2.17Ten aanzien van de brief van [achternaam] , d.d. 5 januari 2021, wordt nog het volgende opgemerkt. In de eerdere zienswijze kwalificeert betrokkene deze brief als een ´uitvoerige, gedetailleerde en zeer persoonlijke verklaring´ van de gestelde partner, en daarmee ´wel degelijk als steunbewijs´.
Dezerzijds wordt die kwalificatie betwist. In 2021 heeft [achternaam] ook steunverklaringen ingebracht voor andere asielzoekers. De brieven die hij op 8 juni 2021 en 6 augustus 2021 in andere asielzaken heeft aangevoerd, tonen inhoudelijk dermate veel overeenkomsten dat objectief niet gesteld kan worden dat zijn brief van 5 januari 2021 gedetailleerd en zeer persoonlijk is.
[achternaam] is hier in het gehoor op 4 januari 2021 mee geconfronteerd en voert aan dat hij zelf niet veel verschil zag in iemands geaardheid. Die verklaring overtuigt niet van een oprechte inspanning om de geloofwaardigheid van zijn gestelde relatie geloofwaardig voor het voetlicht te brengen.
De werkwijze van [achternaam] roept de gedachte op alsof hij voor het schrijven van steunverklaringen een inhoudelijk standaardsjabloon gebruikt en dat slechts op enkele punten personaliseert. Dit maakt dat aan de inhoud van de brief slechts beperkt positief gewicht wordt toegekend.
(…)
29. Deze derde heeft echter ook het navolgende verklaard:
(…)
U woont in [woonplaats] , [eiser] in [woonplaats] . Dat is nogal een eind uit elkaar. Hoe gaven jullie invulling aan jullie relatie met deze afstand?
Ik hielp hem met treinkaartjes. Hij kwam bij mij. Een aantal dagen. Hij hielp mij ook hier in en om het huis.
Hoe vaak verbleven jullie ongeveer samen?
Meer dan vijf keer zijn we samen geweest. Opmerking rapporteur: meneer denkt na.
Tussen zeven en tien keer is hij bij mij geweest. Hij bleef altijd een aantal dagen, hij kwam dus nooit om op dezelfde dag weer weg te gaan.
Hoe zou u uw relatie met [eiser] omschrijven?
Eerst vriendschappelijk, toen werd het liefde, en van daaruit werd het steeds meer oudere-jongere broer achtig iets.
En altijd met seks ertussen.
(…)
Terugkijkend op uw liefdesrelatie met [eiser] : Kunt u uw gevoelens voor [eiser]
onder woorden brengen?
Hij is een hele lieve aardige ietwat verlegen jongen. Hij helpt je zonder dat je erom hoeft te vragen. Bij mij deed hij dat. En ja, wat nog meer. Ja, hij besteedde veel aandacht aan me.
Heeft [eiser] u wel eens over zijn eerdere relaties in Nederland verteld?
Hij heeft me wel eens verteld dat hij een vriend had in [woonplaats] . Maar ik heb nooit goed kunnen begrijpen of dat een relatie was of een sekscontact.
Heeft u zelf voor de relatie met [eiser] andere relaties gehad?
Ik ben zelfs gescheiden van mijn eerste man. Ik denk dat dat wel telt.
Hoeveel relaties heeft u gehad voor de relatie met [eiser] ?
Moet ik alles tellen sinds mijn 16 e ?
Uw serieuze relaties bedoel ik.
Opmerking rapporteur: meneer denkt na.
Het zijn er elf geweest.
Als u terugkijkt op uw relatie met [eiser] , wat vond u dan de mooiste of meest dierbare momenten samen met [eiser] ?
De weinige momenten dat ik een glimlach op zijn gezicht kon zien. Dan straalde hij helemaal. Als hij kookte soms. Dan had hij soms een anekdote over zijn land. Of als het er goed en lekker uitzag, dan zag je hem helemaal opleven.
Kunt u zich nog zo’n anekdote herinneren die hij spontaan vertelde?
Hij was visser dus vertelde vaak over zijn leven als visser. Dat komt aardig overeen met mijn achtergrond, op Curaçao doen ze dat ook. Dus dat is voor mij herkenbaar.
Los van zijn persoonlijke problemen, heeft [eiser] eigenschappen, trekjes of gewoonten die u grappig of opmerkelijk vindt?
Beetje geobsedeerd door kettingen. Voor hun is het symbool. Eén of twee, het liefst had hij er nog meer maar dat gaat niet.
En ook heel erg bezig met sport en fit blijven. Dus echt fysiek bezig zijn.
