ECLI:NL:RBDHA:2021:8423

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
Nl21.1396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een homoseksuele man uit Senegal met betrekking tot de afwijzing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser van Senegalese nationaliteit, die een asielaanvraag had ingediend op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag ten onrechte had afgewezen. De eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, waarin hij zich als moslim had bekeerd tot het christendom, maar deze was afgewezen als kennelijk ongegrond. Bij zijn opvolgende aanvraag op 27 september 2019, stelde hij dat hij homoseksueel was en dat hij in Senegal met de dood was bedreigd vanwege zijn geaardheid. De rechtbank concludeerde dat de verweerder niet voldoende rekening had gehouden met de specifieke omstandigheden van de eiser, waaronder zijn jonge leeftijd en de ernst van de misbruikervaringen die hij had ondergaan. De rechtbank vond dat de standaardvragen die aan de eiser waren gesteld niet adequaat waren en dat de verweerder onvoldoende had onderzocht of de verklaringen van de gestelde partner van de eiser konden bijdragen aan de geloofwaardigheid van zijn relaas. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten van de eiser vergoedde.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.1396

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Kemali).

ProcesverloopBij besluit van 22 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen de (gestelde) partner van eiser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Senegalese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft op 13 maart 2019 bij verweerder zijn eerste asielaanvraag ingediend, waaraan hij ten grondslag had gelegd dat hij zich als moslim bekeerd had tot het christendom en als gevolg daarvan problemen had ervaren. Deze aanvraag is bij besluit van 22 maart 2020 kennelijk ongegrond verklaard op grond van artikel 31 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in verbinding met artikel 30b, eerste lid, onder b van de Vw 2000. Verweerder stelde zich in dat kader op het standpunt dat Senegal is aangemerkt als veilig land van herkomst en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen bescherming kon inroepen voor zijn – wel geloofwaardig geachte – problemen.
2. Op 27 september 2019 heeft eiser zijn tweede, opvolgende aanvraag ingediend bij verweerder. In het kader van deze asielaanvraag heeft eiser als asielmotief naar voren gebracht dat hij een homoseksuele geaardheid heeft. Eiser heeft verklaard dat hij vanaf zeer jonge leeftijd seksueel contact heeft gehad met mannen. In eerste instantie – rond 2006 – met zijn baas. Later – rond 2008-2009 – heeft hij ontdekt dat hij zich ook tot mannen aangetrokken voel en werd hij verliefd op [naam] , die ongeveer 70 jaar oud was. Hiermee kreeg hij een relatie, die zij voor de buitenwereld geheim hielden. Deze relatie heeft geduurd totdat [naam] weer terugkeerde naar Frankrijk in 2015 of 2016. In Senegal werd hij vanwege zijn geaardheid met de dood bedreigd door zijn vader. Deze bedreiging kwam ook vanuit familieleden en dorpelingen, en werd steeds heftiger na de dood van zijn vader in 2016. Zijn vader heeft zichzelf gedood als gevolg van eisers homoseksuele geaardheid. Ook de boot van eiser is na de dood van eiser verbrand. Eiser heeft geen bescherming gevraagd voor zijn problemen bij de Senegalese autoriteiten omdat hij niet weet hoe dat werkt en omdat hij dacht niet te kunnen ontsnappen aan zijn problemen. Eiser heeft zijn homoseksuele geaardheid niet bij zijn eerste asielaanvraag vermeld omdat hij toen nog niet wist of in Nederland homoseksualiteit geaccepteerd wordt. Hij heeft destijds – omdat hij meteen de volgende dag een interview kreeg – geen tijd gehad om te onderzoeken hoe het in Nederland was gesteld met de rechten van mensen met een homoseksuele geaardheid. Op dit moment heeft hij een seksuele relatie met een man die hij heeft leerde kennen via de datingapp ‘Badoo’.
3. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Seksuele geaardheid;
  • Problemen vanwege seksuele geaardheid.
4. Verweerder volgt de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. De seksuele geaardheid van eiser acht verweerder – met gestelde inachtneming van zijn beoordelingskader in Werkinstructie 2019/17 (WI 2019/17) – niet geloofwaardig. Verweerder acht de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden evenmin geloofwaardig.
5. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
6. Eiser voert allereerst aan dat de besluitvorming is strijd is met het beginsel van een zorgvuldige voorbereiding, omdat eiser geen adequate rechtsbijstand heeft gehad in het kader van het bespreken van de rapportage van het gehoor en het voornemen. Eiser kon als gevolg van het handelen van het COa niet afreizen naar het kantoor van zijn rechtsbijstandverlener. Het ligt op de weg van verweerder om eiser voldoende in staat te stellen deze fysieke overleggen te plegen, zeker gelet op de asielmotieven van eiser. Namens eiser is bij herhaling aangegeven een fysiek overleg noodzakelijk te achten om goede invulling te geven aan het verlenen van rechtsbijstand en eiser heeft bij herhaling verweerder verzocht om dit te faciliteren.
Verweerder heeft in het besluit aangegeven dat het enkele feit dat eiser geen treinkaartje van het COa heeft gekregen niet betekent dat eiser geen rechtsbijstand heeft gehad.
