzag, te eten gaf en met wie hij kon praten over een homoseksuele geaardheid. Deze man gaf hem een boot zodat eiser als kind in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien. Ook ten aanzien van deze “relatie” heeft verweerder volstaan met standaardmatige vragen en verwachtingen over het ontdekken van een seksuele gerichtheid, de ontwikkeling die eiser daarin heeft doorgemaakt, de bewustwording om op te groeien in een land waar een homoseksuele gerichtheid niet is geaccepteerd en zijn eerste contacten met andere homoseksuelen. Het gehoor en de beoordeling van de verklaringen van eiser sluiten niet aan bij de verklaringen van eiser en de specifieke situatie waarin hij zich als minderjarige heeft bevonden terwijl hij ontdekte dat hij een homoseksuele geaardheid heeft.
(…)
13.(…)Verweerder stelt zich dus op het standpunt dat eiser als zeer jonge minderjarige in misbruikrelaties -kennelijk- zich meer bewust had moeten zijn van zijn geaardheid en hier meer over had moeten reflecteren en diepere gevoelens had moeten hebben om te kunnen concluderen dat zijn relaas geloofwaardig is. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het besluit niet -kenbaar- heeft betrokken waarom hij van een minderjarige, in de door eiser aangegeven situatie, dit kan verwachten.
(…)
15.De rechtbank kan niet anders concluderen dan dat op het moment dat eiser heeft aangegeven dat zijn opvolgende asielaanvraag is gebaseerd op zijn geaardheid een standaardmatige werkwijze is toegepast. Aan eiser zijn dezelfde vragen gesteld en zijn verklaringen zijn op dezelfde wijze beoordeeld als bij asielaanvragen waarin wordt verklaard dat iemand op spontane wijze en als onderdeel van een seksuele ontwikkeling zijn geaardheid ontdekt en uit vrije wil een relatie is aangegaan. Verweerder stelt op zoek te zijn naar het authentieke relaas van de vreemdeling. Verweerder is dan wel gehouden zijn vraagstelling en beoordeling aan te passen aan en toe te spitsen op dit authentieke relaas. Hiervan is op geen enkele wijze gebleken.
(…)
Ten onrechte buiten beschouwing laten verklaringen eiser over “misbruik-relaties”
10. In het besluit dat thans ter toetsing voorligt, heeft verweerder getracht zorgvuldig te handelen door de “relaties” van eiser waarvan de rechtbank heeft geoordeeld dat dit geen volwaardige relaties zijn geweest maar situaties van langdurig ernstig seksueel misbruik, als het ware buiten beschouwing te laten door “de verklaringen die hierop zien” niet tegen te werpen.
11. De rechtbank begrijpt dat de intentie van verweerder op zichzelf “goed” is geweest, maar overweegt dat eiser hiermee ernstig wordt benadeeld. Eiser heeft verklaringen afgelegd over deze fase van zijn leven, zijn eerste seksuele ervaringen, het moment en de wijze waarop hij heeft ontdekt wat zijn seksuele geaardheid en identiteit is. Deze verklaringen zijn de voornaamste onderbouwing voor zijn asielmotief en hebben betrekking op de periode van het achtste levensjaar van eiser tot aan zijn vertrek uit Senegal.
Door deze verklaringen in het geheel niet te betrekken, verricht verweerder geen integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Verweerder diende op grond van de eerdere uitspraak de verklaringen van eiser opnieuw te beoordelen met inachtneming van het referentiekader en de vermogens van eisers om adequaat te kunnen verklaren. Dit geldt onverkort indien verweerder hierbij geen gebruik kan maken van zijn Werkinstructie en ook geen specifiek beoordelingskader heeft voor de uitzonderlijke omstandigheden waarin eiser zich heeft bevonden, maar maatwerk moet leveren. De rechtbank heeft in de uitspraak delen van het relaas van eiser integraal opgenomen omdat het misbruik-karakter van “de relaties” duidelijk blijkt uit de beschrijving van de feiten waarover eiser heeft verklaard. Eiser heeft echter ook verklaringen afgelegd over zijn gevoelens en over hoe hij met deze “relaties” feitelijk en gevoelsmatig is omgegaan. Verweerder achtte deze verklaringen summier omdat ze niet pasten bij de vooronderstellingen en aannames die verweerder heeft ten aanzien van de vermogens van derdelanders over hun geaardheid te kunnen verklaren, de aanname dat elke derdelander op hoofdlijnen op vergelijkbare wijze in staat zal zijn te kunnen verklaren over gevoelens bij het ontdekken van een seksuele geaardheid én de aanname dat sprake zal zijn van meer dan oppervlakkige gevoelens indien een derdelander ontdekt een homoseksuele geaardheid te hebben terwijl hij opgroeit in een land waar het uiten van deze geaardheid gevolgen heeft voor diens basale veiligheid. De rechtbank heeft verweerder in wezen opgedragen de afgelegde verklaringen van eiser nogmaals te beoordelen met inachtneming van het referentiekader van eiser en met inachtneming van de vaststelling dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden waardoor verweerder maatwerk moet leveren en de Werkinstructie niet onverkort kan worden gevolgd bij het horen en beslissen. Verweerder heeft dit niet gedaan, maar heeft eenvoudigweg nagenoeg het gehele relaas waarmee eiser zijn geaardheid onderbouwt buiten beschouwing gelaten. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat deze eerste “relaties” vanwege het misbruik-karakter niet “meetellen” en daarom niet van eiser verwacht kan worden dat hij in dergelijke omstandigheden op normale en spontane wijze zijn seksuele identiteit en geaardheid ontdekt. Verweerder heeft daarom de verklaringen van eiser over deze “relaties” niet verder “tegengeworpen en betrokken” bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. De rechtbank overweegt dat deze handelwijze getuigt van het niet doorgronden van de overwegingen van de eerdere uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft immers niet overwogen dat het op jonge leeftijd slachtoffer zijn van ernstig en langdurig seksueel misbruik betekent dat het slachtoffer in die levensfase en in die situatie zijn geaardheid niet kan ontdekken. Eiser heeft namelijk verklaard over zijn seksuele ontwikkeling en het ontdekken van zijn geaardheid terwijl hij zich in die misbruiksituatie bevond. De rechtbank heeft overwogen dat de standaardmatig gestelde vragen en het standaardmatig toegepaste beoordelingskader niet geëigend zijn om de verklaringen van eiser te beoordelen, maar dat de beoordeling moet worden toespitst op het authentieke relaas van eiser en verweerder daarbij dus rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden waarin eiser zich heeft bevonden. Hoewel de rechtbank begrijpt dat verweerder hiermee heeft getracht om eiser tegemoet te komen, stelt de rechtbank vast dat verweerder dus geen integrale beoordeling heeft verricht van de verklaringen die eiser heeft afgelegd om zijn geaardheid te onderbouwen. De rechtbank stelt voorts vast dat eiser hierdoor ernstig is benadeeld en het besluit reeds hierdoor dient te worden vernietigd.
