In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de intrekking van het Nederlanderschap van eiser en zijn ongewenstverklaring. Eiser, die in 1993 in Marokko is geboren en sinds 2009 de Nederlandse nationaliteit bezit, heeft zijn nationaliteit verloren op grond van artikel 14, lid 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze beslissing genomen omdat eiser zich zou hebben aangesloten bij een organisatie die deelneemt aan een internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich heeft aangesloten bij een jihadistische groepering in Syrië, die gelieerd is aan Ha’at Tahrir al-Sham (HTS) en Al Qa’ida. De rechtbank heeft de inhoud van een ambtsbericht van de AIVD als uitgangspunt genomen, omdat de gemachtigde van eiser geen toestemming kon geven voor inzage in de onderliggende stukken. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van het Nederlanderschap legitiem is en dat er geen sprake is van willekeur of disproportionaliteit. De beroepen van eiser zijn ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.