7. De rechtbank overweegt dat eiser zich in beginsel tot het COa had moeten wenden omdat dat bestuursorgaan zorgdraagt voor dit soort voorzieningen. Uit de regelgeving volgt geen recht om steeds in de gelegenheid te moeten worden gesteld fysiek overleg met een gemachtigde te kunnen hebben. Verweerder heeft echter in het geheel niet gereageerd op het verzoek van eiser van 19 januari 2021 en is evenmin ingegaan op de argumenten die zijn benoemd in de brief van 1 maart 2021.Weliswaar kan een overleg over de naar voren te brengen correcties en aanvullingen en de zienswijze ook in andere vormen plaatsvinden, zoals telefonisch of per videoverbinding. Eiser heeft nu echter, gelet op het asielmotief en de omstandigheid dat hij niet beschikt over devices om online te overleggen, specifiek verzocht om het mogelijk te maken fysiek overleg te kunnen hebben met zijn gemachtigde en hem hiertoe in de gelegenheid te stellen door te bewerkstelligen dat het COa een treinkaartje zou verstrekken. De rechtbank vermag niet in te zien waarom verweerder niet heeft gereageerd op de brieven van de gemachtigde, maar heeft volstaan door in het besluit een standpunt in te nemen over het recht op rechtsbijstand. Eiser heeft verzocht om VA-zending om te bezien of dit fysieke overleg alsnog tot stand zou kunnen komen. Eerst ter zitting heeft verweerder aangegeven dat eiser eenvoudig om uitstel had kunnen verzoeken om correcties en aanvullingen en een zienswijze in te dienen en dat een VA-zending hiervoor niet is bedoeld. De rechtbank acht dit onzorgvuldig en weinig “klantvriendelijk”. Het argument van eiser dat een onderscheid wordt gemaakt tussen eerste en opvolgende aanvragen bij het verstrekken van voorzieningen zoals een treinkaartje en dit in strijd is met het Unierecht, kan zonder meer een valide juridisch argument zijn om het recht op verstrekkingen en voorzieningen te onderbouwen. In beginsel kunnen gesprekken tussen een vreemdeling en zijn gemachtigde ook telefonisch of online plaatsvinden. Nu het uitgangspunt bij eerste aanvragen echter is dat de vreemdeling in staat wordt gesteld naar het kantoor van de gemachtigde te gaan om elkaar in persoon te treffen en op die wijze rechtsbijstand wordt gefaciliteerd bestaat er, zonder nadere motivering, geen rechtvaardiging om bij opvolgende aanvragen minder of andersoortige voorzieningen te verstrekken. Nu het COa het bestuursorgaan is dat voorzieningen verstrekt, is de rechtbank in deze procedure echter niet bevoegd hier een uitspraak over te doen. Eiser heeft niet aangegeven dat hij uiteindelijk, ook gelet op de feitelijk lange duur van de procedure, minder in staat is geweest al zijn inhoudelijke argumenten tegen de afwijzing van zijn aanvraag naar voren te brengen. Het onzorgvuldig handelen van verweerder heeft (alleen) daarom in deze procedure niet tot gevolg dat het besluit wordt vernietigd.
8. Verweerder heeft aan eiser tegengeworpen dat hij bij zijn eerste asielaanvraag in het geheel niet heeft gesproken over zijn gestelde seksuele geaardheid. Hiervoor heeft eiser volgens verweerder geen verschonende redenen gegeven en dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen omtrent zijn seksualiteit.
Deze tegenwerping houdt geen stand. De omstandigheid dat het asielmotief van de seksuele gerichtheid niet in de eerdere procedure naar voren is gebracht mag, in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid, niet zonder meer worden tegengeworpen in de zin dat die gerichtheid reeds daarom ongeloofwaardig is. Wél kan het eerst gedurende een opvolgende asielprocedure naar voren brengen van dit asielmotief in algemene zin van invloed zijn op de geloofwaardigheid ervan. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van 8 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2170).Eiser heeft echter uitgelegd dat hij bij zijn eerste aanvraag niet over zijn geaardheid heeft verteld omdat hij niet wist of dat mocht en hij op dat moment dacht dat in Nederland hetzelfde over homoseksualiteit werd gedacht als in Senegal. Hij had wel gehoord dat homoseksuelen in Europa vrij konden leven maar waar precies wist hij niet. Eiser heeft tevens verklaard dat hij meteen nadat hij in Nederland kwam naar ter Apel is gegaan en de dag daarna zijn interview voor de eerste aanvraag had en dus ook geen tijd had om onderzoek te doen. De rechtbank overweegt dat gelet op deze verklaringen verweerder niet aan eiser kan tegenwerpen dat hij niet aanstonds bij zijn eerste asielaanvraag naar voren heeft gebracht dat hij is gevlucht vanwege zijn homoseksuele geaardheid. De omstandigheid dat eiser eerst bij een opvolgende aanvraag dit asielmotief naar voren heeft gebracht mag verweerder dan ook niet ten nadele van eiser betrekken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling.