Ten onrechte betrekken verklaringen eiser uit eerste procedure
12. Verweerder heeft ten behoeve van het bestreden besluit niet alleen de verklaringen van eiser die betrekking hebben op zijn “relaties” in Senegal die hebben plaatsgevonden in de levensfase waarin eiser zijn seksuele ontwikkeling is gestart buiten beschouwing gelaten, maar heeft onder meer ook eiser aanvullend gehoord en daarbij vragen gesteld over verklaringen die eiser ten behoeve van zijn eerste asielaanvraag heeft afgelegd. De rechtbank begrijpt dit niet en acht dit bovendien onzorgvuldig. Eiser heeft bij de onderhavige aanvraag immers verklaard dat de eerdere verklaringen verzonnen waren. Verweerder dient uitvoering te geven aan de uitspraak van de rechtbank en daarbij wederom actief en grondig te onderzoeken of eiser internationale bescherming behoeft. Dit vereist een welwillende grondhouding van verweerder. Niet valt in te zien waarom verweerder de eerste procedure in de huidige procedure betrekt. De verklaringen waarvan eiser aangeeft dat die in strijd met de waarheid zijn afgelegd kunnen immers nooit steunbewijs leveren voor de aanvraag die is gebaseerd op het asielmotief seksuele geaardheid. Omdat de verklaringen die eiser in de eerste procedure heeft afgelegd niet “waar” zijn, is voorzienbaar dat die verklaringen dus niet stroken met de verklaringen die eiser in de onderhavige procedure heeft afgelegd en waarvan eiser aangeeft dat deze wel juist zijn en zijn homoseksuele geaardheid en vrees bij terugkeer onderbouwen.
13. De rechtbank heeft in de eerdere procedure overwogen dat aan eiser niet kan worden verweten dat hij niet aanstonds in de eerste procedure heeft verteld dat hij Senegal is ontvlucht vanwege zijn geaardheid én dat eiser genoegzaam had uitgelegd waarom hij dat niet heeft gedaan. De eerste procedure kan daarmee niet de geloofwaardigheidsbeoordeling in de onderhavige procedure te regarderen. Door uit de verklaringen die eiser in de eerste procedure heeft afgelegd enkel de verklaringen die over de “verzonnen bekering” gaan weg te laten en te bezien of de overige verklaringen geheel overeenstemmen met de verklaringen die thans door eiser zijn afgelegd handelt verweerder onzorgvuldig jegens eiser.
14. Verweerder heeft in het gehoor dat hij naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank heeft gehouden eiser voorgehouden dat hij tegenstrijdig verklaart ten opzichte van de eerste procedure en heeft gevraagd hoe dat kan.
In het gehoor dat verweerder naar aanleiding van de uitspraak van 30 juli 2021 heeft gehouden heeft eiser hierover onder meer het navolgende verklaard:
(…)
Ik heb de heer [achternaam eiser] medegedeeld dat het belangrijk is dat hij de waarheid spreekt en volledig dient te antwoorden op de vragen die ik stel. Ik heb hem uitgelegd dat als blijkt dat hij niet de waarheid heeft gesproken of belangrijke informatie heeft achtergehouden, zijn aanvraag om die reden afgewezen kan worden.
Ik heb de heer [achternaam eiser] uitgelegd dat mijn vragen wellicht kritisch kunnen overkomen, maar dat ze bedoeld zijn om het relaas te verduidelijken.
Als er tijdens het gehoor vragen zijn waar u moeite mee hebt, om welke reden dan ook, wilt u dit dan aangeven?
Is goed.
Voelt u zich lichamelijk en geestelijk in staat om dit gehoor nu te laten plaatsvinden?
Ja. Daarom ben ik hier.
Is er nog iets waar ik rekening mee moet houden tijdens het gehoor?
Nee hoor. Maar als u mij vragen stelt over dingen, die ik mij niet meer kan herinneren, of waar ik geen antwoord op heb, dan zal ik dat aangeven.
Als u om welke reden dan ook tijdens het gesprek behoefte hebt aan een pauze, wilt u dat dan aangeven?
Ja.
Hebt u vragen?
Nee.

2 Gegevens eerdere gehoren

Hebt u tijdens uw eerdere gehoren de waarheid gesproken?
U hebt niet meer het recht om mij vragen te stellen. Over die andere procedure. Want die is al afgesloten. En ik had een negatieve beslissing daarop ontvangen. Ik zit hier nu in het kader van mijn nieuwe procedure. Dus als u mij vragen gaat stellen over de afgesloten procedure, dan ga ik u daar geen antwoord op geven.
Waarom zegt u dat?
Dit heeft te maken met dat de andere procedure niet meer meetelt. Ik zit hier in een nieuwe procedure. En die andere procedure is ook afgesloten. Die is van 2018. Dat is best wel lang geleden.
Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag. Heeft u in de eerdere gehoren, dus ook de gehoren in de eerste asielprocedure, de waarheid gesproken?
Nou kijk, aangaande de procedure van 2018. Ik wil aangeven dat ik mij heel veel dingen niet meer kan herinneren. Want heel veel van het verhaal dat ik tijdens die procedure heb verteld was verzonnen. Ik heb misschien een beetje van wat ik heb meegemaakt, meegenomen in dat verhaal. Maar het grootste gedeelte was verzonnen. En die procedure die tel ik niet mee.
Even om verwarring over het jaartal te voorkomen, u bedoelt de eerste asielprocedure in 2019.Ik heb twee procedures hier meegemaakt. De eerste procedure die ondertussen al gesloten is en de nieuwe procedure waar ik nu in zit. Ik heb over de vorige procedure vragen gesteld aan mijn advocaat en die zei me dat die gesloten is. Die procedure is al klaar. Mijn advocaat legde me uit dat ik in deze procedure mijn verhaal kan vertellen. En daarmee moet ik de IND ervan overtuigen van de aannemelijkheid ervan wat ik heb meegemaakt.
Ik zei u alleen dat de eerste asielprocedure niet in 2018 maar in 2019 heeft plaatsgevonden.
Ik heb moeite met het onthouden van data. Ik kan mij sowieso heel weinig herinneren of onthouden.
Waarom vindt u het moeilijk om data te onthouden?
