ECLI:NL:RBDHA:2021:2957
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dublin Italië - interstatelijk vertrouwensbeginsel - inreisverbod en bevel tot uitzetting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser met de Syrische nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 11 maart 2021 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, die stelde dat de Italiaanse autoriteiten niet adequaat zouden omgaan met asielzoekers en dat er risico's waren op onmenselijke behandeling. Eiser voerde aan dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de door hem overgelegde documenten van de Italiaanse autoriteiten niet tot een andere conclusie konden leiden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft gehanteerd, wat betekent dat men ervan uitgaat dat Italië de asielaanvraag van eiser op een zorgvuldige manier zal behandelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat er geen ernstige gronden waren om aan te nemen dat eiser in Italië een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling zou lopen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser geen verzoek om internationale bescherming had ingediend in Italië, waardoor hij niet uit eigen ervaring kon spreken over de situatie daar. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen, werd bevestigd.