9. Voorts werpt verweerder tegen dat eiser enkel summiere, vage en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd omtrent zijn persoonlijke beleving van zijn seksuele gerichtheid. Eiser gaat volgens verweerder op geen enkele wijze nader in op zijn ervaren emoties of gevoelens en uit zijn bewoordingen blijkt geen diepgang, terwijl verweerder op diverse momenten met nadere – soms versimpelde – vraagstellingen heeft geprobeerd zich hiervan een beeld te vormen. Eiser heeft geen inzicht gegeven in wat het voor hem betekende om homoseksueel te zijn in een land waar het homoseksueel zijn niet geaccepteerd is.
Eiser heeft voorts summier verklaard over zijn gevoelens en gedachten ten aanzien van het moment dat een man – de baas van eiser – voor het eerst voorstelde seks met hem te hebben en over de eerste relatie met [naam] .
10. De rechtbank overweegt dat deze tegenwerpingen van verweerder blijk geven van een volledige miskenning van het karakter van deze “relaties”. Eiser was uitzonderlijk jong en gelet op deze leeftijd, de omstandigheid dat de “partners” aanmerkelijk ouder waren, de omstandigheid dat in ruil voor seks goederen zijn aangeboden en de omstandigheid dat eiser geen stabiele thuissituatie had, geen onderwijs volgde maar zelf in zijn levensonderhoud moest voorzien is er geen sprake van relaties gebaseerd op gelijkwaardigheid van partners. Uit de verklaringen van eiser blijkt onmiskenbaar dat sprake is geweest van ernstig en langdurig misbruik van eiser door volwassen mannen. Dat eiser de tweede “relatie” zelf als normaal heeft ervaren en ook als een relatie kwalificeert, hij ook verklaart dat hij verliefd was op deze Franse man van ongeveer 70 jaar oud terwijl hij zelf slechts 13 jaar oud was doet hier niet aan af. De perceptie van eiser dat sprake was van een relatie met [naam] duidt veeleer op een zeer beperkte leefwereld en referentiekader waarin eiser verkeerde en op de afwezigheid van zijn ouders of andere volwassenen die verantwoordelijk waren voor eiser en aan deze verantwoordelijkheid ook gedegen invulling gaven. Eiser heeft bovendien verklaard dat bij deze [naam] meerdere volwassen mannen op bezoek kwamen en er ook meerdere jonge jongens waren. Ook deze verklaring had voor verweerder een signaal moeten zijn dat geen sprake is geweest van een relatie die verweerder met algemene vragen kan “uitvragen” om te beoordelen of de stellingen van eiser over zijn seksuele gerichtheid geloofwaardig zijn.
11. Eiser heeft onder meer het navolgende verklaard:
(…)
Kunt u meer vertellen over hoe u erachter kwam dat u homoseksueel bent?
Ik ben opgegroeid bij mijn vader. En mijn moeder zit in Dakar. Ze waren
gescheiden. Ik was toen 5 jaar. En toen ik 5 of 6 jaar was, is mijn vader mij
komen ophalen en toen zijn we naar het dorp van zijn vrouw gegaan. Ik heb
mijn hele leven daar gewoond. In 2008 kwam ik iemand tegen die heette
[naam] . Het was een Franse man. Voor die tijd werkte ik samen met mijn
baas in de zee. En toen wij gingen werken ging die baas seks met mij hebben.
Ik ging soms met hem mee, want als de school open was ging ik naar school,
maar in de vakantie ging ik met de baas mee. Maar vaak was het zo dat als we
samen naar de zee gingen dan hadden we samen seks. Zo heb ik ontdekt dat
ik seks kon hebben met mannen. Daarna ben ik [naam] tegengekomen. Hij was

69 of 70 jaar ongeveer. Hij is een homoseksueel, maar veel mensen wisten dat

niet want hij woonde in het dorp van mijn vader. Hij hielp mij heel veel met
veel dingen. En daarom toen hij dat voorstelde om een relatie hebben, toen
weigerde ik niet. Omdat ik ervan wist, ik had al eerder seks gehad met een
man. Hij was degene die mij hielp met een heleboel dingen, met school. Bij
hem heb ik geweten wat liefde is en toen hadden we een relatie. Ik heb heel
lang een relatie gehad, 4 of 5 of 6 jaar.
Ik wil even terug naar het moment dat u besefte dat u homoseksueel was, hoe
oud was u toen?
De eerste keer dat ik seks heb gehad met een man was rond 2006 ongeveer.
Toen had ik een seksuele relatie met mijn baas.
Maar wist u toen ook al dat u homoseksueel was?
Op dat moment heb ik me dat niet echt beseft, maar toen heb ik ontdekt dat
mannen met mannen seks kunnen hebben.
Wanneer besefte u dan wel dat u homoseksueel was?
Dat heb ik beseft toen ik met [naam] was.
(…)
Ik had gevoelens voor hem, en hij ook voor mij. Maar waar wij woonden kon je
dat niet laten zien. Dat moest stiekem. En bovendien was ik op dat moment
groot. Je wordt snel volwassen als je niet bij je moeder opgroeit. Hij had
meer ervaring dan ik en hij was ouder.