Vanwege de situatie waarin ik mij bevind. Dit is een situatie waar niemand zich in wil bevinden. Je snapt dat het heel moeilijk is voor mij he. Ik ben sinds 2019 alleen maar aan het rennen. De hele tijd ben ik maar aan het rennen. Van de ene naar de andere afspraak. Dus ik heb heel veel zorgen aan mijn hoofd.
U zei over de vorige procedure: het grootste gedeelte was verzonnen. Welk gedeelte bedoelt u dan precies?
Aangaande die procedure moet ik u bekennen dat ik mij daar helemaal niets meer van kan herinneren. Ik heb daar niets meer van onthouden. Niets. Het enige waar mijn focus van nu op ligt, is mijn nieuwe procedure.
Maar u heeft in die procedure een gehoor gehad, een voornemen waarop u een zienswijze indiende, toen volgde een besluit, u heeft vervolgens beroep ingesteld, hoe komt het dat u nu zegt dat u helemaal niets meer kunt herinneren?
Dat heb ik aangegeven tijdens het gehoor dat ik heb gehad met jullie. Ik heb toen tegen de hoorambtenaar gezegd dat het grootste gedeelte van toen, in de eerste procedure, verzonnen was. En dat ik mij daarvan nauwelijks meer iets kon herinneren. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat ik het verhaal niet aan den lijve heb ondervonden. In tegenstelling tot wat ik jullie nu aan het vertellen ben. Als jullie mij vragen gaan stellen over mijn huidige asielmotieven, dan zal ik u antwoorden op geven. Want dit is iets wat ik heb meegemaakt. Ik heb dat geleefd. Aan den lijve ondervonden. Dus natuurlijk kan ik daar antwoord op geven, alhoewel ik ook moet zeggen dat ik maar een mens ben. Dus wellicht dat ik niet op alle vragen antwoord kan geven. Ik ben maar een mens.
In het vorige gehoor vroeg mijn collega u: heeft u tijdens de vorige procedure de waarheid verteld? U zei toen: ik heb niet alles verteld. Ik heb over mijn problemen verteld, maar daarbij niet alles verteld. Dat is wat anders dan u mij vandaag verteld, dat het grootste gedeelte verzonnen was.
Hoe zit het nu?
Ik ben ook maar een mens. En geen machine. Ik ben geen robot die me alles kan herinneren. Dat gehoor vond in januari plaats, dat is bijna alweer een jaar geleden. Zo ver zijn we in de tijd. Ondertussen heb ik zoveel meegemaakt. Ik zal misschien een aantal dingen kunnen navertellen. Maar ik zal mij niet alles meer kunnen herinneren. Ik ben toch geen robot?
(…)
15. Verweerder heeft vervolgens, ondanks bovenstaande verklaringen van eiser, in het gehoor meerdere vragen gesteld over de verklaringen uit het eerste gehoor en eiser daarbij meermalen voorgehouden dat deze verklaringen niet stroken met de verklaringen die eiser in de onderhavige procedure heeft afgelegd. De rechtbank stelt vast dat eiser een genoegzame verklaring geeft voor het bestaan van tegenstrijdigheden. Immers, waargebeurde gebeurtenissen zijn gemakkelijker te onthouden dan verzonnen gebeurtenissen. Uit de verklaringen van eiser blijkt bovendien dat hij in het geheel niet is voorbereid op het wederom moeten terughalen van eerder afgelegde verklaringen en hiertoe ook eenvoudigweg niet in staat is. Verweerder moet actief en grondig onderzoeken of eiser internationale bescherming behoeft. De wijze waarop eiser aanvullend is gehoor draagt hier op geen enkele wijze aan bij, maar doet daaraan af. Het betrekken van de eerdere gehoren in het aanvullend gehoor en het betrekken van de geconstateerde tegenstrijdigheden tussen de eerste en de opvolgende procedure, terwijl eiser bij herhaling heeft verklaard dat dat de verklaringen in de eerste procedure verzonnen zijn, is dermate onzorgvuldig dat ook deze vaststelling door de rechtbank een zelfstandige grond is om het bestreden besluit te vernietigen.
Ten onrechte -wederom- geen rekening gehouden met referentiekader eiser
16. De rechtbank heeft in de uitspraak van 30 juli 2021 uiteengezet wat het referentiekader is waarmee verweerder rekening moet houden als hij de verklaringen van eiser beoordeelt om te onderzoeken of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij een homoseksuele geaardheid heeft en, omdat eiser afkomstig is uit Senegal, daarom internationale bescherming behoeft.
17. Verweerder heeft het referentiekader en de hieruit voortvloeiende beperkingen zoals de rechtbank die in de vorige uitspraak heeft benoemd “overgeschreven” in het huidige besluit. Eiser heeft echter terecht aangevoerd dat op geen enkele wijze duidelijk is geworden
dát en hóedit referentiekader betrokken is bij de beoordeling van de verklaringen die eiser heeft afgelegd.
18. De rechtbank onderkent dat de Werkinstructie van verweerder aan de hand waarvan een seksuele geaardheid als asielmotief wordt beoordeeld, niet voorziet in de uitzonderlijke situatie van eiser die vanaf zijn vroege jeugd in misbruikrelaties zijn eerste seksuele ervaringen heeft opgedaan in juist die levensfase waarin hij zijn seksuele identiteit heeft ontdekt en heeft ontwikkeld. Verweerder kan het asielmotief van eiser dus niet uitvragen aan de hand van zijn gebruikelijke vragen en vaste thema’s die hierin aan de orde komen en kan zich evenmin bedienen van een ander “format” waaraan hij houvast heeft bij de beoordeling van verklaringen van een derdelander die niet alleen over een beladen onderwerp en uitzonderlijke omstandigheden moet verklaren maar ook met een beperkt referentiekader kampt. Veelmeer nog maakt het gegeven dat eiser ook nu nog steeds aangeeft de meest langdurige misbruikrelatie als een “normale en fijne relatie” te hebben ervaren waarin hij zich geborgen voelde omdat hij de bejegeningen van de man die met eiser als jong kind gedurende meerdere jaren seksueel contact heeft gehad als “liefde” kwalificeert, de beoordeling van de verklaringen van eiser meer dan gemiddeld complex. Dit ontslaat verweerder echter niet van zijn verplichting om juist vanwege dit belaste verleden van eiser en de daaruit voortvloeiende kwetsbaarheid uiterste zorgvuldigheid te betrachten bij het welwillend onderzoeken van de beschermingsbehoefte die eiser stelt te hebben.
