15.2In wat eiseres heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen reden om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen. Frijns heeft tijdens het verhoor van 30 augustus 2018 verklaard dat eiseres achteraf gezien niet scherp genoeg heeft gelet op de uitvoering en de effectiviteit van de controleprocedures over de juistheid van het emissiecijfer.Onder deze omstandigheden heeft verweerder geen reden hoeven zien om aan te nemen dat eiseres de fout na interne controle zelf zou hebben ontdekt en gemeld. Dat eiseres overtreding 4 wel heeft gemeld, maakt dit niet anders. Er is dan ook sprake van een andere situatie dan in de genoemde uitspraak van de Afdeling van 8 augustus 2018.
16. De beroepsgrond slaagt niet.
Overtreding 2: Onnauwkeurige oxidatiefactor in 2015
17. Volgens eiseres kan de onnauwkeurige oxidatiefactor in 2015 (primair) niet of (subsidiair) slechts in verminderde mate aan haar worden toegerekend. De oxidatiefactor die gebruikt had moeten worden, week immers met slechts 0,02% af van de oxidatiefactor die zij zelf had gebruik. Zo’n kleine afwijking valt binnen de toegestane onzekerheidsmarge van 2,5%. Bovendien heeft eiseres direct na de constatering van de overtreding concrete inspanningen tot verbetering verricht.
18. Vaststaat dat eiseres in 2015 een onnauwkeurige oxidatiefactor heeft berekend en dat zij daarmee de artikelen 7 en 30, tweede lid, van de MRV heeft overtreden. Tussen partijen is in geschil of, en zo ja, in welke mate eiseres deze overtreding kan worden verweten. De rechtbank stelt vast dat eiseres ten onrechte is uitgegaan van koolstofgehalten in kolen
dry based(droge stof) in plaats van
as received(nat). Het gaat hier dus om een verkeerde eenheid in de berekening en niet om een meetonzekerheid. Bovendien had van eiseres gelet op haar ervaring binnen het ETS verwacht mogen worden dat zij van begin af aan in staat was om de oxidatiefactor op juiste wijze te berekenen. Verder heeft verweerder gesteld dat niet eiseres maar [B.V.] de inspanningen tot verbetering geheel of gedeeltelijk heeft verricht. Gelet hierop en op wat de rechtbank onder 13.4 over de geringe procentuele afwijking heeft overwogen, volgt zij verweerder in zijn standpunt dat verwijtbaarheid niet ontbreekt en dat er ook geen reden is om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Overtreding 3: Onjuiste eindvoorraad kolen in 2016
19. Eiseres stelt dat de onjuist berekende eindvoorraad kolen in 2016 haar slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. In de berekening is per ongeluk de laatste dag van het jaar buiten beschouwing gelaten, hetgeen pas in 2017 werd opgemerkt, omdat in eerdere jaren geen handelingen met de eindvoorraad van de kolen op de laatste dag van het jaar zijn verricht. Eiseres en de verificateur hebben deze fout niet opgemerkt. Volgens eiseres is sprake van een weeffout, die dateert van de eerste opzet van het monitoringssysteem. Deze fout heeft tot een kleine afwijking van ongeveer 0,35% geleid ten opzichte van het jaarverbruik. Het in het bestreden besluit genoemde verschil van 14,9% geeft een vertekend beeld. Verder heeft eiseres na de ontdekking van de fout de berekeningsformule direct aangepast. Sindsdien vergelijkt eiseres de eindvoorraad stelselmatig met de beginvoorraad van het volgende jaar.
20. Vaststaat dat eiseres de eindvoorraad kolen voor het jaar 2016 onjuist heeft berekend en dat zij daarmee de artikelen 6 en 7 van de MRV heeft overtreden. Ook staat vast dat eiseres van deze overtreding een verwijt kan worden gemaakt. Partijen verschillen echter van mening over de mate van verwijtbaarheid.
21. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Het gaat hier immers om een rekenfout die opgemerkt had kunnen worden bij een vergelijking tussen de eindvoorraad van 2016 en de beginvoorraad van 2017. Verweerder heeft van eiseres, gelet op haar ervaring, mogen verwachten dat deze fout haar meteen was opgevallen. Dat de verificateur de fout niet heeft gezien, leidt niet tot een ander oordeel. De MRV stelt immers de verantwoordelijkheid van de exploitant van een centrale voorop.Zo staat het ook in bijlage 2 bij het verificatierapport over rapportagejaar 2016. Ook hier geldt dat de kleine procentuele afwijking geen rol kan spelen bij de verwijtbaarheid. Dat eiseres meteen na de ontdekking van de fout de berekeningsformule heeft aangepast, leidt gelet op de aard van de rekenfout en het feit dat die meerdere jaren is gemaakt maar niet is opgemerkt niet tot verminderde verwijtbaarheid.