(…)
Ik ken [naam] sinds 2008. Mijn vader wilde geen spullen voor mij kopen voor
school. Ik ging naar de zee om te werken en als ik geld had dan kocht ik
spullen voor school. Maar daarna deed [naam] dat. Hij was iemand die mij heel
veel heeft geholpen.
(…)
Ik ging vaak naar [naam] en daar bleef ik dan drie dagen. Als ik daar ben dan
ga ik alles doen, dan ga ik daar middag eten of avondeten en dan ga ik naar
huis. Ik was wel bij mijn vader. Maar ik heb mezelf opgevoed. Ik ging ook naar
mijn baas bij de zee en daar bleef ik ook een paar dagen.
Hebt u nagedacht over wat de gevolgen konden zijn als mensen erachter
zouden komen dat u homoseksueel bent?
Daarom ben ik ook vertrokken. Mensen zijn erachter gekomen. Ik was ook
bedreigd en die problemen gingen door tot 2013 en toen ben ik gestopt met
school. Ik ben gestopt met school en ging naar de zee. In 2014 of 2015
kreeg ik spullen van [naam] en die spullen waren een boot en spullen bij de
boot zodat ik zelfstandig kon werken.
Wanneer is er door andere mensen ontdekt dat u homoseksueel bent?
In 2013 of 2014, maar ik kan wel zeggen dat ik zelfstandig was ik ben eigenlijk
niet opgevoed.
(…)
U vertelde dat voor het eerst besefte dat u homoseksueel was toen u een
relatie kreeg met [naam] . U had rond 2006 ook al een seksuele relatie met uw
baas, had u op dat moment ook al gevoelens voor mannen?
Het is iets wat in mij zit. Ik kan daar niks aan doen.
Maar begrijp ik goed dat u niet verliefd was op uw baas?
Nee, ik was niet verliefd. Hij stelde dat voor maar ik kon niet weigeren.
Bedoelt u dan dat hij voorstelde om seks met u te hebben?
Ja.
Wat vond u daarvan dat hij dat tegen u zei?
Hij zei dat tegen mij en ik heb niet geweigerd. Ik moest spullen kopen en dat
kocht ik voor mezelf van het geld.
Wat waren uw gedachtes erbij toen een man aan u voorstelde om seks met
hem te hebben?
Ik heb geen gevoelens voor die baas. Maar door de situatie, ik was bang voor
die man. Ik durfde niet te weigeren.
Maar had u op dat moment al het idee dat u misschien homoseksueel zou
kunnen zijn, of had u daar niet over nagedacht?
Dat is lang geleden dat ik naar de zee ging. Ik was zeven of acht jaar.
Maar kunt u vertellen toen die man dat in 2006 voorstelde, wat u toen voelde?
Ik besefte niet dat ik homoseksueel was. Ik ben daar later pas achter
gekomen.
(…)
Hoe hebt u [naam] ontmoet?
Toen ik op school zat heb ik vaak kennis gemaakt met blanken. Die komen
naar mijn school en dan praat ik met ze. En daar heb ik hem leren kennen En
die blanken die daar kwamen die hebben gelogeerd bij [naam] .
Hoe heeft de relatie met [naam] zich ontwikkeld?
Die blanke mensen logeerden bij hem. Ik ging er ook naar toe want ik was
best wel intelligent. Want om met deze mensen in contact te komen moet je
een bepaald niveau hebben.
Wat ging u dan bij [naam] thuis doen?
Ik ging daar naar toe met vrienden en dan kregen we een potlood om te
tekenen.
Hoe kreeg u dan uiteindelijk een relatie met [naam] ?
Die mensen zijn vertrokken en ik bleef er naar toe gaan. En van tijd tot tijd
ging ik er naar toe en dan bleef ik middageten of avondeten. En als ik er naar
toe ging dan kreeg ik wat geld en dan ging ik daarmee naar school en dan
kocht ik ontbijt. Zo is dat begonnen.
Hoe wist u dat [naam] homoseksueel was?
Op een dag gingen wij eten. Normaal gesproken dan ga je daarna een dutje
doen tot 17.00 uur en dan worden ze wakker. En die dag toen wij hadden
gegeten toen zei hij tegen mij dat we naar zijn kamer gingen om daar te gaan
liggen. En ik denk dat dit in 2009 of 2010 was.
En heeft [naam] toen verteld aan u dat hij homoseksueel was?
Ja, toen wij in die kamer zaten zei hij dat hij met mij wilde zijn. Ik vroeg wat
hij bedoelde en toen zei hij: misschien wil je mijn vrouw of mijn man zijn. Ik
was toen nog heel jong.
Wat dacht u toen [naam] dat tegen u zei?
Toen hij dat zei wist ik al iets over homoseksualiteit. Toen hij dat zei heb ik
akkoord gegeven. Ik was er niet vies van, ik vond het wel leuk.
Hoe oud was u toen [naam] dat tegen u zei?