19. Verweerder heeft er niet voor gekozen om een deskundige in te schakelen om eiser (mee) te horen of de verklaringen van eiser op een juiste wijze te kunnen interpreteren en beoordelen, terwijl dit wellicht wel voor de hand had gelegen indien verweerder geen expertise heeft ten aanzien van het horen van slachtoffers van seksueel misbruik. Daargelaten dat eiser, ondanks dat hij dat zelf niet onderkent, slachtoffer is van jarenlang seksueel misbruik, is verweerder ook -wederom- niet in staat gebleken om de beperkte capaciteiten van eiser om adequaat te verklaren te onderkennen en te betrekken bij de beoordeling van de verklaringen die eiser heeft afgelegd.
20. Verweerder heeft er voor gekozen om in deze opvolgende procedures geen FMMU-advies op te vragen. Eiser heeft geen medisch rapport overgelegd. Dat sprake is van medische beperkingen kan dan ook niet worden vastgesteld. In de onderhavige procedure heeft echter wel te gelden dat de (ex-)partner van eiser, die een schriftelijke verklaring heeft afgelegd, bij de eerste behandeling ter zitting is verschenen, gehoord is door verweerder en vervolgens schriftelijk heeft gereageerd op de wijze waarop verweerder zijn verklaringen en zijn optreden als derde heeft geduid, expliciet heeft verklaard over de capaciteiten van eiser om gesprekken te voeren en de inhoud van deze gesprekken te begrijpen.
21. Deze (ex-)partner, die door verweerder is gehoord op 4 januari 2022, heeft hierover het navolgende verklaard:
(…)
Heeft u vragen op dit moment?
Vragen niet. Wel een mededeling.
Ik heb mijn relatie met de heer [achternaam eiser] begin september beëindigd. Dat weet de advocaat ook. Dat was door zijn geestelijke gesteldheid. Ik kon het niet meer aan.
Begin september 20201?
Ja, dat klopt.
Hebben u en [eiser] nog wel contact met elkaar nadien?
Ja, maar wel een stuk minder. Zijn geestelijke gesteldheid, daar valt geen land mee te bezeilen. Zijn advocaat weet dat ook.
Kunt u uitleggen waarom u vorig jaar een punt achter de relatie heeft gezet?
Het is heel simpel, net als uit het interview blijkt. Hij kan moeilijk dingen herinneren. Of herhalen. Ik kan hem bijvoorbeeld simpel uitleggen hoe hij naar het treinstation moet, in moet checken met OV chipkaart en in Nijmegen moet uitchecken. Maar dan halverwege raakt hij de weg kwijt. Dat soort simpele dingen. Ik vermoed zelfs dat hij, mogelijk door zijn geschiedenis, niet helemaal ontwikkeld is tot op het niveau van een volwassene. Als je van je 13e van school bent gegaan, ja daar kan ik me wel wat bij voorstellen.
Het is ook zo, zoals de advocaat benoemt, dat hij PTSS heeft. Ik weet niet of de COA hem echt serieus heeft onderzocht, ik betwijfel het. Ik heb genoeg met het COA inmiddels om beter te weten. Het zal mij niks verbazen, het blijft maar malen en rondjes draaien bij hem, waardoor hij niets kan opslaan.
(…)
U verklaart vandaag dat de relatie met [eiser] sinds september 2021 voorbij is.
In oktober 2021 heb ik [eiser] aanvullend gehoord, maar in dat gehoor hield hij vol dat hij nog een relatie met u had. Hoe verklaart u dat?
Dat is precies wat ik bedoel. Hij kent eigenlijk niemand hier. De mensen die hij kent zijn mensen die hem in het verleden hebben gebruikt. Maar ik ken die mensen niet. Hij zegt zelf dat ik de enige ben die hem goed heeft behandeld.
U verklaart dat u op 24 november 2020 [eiser] via de app [naam app] leerde kennen en dat jullie elkaar een maand later, op 24 december 2020, voor het eerst in het echt gezien hebben. [eiser] heeft verklaard dat jullie slechts een week online contact hadden voor jullie elkaar in het echt hebben ontmoet. Heeft u daar een verklaring voor?
Dat is wat ik bedoel. Hij kan dingen niet meer vatten, opslaan. Het was een goede maand hoor, wat er tussen zat tussen online contact en elkaar live ontmoeten.
(…)
Hebt u nog iets toe te voegen aan hetgeen vandaag is besproken? Of wilt u nog vragen stellen?
Het enige wat ik zou willen toevoegen: [eiser] heeft behoorlijk psychische hulp nodig.
U maakt zich zorgen om zijn situatie begrijp ik?
Behoorlijk.
Heeft u indicaties dat de zorg vanuit GZA niet toereikend is?
Uit ervaring. In het verleden heb ik samengewerkt met GZA, de ervaringen waren niet echt op Nederland niveau om het zo eens te zeggen.
En in het geval van [eiser] ?
Hij heeft me laten horen wat er gebeurt, dat als hij gaat ze zeggen: neem
maar een paracetamol. Ze luisteren niet eens. Ze negeren hem compleet.
(…)
22. Deze (ex-)partner heeft een schriftelijke reactie, gedateerd op 4 februari 2022, gegeven op de wijze waarop verweerder zijn verklaringen in het bestreden besluit “heeft gebruikt” om de afwijzing van de asielaanvraag te motiveren. In deze verklaring is onder meer het navolgende aangegeven:
(…)
2.6
In mijn verklaring heb ik ook heel duidelijk aangegeven dat [eiser] heel veel niet begrijpt. Ik heb dhr [achternaam eiser] heel duidelijk meerdere keren aangegeven dat de relatie over is. En ik heb ook aan de interviewer duidelijk verteld dat naar mijn idee; dhr [achternaam eiser] dit nog steeds niet begrijpt of snapt.
De wijze waarop mijn verklaring wordt neergezet is behoorlijk suggestief en gemanipuleerd.
(…)
En het is juist door dhr [achternaam eiser] ,zijn beperkte kennis van het frans en engels en nederlands
duurden die gesprekken lang omdat het heel veel moeite kostte om hem dingen uit te leggen (…). En ook hier wordt dhr [achternaam eiser] zíjn geestelijke gesteldheid volledig buiten beschouwing gelaten.
2..12 Ook bij dit punt wordt mijn yerklaring gemanipuleerd tegen mij en dhr [achternaam eiser] . Ik heb in mijn interview duidelijk aangegeven dat dhr [achternaam eiser] uitgebreid heeft verteld over zijn
gevoelens. Dat hij het fijn vindt om met een man samen te zijn en een band op te bouwen
zodoende ook zijn intieme dingen te kunnen vertellen en het gevoel van liefde genegenheid en warmte kan hebben. En ja, hij heeft ook duidelijk aangegeven niks met vrouwen te
hebben.