(…)
U schrijft in uw brief: Daarnaast heeft [eiser] mij heel duidelijk en helder zijn gevoelens en zelfacceptatie proces vertelt van zijn homosexualiteit. Kunt u mij vertellen wat hij u daarover verteld heeft?
Dat was in chatsessies en ook toen we elkaar live hebben ontmoet. Dat hij niks met vrouwen had. Hij voelde zich niet aangetrokken tot vrouwen. Noch in seksuele zin, noch in andere zin. Dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen, dat hij zich prettig voelde daarbij. En ook het stuk wat hij met die Fransoos had, dat hij zich toen veilig en geborgen voelde. En begrepen.
En heeft hij u ooit verteld hoe hij erachter is gekomen dat hij enkel op mannen
valt?
Ja, dat heb ik hem gevraagd. Dat hij stiekem naar vrienden keek in zijn jeugd. Dat hij vanuit groepsdruk meisjes bekeek. Hij vond daarbij eigenlijk nooit echt dat er een wereld voor hem openging. Ze namen hem mee naar plekken om vrouwen te versieren. Het gaat altijd een beetje verscholen, in het geheim vanwege de islam. Maar hij ging nooit naar de vrouwenkant om het zo te zeggen.
(…)
30. Verweerder heeft deze derde, naar het oordeel van de rechtbank, gehoord en zijn verklaringen beoordeeld op een zodanige manier dat het voorkomt dat de partner als “verdachte” lijkt te zijn aangemerkt in plaats van als een derde wiens verklaringen dienen te worden betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling omdat deze wellicht steunbewijs opleveren. De wijze waarop deze derde is gehoord en zijn verklaringen vervolgens zijn beoordeeld doen afbreuk aan de taak van verweerder om welwillend te onderzoeken en te beoordelen of aan eiser bescherming moet worden geboden. De rechtbank begrijpt dat verweerder opmerkt dat het opvallend is dat deze derde in meerdere asielprocedures verklaringen aflegt ten behoeve van het ondersteunen van asielrelazen waaraan een homoseksuele geaardheid ten grondslag is gelegd en deze derde verklaart met meerdere verzoekers een homoseksuele relatie te hebben gehad. De gedragingen van deze derde, zowel het kennelijk aangaan van relaties met derdelanders terwijl die zich nog in de asielprocedure bevinden, als het in grotendeels gelijkluidende bewoordingen verklaren dat de deze derdelanders een (óók) homoseksuele geaardheid hebben, liggen echter niet ter toetsing voor en dienen ook niet van een morele kwalificatie te worden voorzien. Ter zitting heeft de rechtbank voorgehouden dat de overwegingen van verweerder over deze derde bijzonder suggestief zijn, hieraan in het besluit weliswaar niet -kenbaar- expliciet gevolgen worden verbonden, maar het de rechtbank voorkomt dat de gedragingen van deze derde en zijn verklaringen de geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaringen van eiser in sterke mate heeft beïnvloed. Verweerder heeft miskend dat de ten behoeve van de vorige uitspraak overgelegde schriftelijke verklaring van deze derde, zijn aanwezigheid bij de behandeling ter zitting, het aanbod zich te laten horen en zijn schriftelijke reactie op de wijze waarop verweerder hem heeft bejegend en zijn verklaringen heeft geduid, aanzienlijk steunbewijs opleveren voor de verklaringen van eiser dat hij een homoseksuele geaardheid heeft. Tevens heeft verweerder geen enkele rekenschap gegeven van de verklaringen van deze derde over zijn indruk over het begripsniveau van eiser. Verweerder heeft ook in dit opzicht niet voldaan aan de uitspraak van de rechtbank van 30 juli 2021 en ook deze vaststelling is op zichzelf reden om het bestreden besluit te vernietigen.
31. Verweerder moet welwillend de beschermingsbehoefte onderzoeken en dus ook welwillend onderzoeken of uit verklaringen van derden steunbewijs blijkt. Dit geldt temeer indien het referentiekader meebrengt dat iemand minder dan gemiddeld kan verklaren ofwel vanwege beperkingen ofwel vanwege omstandigheden van het geval. De kern van de verklaring van de (ex-)partner is diens eigen homoseksuele geaardheid en de homoseksuele relatie die hij met eiser heeft gehad. Verweerder heeft er in het besluit, door te focussen op de verschillen in de verklaringen van eiser en de verklaringen van deze derde, onvoldoende blijk van gegeven dit te erkennen en de verklaring dus ten onrechte niet als steunbewijs aangemerkt. Dat deze derde ook ten behoeve van andere asielzoekers verklaringen heeft afgelegd brengt niet mee dat deze derde in strijd met de waarheid heeft verklaard. In het besluit is opgemerkt dat aan deze verklaring “slechts beperkt positief gewicht wordt toegekend”. Zoals ter zitting is besproken, blijkt dit niet uit het besluit en is niet kenbaar dat aan de schriftelijke en mondelinge verklaringen enig positief gewicht is toegekend. Het lijkt er veeleer op dat het wantrouwen jegens deze derde de geloofwaardigheidsbeoordeling van het relaas van eiser in negatieve zin heeft beïnvloed.