Het was rond 2010. Ik ben geboren in 1997. Dus rond de 13 jaar
U verklaarde eerder dat u seks had met een man in 2006, toen was u
ongeveer 9 jaar. Klopt dat?
Ja dat was ik ongeveer. Ik kan de datum niet precies zeggen.
Is dat gebruikelijk in Senegal om op je negende seksuele relaties te hebben?
Nee, dat is niet gebruikelijk. Dat is geen normale gang van zaken. Je moet
eigenlijk getrouwd zijn dan ben je vrij om dingen te doen. Maar dit is mijn
leven. Het was heel erg moeilijk voor mij toen en ik ging dan soms ook wel
vier dagen van huis.
(…)
12. Verweerder heeft eiser ondanks deze verklaringen de standaardmatige vragen gesteld naar zijn seksuele ontwikkeling, de bewustwording van zijn seksuele identiteit en zijn “beleving” hierbij. Op geen enkele wijze is in de besluitvorming betrokken wat de omstandigheden zijn geweest waaronder eiser zijn eerste seksuele ervaringen heeft opgedaan, zijn zeer jonge leeftijd en het beperkte referentiekader zoals dat blijkt uit de verklaringen. Eiser heeft aangegeven dat zijn eerste seksuele ervaringen zijn opgedaan met zijn baas, dat hij bang was voor zijn baas en dat hij het geld nodig had om in zijn levensonderhoud te voorzien. Ten aanzien van de seksuele contacten met [naam] blijkt van een aanzienlijk leeftijdsverschil terwijl eiser minderjarig was, dat eiser van deze man goederen ontving en dat eiser van zijn vader deze materiële ondersteuning niet kreeg. Eiser heeft verklaard dat hij zelf in zijn levensonderhoud moest voorzien en dat hij op zeer jonge leeftijd gedwongen was voor zichzelf te zorgen. Eiser benoemt deze contacten als een “relaties” met gevoelens van hem voor deze man. Uit de verklaringen zoals eiser die heeft afgelegd blijkt echter zeer duidelijk dat sprake is geweest van een langdurige situatie van ernstig misbruik. De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat verweerder dit heeft miskend en zich louter heeft gebaseerd op de omstandigheid dat eiser deze tweede “relatie” heeft geaccepteerd en ervaren als wijze om te overleven en dit daarbij te kwalificeren als een eerste “normale” relatie. Het is volstrekt helder dat het op negenjarige leeftijd seksueel contact hebben met een werkgever terwijl je je op zee begeeft en dus niet weg kunt en daarbij van de inkomsten van dat werk afhankelijk bent voor je levensonderhoud geen relatie op basis van gelijkwaardigheid en vrijwilligheid is. Daargelaten dat eiser heeft verklaard dat hij bang was blijkt uit de verklaringen van eiser dat geen sprake is van een aanvang van een spontane seksuele ontwikkeling, bewustwording van een seksuele identiteit en het aangaan van een eerste relatie. De vragen en beoordeling van verweerder gaan echter wel uit van het standaardmatige proces van het ondergaan van een seksuele ontwikkeling. De vragen zijn dus, ook al zijn ze bij herhaling gesteld en is getracht vragen te verduidelijken als er geen genoegzame antwoorden werden gegeven, niet accuraat en niet toegespitst op het relaas zoals eiser dat naar voren heeft gebracht. De geloofwaardigheidsbeoordeling geeft ook geen blijk van de specifieke feiten en omstandigheden waarover eiser heeft verklaard. Verweerder heeft van eiser verwacht dat hij in staat is te verklaren over bewustwording, gevoelens en het realiseren dat homoseksualiteit niet is geaccepteerd in Senegal. Uit de verklaringen van eiser blijkt echter dat eiser vooral heeft getracht te overleven en hierbij op zichzelf aangewezen is geweest. Ten aanzien van de relatie van eiser met [naam] is verweerder uitgegaan van de verklaring van eiser dat hij als dertienjarig kind verliefd was op een zeventigjarige man die hem van goederen voorzag, te eten gaf en met wie hij kon praten over een homoseksuele geaardheid. Deze man gaf hem een boot zodat eiser als kind in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien. Ook ten aanzien van deze “relatie” heeft verweerder volstaan met standaardmatige vragen en verwachtingen over het ontdekken van een seksuele gerichtheid, de ontwikkeling die eiser daarin heeft doorgemaakt, de bewustwording om op te groeien in een land waar een homoseksuele gerichtheid niet is geaccepteerd en zijn eerste contacten met andere homoseksuelen. Het gehoor en de beoordeling van de verklaringen van eiser sluiten niet aan bij de verklaringen van eiser en de specifieke situatie waarin hij zich als minderjarige heeft bevonden terwijl hij ontdekte dat hij een homoseksuele geaardheid heeft.