Daarbij vindt ik het wel erg gemakkelijk om “te vergeten” wat ik heel duidelijk heb gemeld in mijn interview over dhr [achternaam eiser] zijn geestelijke gezondheid situatie dat sjtuatie gebeurtenissen gesprekken bij hem niet worden opgeslagen in zijn geheugen en dat hij praktisch alles vergeet wat met het korte termijn geheugen te maken heeft.
(…)
23. Verweerder kan, gelet op de professionaliteit en kwaliteit van zijn hoormedewerkers en beslismedewerkers, op grond van de gehoorverslagen van eiser en op grond van de verklaring en brief van de (ex-)partner niet ontgaan zijn dat hieruit een indruk volgt van de beperkte (verstandelijke) vermogens van eiser om basale vragen te begrijpen en te beantwoorden. De rechtbank heeft om dit duidelijk te maken bovendien in de voorgaande uitspraak een deel van de verklaringen van eiser geciteerd. Verweerder dient hier alert op te zijn, ook in het geval er geen er door eiser geen deskundigenberichten van bijvoorbeeld intelligentietesten worden overgelegd. Verweerder heeft dit enerzijds erkend door aan te geven dat vragen in de gehoren zijn herhaald en zijn “versimpeld”. Verweerder heeft er evenwel geen blijk van gegeven de verklaringen die eiser heeft afgelegd te beoordelen tegen deze achtergrond. De toelichting ter zitting door verweerder dat uit het gehoor niet blijkt van beperkingen volgt de rechtbank dan ook niet. Het enkele gegeven dat er op elke vraag van de hoormedewerker (uiteindelijk) “een antwoord’ volgt brengt niet zonder meer mee dat de vragen zijn begrepen en adequaat zijn beantwoord. Verweerder heeft zijn besluit op dit punt ook niet in lijn met de uitspraak van de rechtbank genomen en gemotiveerd.
24. Het referentiekader van een verzoeker om internationale bescherming kan ook beperkingen om adequaat te kunnen verklaren met zich brengen. De vaststelling dat niet blijkt van medische beperkingen volstaat dus niet om integraal van de verklaringen van eiser uit te mogen gaan. Deze beperkingen die voortvloeien uit het referentiekader moeten op vergelijkbare wijze worden betrokken bij het horen en bij het beoordelen van de afgelegde verklaringen en vergt méér dan het enkele benoemen van de beperkingen.
25. De rechtbank heeft in de voorgaande uitspraak uitgebreid gemotiveerd wat het referentiekader van eiser is en dat dit -kenbaar- dient te worden betrokken bij het nieuw te nemen besluit. Verweerder heeft eiser weliswaar aanvullend gehoord en ook ingevolge de uitspraak van de rechtbank de (inmiddels ex) partner van eiser gehoord, maar heeft niet voldaan aan de opdracht van de rechtbank. De vaststelling dat verweerder niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank om het referentiekader van eiser, zoals uiteengezet in de uitspraak van 30 juli 2021, kenbaar te betrekken bij de beoordeling of eiser zijn homoseksuele geaardheid aannemelijk heeft gemaakt is een zelfstandige grond om het bestreden besluit te vernietigen.
Ten onrechte verklaringen (ex-)partner niet geduid als steunbewijs
26. In de Werkinstructie die het toetsingskader voor het beoordelen van een seksuele geaardheid als asielmotief uiteenzet is beschreven dat aanleiding kan bestaan om een partner te horen. De (ex-)partner van eiser, die reeds een schriftelijke verklaring had opgesteld en ook is verschenen bij de eerste behandeling ter zitting, is gehoord op 4 januari 2022. De rechtbank overweegt dat verweerder hiermee invulling geeft aan zijn samenwerkingsplicht.
Verweerder dient te onderzoeken of eiser zijn homoseksuele geaardheid met zijn eigen verklaringen aannemelijk weet te maken en of, indien hij daarin volgens verweerder niet slaagt, er steunbewijs is voor deze verklaringen. De Werkinstructie benoemt de mogelijkheid van het horen van een gestelde partner van de derdelander. Verweerder hoeft het aanbod van deze partner om verklaringen af te leggen en dergelijke afgelegde verklaringen niet voetstoots als geloofwaardig en dus als steunbewijs aan te merken. Deze derde hoeft zijn eigen geaardheid echter niet ten overstaan van verweerder aannemelijk te maken. In het onderhavige procedure blijkt door de wijze waarop verweerder deze partner heeft gehoord en zijn verklaringen heeft betrokken van een aanzienlijk wantrouwen jegens de partner en diens beweegredenen om een verklaring af te leggen.
27. In het gehoor zijn onder meer de navolgende vragen gesteld en is het navolgende vastgelegd in het verslag hiervan:
(…)
De rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, heeft op 13 juli 2021 dit besluit vernietigd.
Daarbij heeft de rechtbank de IND opgedragen om indien de hernieuwde beoordeling niet reeds tot een inwilliging leidt, de gestelde partner van eiser te horen.
In dat verband vindt vandaag dit gesprek met de heer [achternaam] plaats.
Hem zullen vragen worden gesteld over zijn relatie met de heer [achternaam eiser] .
Ik heb voor aanvang van het gehoor aan de heer [achternaam] uitgelegd dat in dit gehoor nadere vragen zullen worden gesteld over zijn relatie met [eiser] .
(…)
In welke taal communiceerde u met [eiser] ?
Basaal Frans. Zijn Frans is niet C-niveau. Dus heel basaal. Ik probeer echt in
hele simpele taal te communiceren.
En communiceert u zowel schriftelijk als mondeling met hem in die taal?
Ja, ik heb dat allebei gedaan.
[eiser] verklaarde eerder: Ik kan niet in het Nederlands schrijven. Dus ik schrijf
niet met hem. Kunt u dat uitleggen?
(…)
U verklaart vandaag dat de relatie met [eiser] sinds september 2021 voorbij is.
In oktober 2021 heb ik [eiser] aanvullend gehoord, maar in dat gehoor hield hij vol dat hij nog een relatie met u had. Hoe verklaart u dat?
(…)
U verklaart dat u op 24 november 2020 [eiser] via de app [naam app] leerde kennen en dat jullie elkaar een maand later, op 24 december 2020, voor het eerst in het echt gezien hebben. [eiser] heeft verklaard dat jullie slechts een week online contact hadden voor jullie elkaar in het echt hebben ontmoet. Heeft u
daar een verklaring voor?
(…)
U heeft een uitgebreide brief geschreven ten behoeve van [eiser] . Schrijft u vaker verklaringen ten behoeven van asielzoekers voor de IND?