De beroepsgrond slaagt niet.
Overtreding 4: Overschrijding meetonzekerheid bandweger BW 182
22. Volgens eiseres kan de overschrijding van de meetonzekerheid van bandweger BW 182 haar slechts in verminderde mate worden verweten. Zij wijst erop dat deze overschrijding is ontstaan doordat de bandweger niet tijdig was gekalibreerd. Normaal gesproken kreeg de verantwoordelijke afdeling van eiseres een melding als periodiek onderhoud nodig is. Die melding is in dit geval echter uitgebleven, omdat de bandweger door een menselijke fout niet in het systeem was geregistreerd. De kalibratie kon voorts niet (tijdig) plaatsvinden, omdat de bandweger op het terrein van het overslagbedrijf EMO stond en het om een complex organisatorisch proces ging dat ongeveer drie maanden heeft geduurd. In de tussentijd was eiseres bezig een betere onderhouds- en kalibratieprocedure te implementeren met hulp van een externe adviseur. Ook heeft zij een
service agreementmet EMO gesloten. Eiseres vindt dat zij hiermee alle relevante inspanningen heeft verricht voor het verbeteren van de procedure en het voorkomen van nieuwe overtredingen. Verweerder heeft bij zijn boetebesluit weliswaar meegewogen dat eiseres de tekortkoming zelf heeft gemeld en een correctiefactor van 0,5 toegepast, maar onvoldoende rekening gehouden met voornoemde omstandigheden en getroffen maatregelen door eiseres.
23. Vaststaat dat bandweger BW 182 in de periode van 21 oktober 2017 tot 17 mei 2018 niet was gekalibreerd. Ook staat vast dat deze bandweger in de periode van 21 oktober 2017 tot en met 31 december 2017 de maximale onnauwkeurigheidseis van 1,5% overschreed. Hiermee heeft eiseres de artikelen 11, eerste lid, 26 en 29, tweede lid, van de MRV overtreden. Partijen zijn het erover eens dat eiseres van deze overtreding een verwijt kan worden gemaakt. De mate van verwijtbaarheid staat echter ter discussie.
24. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Niet in geschil is dat bandweger BW 182 het meetinstrument is dat kolen weegt die aan de centrale werden geleverd. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat die bandweger in feite het belangrijkste instrument is waarover eiseres voor de berekening van de emissiefactor beschikte. Het was aan eiseres om ervoor te zorgen dat bandweger BW 182 binnen de toegestane meetonzekerheid functioneerde. Dat de bandweger op het terrein van EMO stond, maakt dit niet anders. De verantwoordelijkheid voor het correct functioneren ervan ligt immers ook in zo’n geval zonder meer bij eiseres.Dat eiseres relevante inspanningen heeft verricht voor het verbeteren van de procedure en het voorkomen van nieuwe overtredingen is evenmin een reden om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen. De rechtbank acht het niet meer dan logisch en behorend tot de normale (‘
compliance management’) bedrijfsvoering van een onderneming dat gemaakte fouten en gebreken in de procedures zo snel mogelijk worden aangepakt en verholpen teneinde toekomstige overtredingen te voorkomen. Dit doet echter niet af aan de mate van verwijtbaarheid ten aanzien van eerder gemaakte fouten en overtredingen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging bij de keuze voor een bestuurlijke boete
25. Volgens eiseres heeft verweerder in het bestreden besluit geen kenbare belangenafweging gemaakt. Dit had wel gemoeten. Eiseres wijst hiervoor op de zogeheten nalevingsstrategie van verweerder. Een goede belangenafweging had in dit geval moeten leiden tot een waarschuwing en/of last onder dwangsom. Eiseres heeft zich ten aanzien van de centrale altijd coöperatief en proactief opgesteld. Van nonchalance en onverschilligheid is geen sprake.