13. Verweerder heeft ter zitting op vragen van de rechtbank aangegeven dat de rechtbank niet moet uitgaan van verklaringen zoals die door een minderjarige kunnen worden afgelegd omdat eiser als meerderjarige is bevraagd naar zijn ervaringen als minderjarige. De rechtbank overweegt dat aan eiser voornamelijk is gevraagd hoe hij destijds zijn geaardheid heeft ontdekt en hoe hij destijds die bewustwording en zijn eerste contacten met mannen heeft ervaren. Verweerder heeft nu juist deze verklaringen beoordeeld en geconcludeerd dat deze verklaringen summier en oppervlakkig zijn en daardoor de gestelde geaardheid niet geloofwaardig wordt bevonden. Verweerder stelt zich dus op het standpunt dat eiser als zeer jonge minderjarige in misbruikrelaties -kennelijk- zich meer bewust had moeten zijn van zijn geaardheid en hier meer over had moeten reflecteren en diepere gevoelens had moeten hebben om te kunnen concluderen dat zijn relaas geloofwaardig is. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het besluit niet -kenbaar- heeft betrokken waarom hij van een minderjarige, in de door eiser aangegeven situatie, dit kan verwachten. Eiser heeft aangegeven dat hij destijds hier niet over heeft nagedacht en dat hij thans, nu hij terugkijkt, zich realiseert wat minderjarigheid inhoudt.
Eiser heeft hierover onder meer het navolgende verklaard:
(…)
Als u daar nu dan op terug kijkt, wat vindt u er dan van dat u op uw negende
al een seksuele relatie had?
Later ben ik gaan nadenken, toen dacht ik negen jaar seks hebben dat is wel
heel jong. Ik was best sterk, ik was zeven jaar toen ging ik al naar de zee. Dat
was normaal in mijn dorp. De meeste mensen gaan naar de zee. In de plaats
waar ik heb gewoond. Daar wordt gevist.
(…)
U was toen best wel jong toen u relatie kreeg met [naam] . Hoe kijkt u nu terug
op die relatie met [naam] ?
Toentertijd dacht ik niks. Want ik wist niet precies hoe het zat en wat een
minderjarige wel niet moet doen. En later kwam ik daar achter.
Wat bedoelt u dan precies?
Toen wist ik niks van minderjarig zijn. Ik ging vaak naar de zee en ik ging niet
meer naar school. Pas hier ben ik achter veel dingen gekomen zoals de rechten
van minderjarigen. Hier ben ik achter gekomen wat de rechten zijn van een
kind. Dat je pas met 18 mag werken. Als je sterk bent als kind dan kon je
gewoon werken in Senegal.
Wat vindt u nu van de relatie met [naam] , nu u wat ouder bent?
Ik heb er geen spijt van. Dat was mijn leven en dat hoort bij mij.
(…)
14. De rechtbank overweegt dat onder meer uit deze passage uit het gehoor duidelijk blijkt waarom eiser destijds weinig nagedacht heeft over zijn geaardheid en zijn contact met [naam] en hoe hij dat nu ziet. Verweerder heeft in zijn besluit dit onderscheid niet gemaakt en heeft daarbij miskend dat eiser geen relaties heeft gehad die zijn gebaseerd op gelijkwaardigheid en als onderdeel van een natuurlijke seksuele ontwikkeling. Eiser heeft zijn geaardheid ontdekt in een situatie van dwang en misbruik. De vragen en beoordeling van verweerder geven hiervan onvoldoende blijk.
15. De rechtbank kan niet anders concluderen dan dat op het moment dat eiser heeft aangegeven dat zijn opvolgende asielaanvraag is gebaseerd op zijn geaardheid een standaardmatige werkwijze is toegepast. Aan eiser zijn dezelfde vragen gesteld en zijn verklaringen zijn op dezelfde wijze beoordeeld als bij asielaanvragen waarin wordt verklaard dat iemand op spontane wijze en als onderdeel van een seksuele ontwikkeling zijn geaardheid ontdekt en uit vrije wil een relatie is aangegaan. Verweerder stelt op zoek te zijn naar het authentieke relaas van de vreemdeling. Verweerder is dan wel gehouden zijn vraagstelling en beoordeling aan te passen aan en toe te spitsen op dit authentieke relaas. Hiervan is op geen enkele wijze gebleken.
16. Eiser weet volgens verweerder voorts weinig te vertellen over de situatie van homoseksuelen in Senegal, en hij heeft, ondanks dat hij een periode in de hoofdstad Dakar verbleef, geen bezoek gebracht aan de organisatie in Senegal die opkomt voor de rechten van mensen met een homoseksuele geaardheid.
17. De rechtbank overweegt dat eiser terecht heeft aangevoerd dat verweerder door dit op deze wijze tegen te werpen miskent dat eiser zich op dat moment in een vluchtsituatie bevond. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat eiser op zeer jonge leeftijd noodgedwongen zelfstandig moest zijn en in zijn eigen levensonderhoud moest voorzien. Ook blijkt genoegzaam dat eiser beperkt onderwijs heeft gevolgd en zijn referentiekader beperkt was. Eiser heeft verklaard dat hij van zijn partner had gehoord dat er in Dakar een hulporganisatie was voor homoseksuelen en dat hij wel enige navraag heeft gedaan naar de exacte locatie maar hij die niet heeft kunnen vinden. Eiser heeft ook uitgelegd dat het risicovol is om aan derden te vragen hoe hij in contact kon komen met een belangenorganisatie voor homoseksuelen en hij bovendien veel zorgen had en weg wilde gaan.