32. Het bovenstaande geldt ook voor de schriftelijke verklaring van dhr. S. Kortekaas, voorzitter van LGBT Asylum Support. Ook ten aanzien van deze verklaring heeft verweerder volstaan met het overwegen dat degene waarvan eiser stelt dat hij hiermee een relatie had op het moment van de gesprekken met Kortekaas, door Kortekaas als “maatje” van eiser wordt omschreven en niet als “liefdesrelatie” en eiser en Kortekaas dus tegenstrijdig verklaren. Verweerder miskent dat uit de brief van Kortekaas blijkt dat eiser contact heeft gezocht met LGBT Asylum Support en dat er gesprekken hebben plaatsgevonden. Verweerder heeft deze feiten ten onrechte niet als steunbewijs gekwalificeerd.
33. Eiser heeft voorts verklaard littekens te hebben en dat deze zien op de kern van zijn relaas, te weten dat hij slachtoffer is geworden van geweld dat jegens hem is uitgeoefend vanwege zijn geaardheid. Eiser voert aan dat verweerder een FMO had moeten starten om te bezien of er medisch steunbewijs voor zijn verklaringen is.
Verweerder heeft volstaan met -kort gezegd- het overwegen dat eiser niet eenduidig heeft verklaard over wie met welk voorwerp welke littekens heeft veroorzaakt en dat de verklaringen die hij hierover in deze procedure heeft afgelegd niet overeenkomen met de verklaringen die eiser hierover in de eerste procedure heeft afgelegd. Ter zitting heeft verweerder op vragen van de rechtbank nader toegelicht dat uit een FMO de toedracht van het ontstaan, en dus het asielrelaas, niet kan blijken en dus geen steunbewijs kan vormen. De rechtbank overweegt dat bovenstaande overwegingen een miskenning zijn van de aard, strekking en waarde van forensisch medisch steunbewijs in de asielprocedure. De beroepsgrond van eiser dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij zich niet op grond van artikel 18 Procedurerichtlijn gehouden zag een FMO te starten slaagt ook.
Zelf voorzien door de rechtbank
34. De rechtbank heeft na behandeling van het beroep bij wijze van voorlopig oordeel aangegeven dat het beroep gegrond zal worden verklaard en heeft daarbij de bovenstaande overwegingen op hoofdlijnen als motivatie gegeven. Na aanleiding van het voorlopig oordeel is besproken dat het verweerder vanzelfsprekend vrij staat om voordat uitspraak wordt gedaan het bestreden besluit in te trekken en reeds tot inwilliging van de aanvraag over te gaan voordat de rechtbank uitspraak doet.
De rechtbank doet thans eerder dan aangekondigd uitspraak om zodoende eerder een einde te maken aan de onzekerheid van eiser over verblijfsaanvaarding.
35. De rechtbank heeft kennis genomen van de uitspraak van de Afdeling van 24 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:895) waarbij de Afdeling het zelf voorzien door de rechtbank, zittingsplaats Haarlem, en het verweerder opdragen een vergunning te verlenen heeft geaccordeerd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de onderliggende uitspraak die door de Afdeling is bevestigd en van de motivering die de rechtbank daarvoor heeft gegeven en door de Afdeling toereikend is bevonden om zelf te voorzien in de zaak. 36. De rechtbank overweegt dat verweerder thans wel drie besluiten op de asielaanvraag van eiser heeft genomen maar dat aan enkel het tweede en onderhavige bestreden besluit de seksuele geaardheid van eiser ter beoordeling heeft gestaan. Verweerder is niet in hoger beroep gegaan van de -uitgebreid gemotiveerde- uitspraak van de rechtbank van 30 juli 2021. Hiermee staan die overwegingen in rechte vast en dient verweerder aan de opdracht van de rechtbank te voldoen om met inachtneming van die uitspraak opnieuw te beslissen. Het staat verweerder dus niet vrij om een geheel nieuwe motivering aan zijn afwijzende besluit te grondslag te leggen en in die zin komt aan verweerder dus geen volledige beoordelingsruimte toe. In de onderhavige procedure staat ter toetsing voor of verweerder aan de opdracht van de rechtbank heeft voldaan. De rechtbank is beter dan verweerder in staat om te beoordelen of het besluit van verweerder voldoet aan de eerdere uitspraak van de rechtbank.