26. Verweerder heeft er in het bestreden besluit op gewezen dat hij een nalevingsstrategie hanteert waarin plaats is voor uiteenlopende maatregelen ter bevordering van de naleving van regelgeving. Volgens die strategie maakt verweerder bij een geconstateerde overtreding een afweging tussen informeren, waarschuwen, correctief ingrijpen en/of bestraffen. In het bestreden besluit heeft verweerder uitgelegd waarom hij in dit geval voor bestuurlijke boetes heeft gekozen en niet voor een andere maatregel. Zo heeft verweerder benadrukt dat artikel 18.16a van de Wm hem rechtstreeks de bevoegdheid geeft om een bestuurlijke boete op te leggen, dus zonder eerst een ander nalevingsinstrument in te hoeven zetten. Verweerder heeft in aanmerking genomen dat eiseres vier overtredingen heeft begaan, die haar kunnen worden verweten. Drie overtredingen vallen in de categorie ‘zwaar’ en een in de categorie ‘belangrijk’ in de zin van de Beleidsregels Nederlandse emissieautoriteit handhaving handel in emissierechten 2016 (hierna: Beleidsregels 2016). De overtredingen hebben volgens verweerder aanzienlijke effecten gehad op de rapportage van de CO2-emissies van de centrale. Zij hebben immers geleid tot overschatting van die emissies en dus tot overrapportage. Daarnaast hebben de overtredingen grote twijfel bij verweerder doen rijzen over de doeltreffendheid en/of naleving van de procedures voor gegevensbeheer en -controle. Ten slotte leent een last onder bestuursdwang zich in de visie van verweerder slecht voor overtredingen in het kader van emissiehandel. Dat geldt ook voor de last onder dwangsom. Die hebben immers altijd betrekking op een overtreding die op het moment van oplegging van de last nog voortduurt of concreet dreigt. Een bestuurlijke boete kan daarentegen worden opgelegd bij overtredingen uit het verleden.
27. Artikel 18.16a van de Wm biedt verweerder de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen. Verweerder zal dus in een concreet geval moeten afwegen of hij van die bevoegdheid gebruikmaakt. De hierboven weergegeven toelichting in het bestreden besluit maakt duidelijk dat verweerder zo’n afweging heeft gemaakt. Daarbij heeft hij kenbaar zijn nalevingsstrategie betrokken. Gelet hierop en op wat de rechtbank hierboven bij alle overtredingen heeft overwogen, heeft verweerder ervoor kunnen kiezen om aan eiseres bestuurlijke boetes op te leggen.
Op de zitting heeft eiseres verwezen naar het arrest Nordzucker AGen gesteld dat het onderscheid tussen over- en onderrapportage, administratieve schade en feitelijke schade relevante omstandigheden zijn die verweerder bij zijn afweging had moeten betrekken. Dit brengt de rechtbank niet op andere gedachten. Allereerst gaat het arrest Nordzucker over de verplichting om tijdig emissierechten in te leveren. Die situatie is hier niet aan de orde. Daar komt bij dat de omstandigheden die eiseres heeft genoemd geen doorslaggevende rol spelen in het kader van de MRV. De MRV is er immers voor bedoeld om tot een zo nauwkeurig mogelijke rapportage van CO2-emissies te komen.Daarmee strekt de MRV ertoe het vertrouwen van deelnemende exploitanten in het ETS te waarborgen.
Verder heeft eiseres op de zitting onder verwijzing naar artikel 5:45, eerste lid, van de Awb betoogd dat verweerder bij overtreding 1 niet meer bevoegd was om voor het jaar 2014 een bestuurlijke boete op te leggen. Er was ten tijde van het bestreden besluit meer dan vijf jaar verstreken. De rechtbank is het hier niet mee eens. Het gaat hier immers om dezelfde onjuiste berekening die zich in drie achtereenvolgende jaren heeft voorgedaan (zie overweging 13.4). Hiermee is sprake van een voortgezette handeling die één overtreding oplevert. Verweerder heeft de jaren 2014-2016 dan ook terecht samengenomen en niet afzonderlijk beboet.
De beroepsgrond slaagt niet.
28. Volgens eiseres zijn de Beleidsregels 2016 onvoldoende gedifferentieerd naar de mate van verwijtbaarheid. Zij wijst op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: Centrale Raad) van 2 december 2020.Verder heeft verweerder, gelet op wat zij heeft aangevoerd, niet goed gemotiveerd dat de opgelegde boetes evenredig zijn. Eiseres verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2020.
29. Bij het vaststellen van de boetebedragen heeft verweerder gebruikgemaakt van de Beleidsregels 2016. Over de verwijtbaarheid zoals die hierin tot uitdrukking is gebracht, overweegt de rechtbank in algemene zin het volgende.