18. Verweerder heeft eiser ook tegengeworpen dat eiser in de periode dat hij voorafgaand aan zijn komst naar Nederland in Frankrijk heeft verbleven daar geen onderzoek heeft gedaan naar de situatie voor homoseksuelen in Nederland en dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen.
De rechtbank acht deze tegenwerping volstrekt onbegrijpelijk. Eiser heeft terecht aangevoerd dat verweerder geen blijkt geeft van inlevingsvermogen voor de omstandigheden waarin eiser op straat heeft verkeerd. Eiser heeft verklaard dat hij op straat leefde en voor voedsel afhankelijk was van wat kerken hem verschaften. Verweerder heeft ter zitting, desgevraagd, aangegeven dat van eiser wordt verwacht dat hij bij derden informeert wat de positie van homoseksuelen in Nederland is voordat hij naar Nederland komt. De rechtbank leidt uit de verklaringen van eiser af dat hij op straat enkel bezig was met overleven. Op de vraag van de rechtbank hoe verweerder voor zich ziet dat eiser in die omstandigheden onderzoek doet heeft verweerder aangegeven dat wordt voorondersteld dat ook een dakloze wel enig contact zal hebben met derden en dan aan homoseksuele derden nadere informatie kan vragen. Verweerder heeft daaraan toegevoegd dat de enkele verklaring dat eiser op straat leefde onvoldoende is om als uitleg aanvaard te worden voor de omstandigheid dat eiser zich in Frankrijk niet heeft vergewist van de situatie voor homoseksuelen in Nederland. Deze tegenwerping kan geen stand houden omdat blijkens de werkinstructie dergelijk onderzoek niet wordt verwacht en niet wordt betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling en overigens geen enkele blijk geeft van de realiteit van het leven als dakloze.
19. De verklaring van de gestelde partner brengt verweerder niet tot een ander oordeel. Hierbij betrekt verweerder in de eerste plaats dat de partner een eigen belang heeft en dat deze verklaring in zoverre niet gezien kan worden als een verklaring van een objectieve derde.
20. De rechtbank overweegt dat verweerder heeft niet toegelicht wat dit eigen belang van de gestelde partner zou zijn. Evenmin is de tegenwerping dat de gestelde partner niet objectief is onbegrijpelijk. Een partner is immers per definitie subjectief en kan vanuit dat perspectief feiten en omstandigheden naar voren brengen die iets toevoegen aan het dossier en ook de verklaringen van eiser kunnen ondersteunen. Eiser heeft een schriftelijke verklaring van zijn (gestelde) partner overgelegd. Verweerder heeft aangegeven dat deze verklaring geen ondersteuning voor het relaas biedt omdat eiser en zijn gestelde partner tegenstrijdig zouden hebben verklaard over de datum dat zij contact kregen. De rechtbank stelt vast dat de gestelde partner een lange gedetailleerde verklaring heeft afgelegd over eiser, zijn (homoseksuele) relatie met hem en hoe zij invulling geven aan hun relatie. De kern van deze verklaring is dat eiser homoseksueel is en een relatie heeft met degene die deze verklaring heeft geschreven. Verweerder legt deze verklaring echter terzijde en laat deze geheel buiten beschouwing omdat hij een tegenstrijdigheid heeft benoemd over de aanvangsperiode van de gestelde relatie. De gestelde partner van eiser heeft in zijn brief van 5 januari 2021 aangegeven bereid te zijn om eventuele vragen van verweerder of van de rechtbank te beantwoorden. Nu eiser in zijn relaas volgens verweerder summier en oppervlakkig heeft verklaard, had juist het horen van de gestelde partner de verklaringen van eiser kunnen ondersteunen. Tevens had verweerder de gestelde partner dan kunnen voorhouden dat deels tegenstrijdig is verklaard zodat eiser en de gestelde partner hierop hadden kunnen reageren. De rechtbank is niet bekend met procedures waarin verweerder daadwerkelijk is overgegaan tot het horen van een gestelde partner als door deze partner wordt aangegeven daartoe bereid te zijn terwijl het horen van een partner wel in de werkinstructie wordt benoemd als mogelijkheid. De rechtbank overweegt dat verweerder in opvolgende procedures op dezelfde wijze invulling moet geven aan de samenwerkingsplicht als in eerste procedures. Verweerder had juist, gelet op de specifieke omstandigheden, in deze procedure moeten onderzoeken of het horen van de partner steunbewijs kan opleveren voor de verklaringen van eiser. Verweerder en de gemachtigde van eiser hebben desgevraagd ter zitting aangegeven ook geen ervaring te hebben met procedures waarin dit wel is geschied. Het komt de rechtbank voor dat het horen van een gestelde partner juist leidt tot een zorgvuldigere beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas. Dat een partner er belang bij heeft dat tot verblijfsaanvaarding wordt overgegaan wat het voortzetten van een relatie eenvoudiger maakt is hierbij geen argument om reeds hierdoor geen waarde toe te kennen aan het horen van een gestelde partner. Door van dit aanbod van de gestelde partner om hem te horen geen gebruik te maken en enkel te wijzen op een tegenstrijdigheid in de verklaring die niet ziet op de kern van de verklaring, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom aan deze verklaring geen enkele waarde toekomt.