Ja. Als ik ze goed ken, ja.
Ik zie dat u ook brieven heeft geschreven aan de IND in juni en augustus 2021 voor twee andere asielzoekers. Wat mij opvalt is dat die brieven vrijwel identiek zijn qua inhoud als de brief die u schreef voor [eiser] . Hoe verklaart u dat?
In welke opzichten?
Dat de brieven op elkaar lijken qua inhoud?
Ik vind niet dat er veel verschil is, qua iemands geaardheid, gerichtheid. Ik ben daarin heel feitelijk.
Heeft u tijdens uw relatie met [eiser] ook nog met andere mannen gedatet of romantisch contact gehad?
Wel gesproken, niet gedatet.
Wat moet ik me voorstellen van jullie communicatie in het Frans? Was dat met
handen en voeten?
Ja, met handen en voeten en met behulp van Google Translate.
(…)
Wat weet u van de positie van de vader op dit moment?
Ik weet niet of de vader nog leeft of niet.
Nou wacht even… van wat ik me goed herinner, de vader zou dood moeten
zijn.
[eiser] heeft de IND inderdaad verteld dat zijn vader niet meer leeft. Weet u
onder welke omstandigheden hij is gestorven?
(…)
28. Verweerder heeft meerdere vragen gesteld over tegenstrijdigheden die hij heeft vastgesteld tussen de verklaringen van eiser en de geschreven verklaring van deze derde.
In het voornemen en besluit is gewezen op al deze tegenstrijdigheden en gemotiveerd dat deze betrokken worden bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Tevens is in het besluit het navolgende overwogen:
(…)
2.17
Ten aanzien van de brief van [achternaam] , d.d. 5 januari 2021, wordt nog het volgende opgemerkt. In de eerdere zienswijze kwalificeert betrokkene deze brief als een ´uitvoerige, gedetailleerde en zeer persoonlijke verklaring´ van de gestelde partner, en daarmee ´wel degelijk als steunbewijs´.
Dezerzijds wordt die kwalificatie betwist. In 2021 heeft [achternaam] ook steunverklaringen ingebracht voor andere asielzoekers. De brieven die hij op 8 juni 2021 en 6 augustus 2021 in andere asielzaken heeft aangevoerd, tonen inhoudelijk dermate veel overeenkomsten dat objectief niet gesteld kan worden dat zijn brief van 5 januari 2021 gedetailleerd en zeer persoonlijk is.
[achternaam] is hier in het gehoor op 4 januari 2021 mee geconfronteerd en voert aan dat hij zelf niet veel verschil zag in iemands geaardheid. Die verklaring overtuigt niet van een oprechte inspanning om de geloofwaardigheid van zijn gestelde relatie geloofwaardig voor het voetlicht te brengen.
De werkwijze van [achternaam] roept de gedachte op alsof hij voor het schrijven van steunverklaringen een inhoudelijk standaardsjabloon gebruikt en dat slechts op enkele punten personaliseert. Dit maakt dat aan de inhoud van de brief slechts beperkt positief gewicht wordt toegekend.
(…)
29. Deze derde heeft echter ook het navolgende verklaard:
(…)
U woont in [woonplaats] , [eiser] in [woonplaats] . Dat is nogal een eind uit elkaar. Hoe gaven jullie invulling aan jullie relatie met deze afstand?
Ik hielp hem met treinkaartjes. Hij kwam bij mij. Een aantal dagen. Hij hielp mij ook hier in en om het huis.
Hoe vaak verbleven jullie ongeveer samen?
Meer dan vijf keer zijn we samen geweest. Opmerking rapporteur: meneer denkt na.
Tussen zeven en tien keer is hij bij mij geweest. Hij bleef altijd een aantal dagen, hij kwam dus nooit om op dezelfde dag weer weg te gaan.
Hoe zou u uw relatie met [eiser] omschrijven?
Eerst vriendschappelijk, toen werd het liefde, en van daaruit werd het steeds meer oudere-jongere broer achtig iets.
En altijd met seks ertussen.
(…)
Terugkijkend op uw liefdesrelatie met [eiser] : Kunt u uw gevoelens voor [eiser]
onder woorden brengen?
Hij is een hele lieve aardige ietwat verlegen jongen. Hij helpt je zonder dat je erom hoeft te vragen. Bij mij deed hij dat. En ja, wat nog meer. Ja, hij besteedde veel aandacht aan me.
Heeft [eiser] u wel eens over zijn eerdere relaties in Nederland verteld?
Hij heeft me wel eens verteld dat hij een vriend had in [woonplaats] . Maar ik heb nooit goed kunnen begrijpen of dat een relatie was of een sekscontact.
Heeft u zelf voor de relatie met [eiser] andere relaties gehad?
Ik ben zelfs gescheiden van mijn eerste man. Ik denk dat dat wel telt.
Hoeveel relaties heeft u gehad voor de relatie met [eiser] ?
Moet ik alles tellen sinds mijn 16 e ?
Uw serieuze relaties bedoel ik.
Opmerking rapporteur: meneer denkt na.
Het zijn er elf geweest.
Als u terugkijkt op uw relatie met [eiser] , wat vond u dan de mooiste of meest dierbare momenten samen met [eiser] ?
De weinige momenten dat ik een glimlach op zijn gezicht kon zien. Dan straalde hij helemaal. Als hij kookte soms. Dan had hij soms een anekdote over zijn land. Of als het er goed en lekker uitzag, dan zag je hem helemaal opleven.
Kunt u zich nog zo’n anekdote herinneren die hij spontaan vertelde?
Hij was visser dus vertelde vaak over zijn leven als visser. Dat komt aardig overeen met mijn achtergrond, op Curaçao doen ze dat ook. Dus dat is voor mij herkenbaar.
Los van zijn persoonlijke problemen, heeft [eiser] eigenschappen, trekjes of gewoonten die u grappig of opmerkelijk vindt?
Beetje geobsedeerd door kettingen. Voor hun is het symbool. Eén of twee, het liefst had hij er nog meer maar dat gaat niet.
En ook heel erg bezig met sport en fit blijven. Dus echt fysiek bezig zijn.
(…)
U schrijft in uw brief: Daarnaast heeft [eiser] mij heel duidelijk en helder zijn gevoelens en zelfacceptatie proces vertelt van zijn homosexualiteit. Kunt u mij vertellen wat hij u daarover verteld heeft?
Dat was in chatsessies en ook toen we elkaar live hebben ontmoet. Dat hij niks met vrouwen had. Hij voelde zich niet aangetrokken tot vrouwen. Noch in seksuele zin, noch in andere zin. Dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen, dat hij zich prettig voelde daarbij. En ook het stuk wat hij met die Fransoos had, dat hij zich toen veilig en geborgen voelde. En begrepen.
