Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
uit de door de vreemdeling aangehaalde rapportenen genoemde omstandigheden niet kan worden afgeleid dat hij ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat. Verder kan de rechtbank uit de uitspraak van de Afdeling niet afleiden wanneer het onderzoek in die zaak is gesloten en of overige, niet door de vreemdeling overgelegde, openbaar toegankelijke landeninformatie is betrokken bij de beoordeling door de Afdeling. De Afdeling heeft de landeninformatie waar eiser in de onderhavige zaak een beroep op doet niet – kenbaar – betrokken bij de uitspraak en overigens is in die zaak geen discussie over het claimakkoord en de stand van de asielprocedure na overdracht aan de orde geweest. Voorts heeft de Afdeling overwogen dat
uit de door de vreemdeling genoemde omstandighedenook niet kan worden afgeleid dat hij niet langer kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In die zaak heeft de vreemdeling niet aannemelijk gemaakt dat hij na overdracht opnieuw in detentie terecht zal komen en de detentieomstandigheden in strijd zijn met artikel 3 EVRM. De rechtbank beschikt echter niet over de verklaringen die de vreemdeling in die procedure heeft afgelegd en de beoordeling hiervan door verweerder en constateert verder dat het besluit dat in die procedure ter toetsing voorlag dateert van 29 november 2019. Verweerder heeft in de onderhavige procedure niet onderbouwd dat het feitencomplex en de landeninformatie die in de procedure bij de Afdeling aan de orde zijn geweest vergelijkbaar zijn met het relaas van eiser en de informatie waar hij zich op beroept. De enkele verwijzing naar deze uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2020 brengt om bovengenoemde reden niet met zich mee dat verweerder reeds gelet op deze uitspraak van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en eiser in de onderhavige zaak reeds daarom niet aannemelijk kan maken dat dit ten aanzien van hem anders is. De rechtbank is ambtshalve bekend met de uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2020 (ECLI:NL:RVS2020:131) waarin het ook ging om een overdrachtsbesluit aan Roemenië, maar in die zaak is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. In de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4458) is alleen geoordeeld of de medische situatie van de vreemdeling aan de overdracht aan Roemenië in de weg staat. De daaraan voorafgaande meest recente (gepubliceerde en dus voor de rechtbank kenbare) uitspraak van de Afdeling waarin een Dublinoverdracht aan Roemenië aan de orde is gesteld, betreft de uitspraak van 13 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:834). In die uitspraak, waarbij het ging om het hoger beroep tegen een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 7 augustus 2018, heeft de Afdeling geconcludeerd dat verweerder mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Gelet op het tijdsverloop tussen die uitspraak van 13 maart 2019 en de onderhavige procedure van eiser dient verweerder zelf – na zich te hebben vergewist van concrete feiten en omstandigheden – een nader standpunt in te nemen en te motiveren waarom hij uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondanks het relaas van eiser en de onderbouwing hiervoor met een landenrapport van AIDA van 29 april 2020. De rechtbank is niet op de hoogte of de Afdeling in de periode tussen 13 maart 2019 en het onderzoek ter zitting op 6 oktober 2020 in de onderhavige procedure uitspraken van rechtbanken, waarin is geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Roemenië onverkort van toepassing is, met een zogenaamde artikel 91, tweede lid, Vw 2000-motivering heeft bevestigd omdat deze uitspraken niet worden gepubliceerd. Ook om deze reden volstaat de verwijzing van verweerder naar de jurisprudentie van de Afdeling niet om te onderbouwen dat hij nog altijd mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Roemenië.
- Is het correct dat eiser door de Hongaarse autoriteiten aan de Roemeense autoriteiten is overgedragen?
- Is eiser aansluitend aan het eerste contact met de Roemeense autoriteiten gedetineerd? Zo ja, op welke grondslag, gedurende welke periode en onder welke omstandigheden?
- Heeft eiser indien hij gedetineerd is geweest toegang gehad tot een tolk, een arts en een advocaat?
- Indien eiser gedetineerd is geweest wat is de directe aanleiding geweest voor beëindiging van de detentie?
- Is eiser nadat hij zijn vingerafdrukken heeft afgestaan aangezegd te vertrekken uit Roemenië en zich naar Servië te begeven? Zo ja, heeft eiser hiervan een document gehad, zo ja, kan daarvan een kopie worden verstrekt aan de Nederlandse autoriteiten?
- Is eiser gehoord op zijn asielaanvraag? Wat is de stand van zaken waarin de asielprocedure van eiser zich zal bevinden als hij wordt overgedragen?
- Dient eiser na overdracht een opvolgende asielaanvraag in te dienen of wordt de procedure die een aanvang heeft genomen met de asielaanvraag op 24 maart 2020 heropend?
- In het claimakkoord is vermeld dat in verband met Covid 19 wordt verzocht de overdracht tot nader order uit te stellen. Is thans voorzienbaar dat op 16 december 2020 deze situatie onverkort van toepassing is?