ECLI:NL:RBDHA:2021:13406

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
NL21 16295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Afghaanse nationaliteit hebbende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser, conform de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting in Breda, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overwoog dat de eiser niet had aangetoond dat er systeemfouten waren in de opvangvoorzieningen of de asielprocedure in Roemenië, die zouden leiden tot onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank baseerde zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat men ervan uit kan gaan dat de autoriteiten van Roemenië de asielaanvraag van de eiser op een adequate manier zullen behandelen. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser, die stelde dat hij in Roemenië niet adequaat was opgevangen en dat andere asielzoekers vergelijkbare ervaringen hadden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris geen aanleiding had hoeven zien om de asielaanvraag van de eiser aan zich te trekken.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL21.16295

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië daarvoor verantwoordelijk is.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak met nummer NL21.16296, op 24 november 2021 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Shiranian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1997 en de Afghaanse nationaliteit te bezitten.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Roemenië verantwoordelijk voor de behandeling van eisers asielaanvraag zoals bedoeld in de Dublinverordening. [2] Uit het Eurodac-systeem is gebleken dat eiser eerder in Roemenië asiel heeft aangevraagd en de Roemeense autoriteiten hebben het verzoek om eiser terug te nemen geaccordeerd.
3. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om zijn asielaanvraag aan zich te trekken zoals bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening. Volgens eiser heeft verweerder miskend dat hij in Roemenië niet adequaat is opgevangen. Daarbij stelt hij dat andere asielzoekers vergelijkbare ervaringen hebben. Ter onderbouwing hiervan wijst eiser op de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats
’s-Hertogenbosch, van 30 september 2020 en 7 oktober 2020 [3] , en van 16 november 2020 [4] , en op het AIDA-rapport van april 2021. [5] Daarnaast voert eiser aan dat verweerder ten onrechte de bewijslast volledig bij hem legt, waarbij hij wijst op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 17 november 2020. [6]
5. In artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening staat dat overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat niet mogelijk is als er daar systeemfouten in de opvangvoorzieningen of in de asielprocedure zijn die leiden tot onmenselijke of vernederende behandeling. Het ligt op de weg van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat een dergelijke situatie zich voordoet. Dit blijkt uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. [7]
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat in Roemenië sprake is van systeemfouten in de asielprocedure of in de opvangvoorzieningen. De Afdeling [8] heeft namelijk op 29 juli 2021 [9] geoordeeld dat ten aanzien van Roemenië kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het door eiser aangehaalde AIDA-rapport is in dit oordeel betrokken en de door eiser aangehaalde rechtbankuitspraken zijn hiermee achterhaald. Mede gelet op het feit dat de autoriteiten van Roemenië de terugname van eiser hebben geaccepteerd, brengt dit met zich dat ervan uit dient te worden gegaan dat eiser op een adequate manier zal worden opgevangen. Ook dient ervan uit te worden gegaan dat eiser in Roemenië kan klagen als hij toch onjuist zou worden behandeld. Dat het terugnameakkoord melding maakt van eisers broers en dat eiser niet weet waar die momenteel verblijven, is onvoldoende om hier niet langer vanuit te gaan.
7. Eerst ter zitting heeft eiser gesteld dat hij psychische problemen heeft en dat hij daarvoor medicijnen gebruikt. Hiervan heeft eiser echter geen onderbouwing geleverd. Bovendien kan er gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit worden gegaan dat eiser in Roemenië ook toegang heeft tot noodzakelijke zorg.
8. De conclusie is dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om eisers asielaanvraag aan zich te trekken.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
5.Country Report: Romania. 2020 update, Asylum Information Database.
7.Arrest van 21 december 2011, ECLI:EU:C:2011:865.
8.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.