En heeft hij u ooit verteld hoe hij erachter is gekomen dat hij enkel op mannen
valt?
Ja, dat heb ik hem gevraagd. Dat hij stiekem naar vrienden keek in zijn jeugd. Dat hij vanuit groepsdruk meisjes bekeek. Hij vond daarbij eigenlijk nooit echt dat er een wereld voor hem openging. Ze namen hem mee naar plekken om vrouwen te versieren. Het gaat altijd een beetje verscholen, in het geheim vanwege de islam. Maar hij ging nooit naar de vrouwenkant om het zo te zeggen.
(…)
30. Verweerder heeft deze derde, naar het oordeel van de rechtbank, gehoord en zijn verklaringen beoordeeld op een zodanige manier dat het voorkomt dat de partner als “verdachte” lijkt te zijn aangemerkt in plaats van als een derde wiens verklaringen dienen te worden betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling omdat deze wellicht steunbewijs opleveren. De wijze waarop deze derde is gehoord en zijn verklaringen vervolgens zijn beoordeeld doen afbreuk aan de taak van verweerder om welwillend te onderzoeken en te beoordelen of aan eiser bescherming moet worden geboden. De rechtbank begrijpt dat verweerder opmerkt dat het opvallend is dat deze derde in meerdere asielprocedures verklaringen aflegt ten behoeve van het ondersteunen van asielrelazen waaraan een homoseksuele geaardheid ten grondslag is gelegd en deze derde verklaart met meerdere verzoekers een homoseksuele relatie te hebben gehad. De gedragingen van deze derde, zowel het kennelijk aangaan van relaties met derdelanders terwijl die zich nog in de asielprocedure bevinden, als het in grotendeels gelijkluidende bewoordingen verklaren dat de deze derdelanders een (óók) homoseksuele geaardheid hebben, liggen echter niet ter toetsing voor en dienen ook niet van een morele kwalificatie te worden voorzien. Ter zitting heeft de rechtbank voorgehouden dat de overwegingen van verweerder over deze derde bijzonder suggestief zijn, hieraan in het besluit weliswaar niet -kenbaar- expliciet gevolgen worden verbonden, maar het de rechtbank voorkomt dat de gedragingen van deze derde en zijn verklaringen de geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaringen van eiser in sterke mate heeft beïnvloed. Verweerder heeft miskend dat de ten behoeve van de vorige uitspraak overgelegde schriftelijke verklaring van deze derde, zijn aanwezigheid bij de behandeling ter zitting, het aanbod zich te laten horen en zijn schriftelijke reactie op de wijze waarop verweerder hem heeft bejegend en zijn verklaringen heeft geduid, aanzienlijk steunbewijs opleveren voor de verklaringen van eiser dat hij een homoseksuele geaardheid heeft. Tevens heeft verweerder geen enkele rekenschap gegeven van de verklaringen van deze derde over zijn indruk over het begripsniveau van eiser. Verweerder heeft ook in dit opzicht niet voldaan aan de uitspraak van de rechtbank van 30 juli 2021 en ook deze vaststelling is op zichzelf reden om het bestreden besluit te vernietigen.
31. Verweerder moet welwillend de beschermingsbehoefte onderzoeken en dus ook welwillend onderzoeken of uit verklaringen van derden steunbewijs blijkt. Dit geldt temeer indien het referentiekader meebrengt dat iemand minder dan gemiddeld kan verklaren ofwel vanwege beperkingen ofwel vanwege omstandigheden van het geval. De kern van de verklaring van de (ex-)partner is diens eigen homoseksuele geaardheid en de homoseksuele relatie die hij met eiser heeft gehad. Verweerder heeft er in het besluit, door te focussen op de verschillen in de verklaringen van eiser en de verklaringen van deze derde, onvoldoende blijk van gegeven dit te erkennen en de verklaring dus ten onrechte niet als steunbewijs aangemerkt. Dat deze derde ook ten behoeve van andere asielzoekers verklaringen heeft afgelegd brengt niet mee dat deze derde in strijd met de waarheid heeft verklaard. In het besluit is opgemerkt dat aan deze verklaring “slechts beperkt positief gewicht wordt toegekend”. Zoals ter zitting is besproken, blijkt dit niet uit het besluit en is niet kenbaar dat aan de schriftelijke en mondelinge verklaringen enig positief gewicht is toegekend. Het lijkt er veeleer op dat het wantrouwen jegens deze derde de geloofwaardigheidsbeoordeling van het relaas van eiser in negatieve zin heeft beïnvloed.
32. Het bovenstaande geldt ook voor de schriftelijke verklaring van dhr. S. Kortekaas, voorzitter van LGBT Asylum Support. Ook ten aanzien van deze verklaring heeft verweerder volstaan met het overwegen dat degene waarvan eiser stelt dat hij hiermee een relatie had op het moment van de gesprekken met Kortekaas, door Kortekaas als “maatje” van eiser wordt omschreven en niet als “liefdesrelatie” en eiser en Kortekaas dus tegenstrijdig verklaren. Verweerder miskent dat uit de brief van Kortekaas blijkt dat eiser contact heeft gezocht met LGBT Asylum Support en dat er gesprekken hebben plaatsgevonden. Verweerder heeft deze feiten ten onrechte niet als steunbewijs gekwalificeerd.
33. Eiser heeft voorts verklaard littekens te hebben en dat deze zien op de kern van zijn relaas, te weten dat hij slachtoffer is geworden van geweld dat jegens hem is uitgeoefend vanwege zijn geaardheid. Eiser voert aan dat verweerder een FMO had moeten starten om te bezien of er medisch steunbewijs voor zijn verklaringen is.
Verweerder heeft volstaan met -kort gezegd- het overwegen dat eiser niet eenduidig heeft verklaard over wie met welk voorwerp welke littekens heeft veroorzaakt en dat de verklaringen die hij hierover in deze procedure heeft afgelegd niet overeenkomen met de verklaringen die eiser hierover in de eerste procedure heeft afgelegd. Ter zitting heeft verweerder op vragen van de rechtbank nader toegelicht dat uit een FMO de toedracht van het ontstaan, en dus het asielrelaas, niet kan blijken en dus geen steunbewijs kan vormen. De rechtbank overweegt dat bovenstaande overwegingen een miskenning zijn van de aard, strekking en waarde van forensisch medisch steunbewijs in de asielprocedure. De beroepsgrond van eiser dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij zich niet op grond van artikel 18 Procedurerichtlijn gehouden zag een FMO te starten slaagt ook.