21. De rechtbank wijst hierbij op WI 2019/17 waarin onder meer het navolgende is bepaald:
(…)
Het komt soms voor dat de vreemdeling zich ter onderbouwing van zijn asielaanvraag beroept op (schriftelijke) verklaringen van derde partijen (getuigen, partners, belangenorganisaties). De IND weegt ingebrachte informatie van derden altijd mee, maar het gewicht dat hieraan wordt toegekend is afhankelijk van de individuele casus. In opvolgende aanvragen komt daarbij dat eerst wordt beoordeeld of sprake is van nieuw gebleken feiten of omstandigheden (zie hoofdstuk 4). In de beschikking moet worden gemotiveerd hoe rekening is gehouden met ingebrachte verklaringen van derden (of waarom daar geen rekening mee is gehouden). Op deze wijze wordt inzichtelijk welk gewicht er aan verklaringen van derden is toegekend. De enkele stelling dat het aan de vreemdeling is om het lhbti-zijn aannemelijk te maken middels zijn verklaringen, is dus onvoldoende motivering. Daarmee zijn de verklaringen van derden namelijk niet zichtbaar meegewogen.
(…)
In twijfelgevallen, bijvoorbeeld als sprake is van een partner, zou de IND er (in bijzondere gevallen) bij wijze van uitzondering voor kunnen kiezen om de derde te horen. Een dergelijk gehoor zou plaatsvinden op basis van vrijwilligheid. Er bestaat voor derden immers geen verplichting om mee te werken aan een IND-gehoor.
(…)
22. Het standpunt van verweerder dat het aan eiser is om ten overstaan van de gehoormedewerker zijn relaas aannemelijk te maken kan in beginsel worden gevolgd. In de werkinstructie is echter ook benoemd hoe verklaringen van derden dienen te worden betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. De rechtbank stelt vast dat verweerder in strijd met zijn werkinstructie en meer in het bijzonder de passage zoals hiervoor is aangehaald, aan deze verklaringen geen enkele ondersteunende waarde heeft toegekend onder verwijzing naar hierboven genoemde uitgangspunt dat eiser zelf moet verklaren. Juist in een situatie als de onderhavige, waar aan eiser wordt tegengeworpen dat hij summier en oppervlakkig heeft verklaard dient verweerder welwillend te onderzoeken en te beoordelen of andere verklaringen de verklaringen van eiser kunnen ondersteunen. Dat geldt niet alleen, zoals hiervoor overwogen, voor de verklaring van de gestelde partner maar ook voor de brief van dhr. Kortekaas die hij in zijn hoedanigheid als voorzitter van LGBT Asylum Support ten behoeve van eiser heeft geschreven. Ook aan deze verklaring kent verweerder geen enkele waarde toe omdat eiser zelf met verklaringen zijn relaas aannemelijk moet maken.
23. Eiser heeft – tot slot – aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen nader onderzoek heeft ingesteld naar de littekens van eisers. Deze beroepsgrond slaagt reeds omdat de overweging in het besluit dat eiser met eventuele littekens niet aantoont waardoor en waarom deze littekens zijn ontstaan de (bewijs)waarde van forensisch medisch onderzoek en medisch steunbewijs miskent. Verweerder had op het moment dat eiser aangeeft dat hij littekens heeft die verband houden met de kern van het asielrelaas eiser hierover nader dienen te bevragen om te kunnen beoordelen of het doen verrichten van een Forensisch Medisch Onderzoek op grond van artikel 18 van de Procedurerichtlijn aangewezen was.
24. De rechtbank concludeert dat alle beroepsgronden van eiser die betrekking hebben op de beoordeling door verweerder van de gestelde homoseksuele geaardheid slagen en de tegenwerpingen ten aanzien van dit element geen stand houden. Verweerder zal dit element met inachtneming van deze uitspraak opnieuw dienen te beoordelen, waarbij de rechtbank het thans niet opportuun acht de gestelde en ongeloofwaardig geachte problemen ten gevolge van de geaardheid te bespreken.
Gelet op het aanzienlijke tijdsverloop tussen de datum van de asielaanvraag op 27 september 2019, en de datum van het bestreden besluit op 22 januari 2021 zal de rechtbank bepalen dat verweerder een termijn van zes weken krijgt om een nieuwe beslissing te nemen. Deze termijn is ter zitting niet besproken met verweerder maar de rechtbank acht deze termijn voldoende om de verklaringen van eiser opnieuw te beoordelen met inachtneming van deze uitspraak en bovendien, indien de hernieuwde beoordeling niet reeds tot een inwilliging leidt, de gestelde partner van eiser te horen.
25. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, stelt de rechtbank de proceskosten voor rechtsbijstand vast op € 1.496,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor verschijnen ter zitting met een waarde van € 748,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.J. Groothedde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 30 juli 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.