37. De vreemdelingenrechter heeft op grond van de Algemene wet bestuursrecht, net als andere bestuursrechters, de plicht en dus ook de bevoegdheid een geschil zoveel mogelijk finaal te beslechten. Ook uit het Unierecht en de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt de bevoegdheid om zelf te voorzien in procedures als de onderhavige waarin geen uitvoering wordt gegeven aan een eerdere uitspraak van de rechter. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraken van de rechtbank, deze zittingsplaats, van 15 maart 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:2376) en 22 maart 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:3941). 38. In de onderhavige procedure heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft ter zitting benoemd dat verweerder zich genoegzaam heeft ingespannen om eiser zorgvuldig te horen, een zorgvuldig besluit te nemen en ook heeft gepoogd dit besluit deugdelijk te motiveren.
39. De rechtbank kan echter niet anders dan vaststellen dat verweerder eenvoudigweg niet in staat is om het referentiekader van eiser te doorgronden en daadwerkelijk te betrekken bij het horen en het beoordelen van de verklaringen van eiser.
40. Eiser heeft bovendien verklaard “last te hebben” van de langdurige onzekerheid over verblijfsaanvaarding.
41. Gelet op het tijdsverloop sinds de inreis van eiser in Nederland, de vaststelling dat verweerder tot tweemaal toe niet in staat is gebleken het referentiekader van eiser adequaat te betrekken bij zijn beslissing en gelet op de bovenstaande motivering, zal de rechtbank niet volstaan met het wederom gegrond verklaren van het beroep, maar zelf voorzien in de zaak door te bepalen dat verweerder aan eiser een verblijfsvergunning moet verlenen. Verweerder heeft eiser reeds aanvullend gehoord en heeft de (ex-)partner van eiser reeds gehoord. Verweerder dient uitvoering te geven aan de eerdere uitspraak van de rechtbank. In deze uitspraak heeft de rechtbank gemotiveerd waarom de nieuwe beoordeling van verweerder van de asielaanvraag niet deugt. Indien de rechtbank volstaat met het gegrond verklaren van het beroep dient verweerder aan beide uitspraken uitvoering te geven. De rechtbank vermag niet in te zien dat gelet op de verklaringen die eiser heeft afgelegd, het door de rechtbank benoemde referentiekader, het steunbewijs voor deze verklaringen, de reeds in rechte vaststaande motiveringen van de rechtbank en de onderhavige uitspraak tot een hernieuwde afwijzing kan komen. Verweerder thans opdragen opnieuw te beslissen heeft dus enkel tijdsverloop tot gevolg, waarbij te gelden heeft dat eiser geen effectief rechtsmiddel heeft om tijdige besluitvorming af te dwingen ook indien de rechtbank een termijn zou stellen voor het nader te nemen besluit.
42. De rechtbank zal bepalen dat de ingangsdatum van de te verlenen asielvergunning de datum van de eerste asielaanvraag van eiser in Nederland is. Omdat eiser zijn seksuele geaardheid aan zijn asielaanvraag ten grondslag legt en deze aanvraag dient te worden ingewilligd, is niet relevant dat eiser dit asielmotief niet in de eerste aanvraag heeft benoemd. De seksuele geaardheid van eiser is immers niet eerst ontstaan bij de datum van de tweede asielaanvraag en aan eiser mag niet worden tegengeworpen dat hij niet eerder over zijn geaardheid heeft verklaard. De wet voorziet niet in mogelijkheden een eerdere ingangsdatum voor vergunningverlening te benoemen dan de datum van de asielaanvraag. Verweerder dient derhalve een verblijfsrecht toe te kennen met ingang van 13 maart 2019, zijnde de datum van het eerste verzoek om internationale bescherming door eiser. De rechtbank verwijst hierbij tevens naar de uitspraak van de rechtbank, deze zittingsplaats, van 4 februari 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:904) die door de Afdeling is bevestigd met een zogenoemde “artikel 91.2 Vw-motivering”. 43. Het beroep is dus gegrond en de rechtbank voorziet zelf in de zaak. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
44. Beslist wordt als volgt.