De rechtbank verwijst hiervoor tevens naar de uitspraken van de rechtbank, deze zittingsplaats van 25 maart 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:2662) en 15 juli 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:6543).
Zelf voorzien door de rechtbank
34. De rechtbank heeft na behandeling van het beroep bij wijze van voorlopig oordeel aangegeven dat het beroep gegrond zal worden verklaard en heeft daarbij de bovenstaande overwegingen op hoofdlijnen als motivatie gegeven. Na aanleiding van het voorlopig oordeel is besproken dat het verweerder vanzelfsprekend vrij staat om voordat uitspraak wordt gedaan het bestreden besluit in te trekken en reeds tot inwilliging van de aanvraag over te gaan voordat de rechtbank uitspraak doet.
De rechtbank doet thans eerder dan aangekondigd uitspraak om zodoende eerder een einde te maken aan de onzekerheid van eiser over verblijfsaanvaarding.
35. De rechtbank heeft kennis genomen van de uitspraak van de Afdeling van 24 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:895) waarbij de Afdeling het zelf voorzien door de rechtbank, zittingsplaats Haarlem, en het verweerder opdragen een vergunning te verlenen heeft geaccordeerd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de onderliggende uitspraak die door de Afdeling is bevestigd en van de motivering die de rechtbank daarvoor heeft gegeven en door de Afdeling toereikend is bevonden om zelf te voorzien in de zaak.
36. De rechtbank overweegt dat verweerder thans wel drie besluiten op de asielaanvraag van eiser heeft genomen maar dat aan enkel het tweede en onderhavige bestreden besluit de seksuele geaardheid van eiser ter beoordeling heeft gestaan. Verweerder is niet in hoger beroep gegaan van de -uitgebreid gemotiveerde- uitspraak van de rechtbank van 30 juli 2021. Hiermee staan die overwegingen in rechte vast en dient verweerder aan de opdracht van de rechtbank te voldoen om met inachtneming van die uitspraak opnieuw te beslissen. Het staat verweerder dus niet vrij om een geheel nieuwe motivering aan zijn afwijzende besluit te grondslag te leggen en in die zin komt aan verweerder dus geen volledige beoordelingsruimte toe. In de onderhavige procedure staat ter toetsing voor of verweerder aan de opdracht van de rechtbank heeft voldaan. De rechtbank is beter dan verweerder in staat om te beoordelen of het besluit van verweerder voldoet aan de eerdere uitspraak van de rechtbank.
37. De vreemdelingenrechter heeft op grond van de Algemene wet bestuursrecht, net als andere bestuursrechters, de plicht en dus ook de bevoegdheid een geschil zoveel mogelijk finaal te beslechten. Ook uit het Unierecht en de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt de bevoegdheid om zelf te voorzien in procedures als de onderhavige waarin geen uitvoering wordt gegeven aan een eerdere uitspraak van de rechter. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraken van de rechtbank, deze zittingsplaats, van 15 maart 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:2376) en 22 maart 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:3941).
38. In de onderhavige procedure heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft ter zitting benoemd dat verweerder zich genoegzaam heeft ingespannen om eiser zorgvuldig te horen, een zorgvuldig besluit te nemen en ook heeft gepoogd dit besluit deugdelijk te motiveren.
39. De rechtbank kan echter niet anders dan vaststellen dat verweerder eenvoudigweg niet in staat is om het referentiekader van eiser te doorgronden en daadwerkelijk te betrekken bij het horen en het beoordelen van de verklaringen van eiser.
40. Eiser heeft bovendien verklaard “last te hebben” van de langdurige onzekerheid over verblijfsaanvaarding.
41. Gelet op het tijdsverloop sinds de inreis van eiser in Nederland, de vaststelling dat verweerder tot tweemaal toe niet in staat is gebleken het referentiekader van eiser adequaat te betrekken bij zijn beslissing en gelet op de bovenstaande motivering, zal de rechtbank niet volstaan met het wederom gegrond verklaren van het beroep, maar zelf voorzien in de zaak door te bepalen dat verweerder aan eiser een verblijfsvergunning moet verlenen. Verweerder heeft eiser reeds aanvullend gehoord en heeft de (ex-)partner van eiser reeds gehoord. Verweerder dient uitvoering te geven aan de eerdere uitspraak van de rechtbank. In deze uitspraak heeft de rechtbank gemotiveerd waarom de nieuwe beoordeling van verweerder van de asielaanvraag niet deugt. Indien de rechtbank volstaat met het gegrond verklaren van het beroep dient verweerder aan beide uitspraken uitvoering te geven. De rechtbank vermag niet in te zien dat gelet op de verklaringen die eiser heeft afgelegd, het door de rechtbank benoemde referentiekader, het steunbewijs voor deze verklaringen, de reeds in rechte vaststaande motiveringen van de rechtbank en de onderhavige uitspraak tot een hernieuwde afwijzing kan komen. Verweerder thans opdragen opnieuw te beslissen heeft dus enkel tijdsverloop tot gevolg, waarbij te gelden heeft dat eiser geen effectief rechtsmiddel heeft om tijdige besluitvorming af te dwingen ook indien de rechtbank een termijn zou stellen voor het nader te nemen besluit.
42. De rechtbank zal bepalen dat de ingangsdatum van de te verlenen asielvergunning de datum van de eerste asielaanvraag van eiser in Nederland is. Omdat eiser zijn seksuele geaardheid aan zijn asielaanvraag ten grondslag legt en deze aanvraag dient te worden ingewilligd, is niet relevant dat eiser dit asielmotief niet in de eerste aanvraag heeft benoemd. De seksuele geaardheid van eiser is immers niet eerst ontstaan bij de datum van de tweede asielaanvraag en aan eiser mag niet worden tegengeworpen dat hij niet eerder over zijn geaardheid heeft verklaard. De wet voorziet niet in mogelijkheden een eerdere ingangsdatum voor vergunningverlening te benoemen dan de datum van de asielaanvraag. Verweerder dient derhalve een verblijfsrecht toe te kennen met ingang van 13 maart 2019, zijnde de datum van het eerste verzoek om internationale bescherming door eiser. De rechtbank verwijst hierbij tevens naar de uitspraak van de rechtbank, deze zittingsplaats, van 4 februari 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:904) die door de Afdeling is bevestigd met een zogenoemde “artikel 91.2 Vw-motivering”.
43. Het beroep is dus gegrond en de rechtbank voorziet zelf in de zaak. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
44. Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om eiser binnen twee weken na heden in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd met ingang van 13 maart 2019;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats van het vernietigde besluit treedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr.E.C.M. Boerboom, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 19 april 2022
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.