5.2.Omdat verweerder met zijn brief van 6 november 2018 gereageerd heeft op eisers verzoek van 12 februari 2018 om beschermd wonen, heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van zijn beroep gericht tegen het uitblijven van die reactie. De rechtbank zal het beroep, voor zover dat gericht is tegen dat uitblijven van die reactie, niet-ontvankelijk verklaren.
6. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank uitsluitend eisers beroep inhoudelijk zal beoordelen voor zover dat ziet op verweerders reactie in zijn brief van 6 november 2018 op eisers verzoek om beschermd wonen.
7. Eiser voert aan dat verweerder gehouden is hem beschermd wonen toe te kennen. Eiser lijdt als gevolg van een operatie aan incontinentie. Hij moet veelvuldig gebruik maken van een toilet. Er ligt, zo blijkt uit een screening van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) Amsterdam, een indicatie voor 24-uurs opvang, maar de gemeente Amsterdam biedt slechts 17-uurs opvang. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraken van 26 november 2015beslist dat het niet de taak van de gemeente, maar van verweerder is op grond van het verdragsrecht adequate opvang te bieden. Onderdak in de VBL is voor eiser ongeschikt, omdat daar geen rekening wordt gehouden met zijn bijzondere noden. Volgens de indicatie dient hij te worden opgevangen. Als uit medische stukken blijkt dat een vreemdeling extreem kwetsbaar is, is verweerder, ter voorkoming van een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), gehouden via een eigen deskundige te laten beoordelen of de indicatie van de GGD nog klopt en of eiser in aanmerking dient te komen voor medisch noodzakelijke zorg. De Centrale Raad van Beroep (Raad) heeft in haar uitspraak van 22 februari 2017immers geoordeeld dat de opvangvoorzieningen voor niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen onder verantwoordelijkheid van verweerder vallen, alsook dat met deze tot het vreemdelingenrecht behorende voorzieningen een toereikende invulling moet worden gegeven aan het verdragsrecht.
8. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep ongegrond moet worden verklaard en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verweerder heeft eiser in zijn brief van 6 november 2018 een aanbod gedaan tot onderdak in de VBL, onder de voorwaarde dat eiser meewerkt aan zijn vertrek uit Nederland en met dien verstande dat het onderdak gepaard zal gaan met de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56, eerste lid, van de Vw 2000. Voor zover sprake is van medische problematiek als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Vw 2000 kan in of vanuit de VBL in de medisch noodzakelijke zorg worden voorzien via de op de huisartsenpost binnen de VBL aanwezige medische zorgverleners. Als de vreemdeling in de VBL aanspraak maakt op medisch noodzakelijke zorg is een behandelend medisch zorgverlener, te weten de behandelend huisarts op de huisartsenpost in de VBL, ervoor verantwoordelijk dat de noodzakelijke medische zorg wordt verleend. Het is niet de taak van verweerder om naast opvang in de VBL beschermd wonen aan te bieden aan niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Door, onder voorwaarde van medewerking aan vertrek, onderdak en toegang tot een medicus te garanderen, ziet verweerder erop toe dat de betrokken vreemdeling onder menswaardige omstandigheden in Nederland kan verblijven en daarbij toegang heeft tot medische zorg. Het is aan de behandelend medicus en niet aan verweerder om te bepalen wat medisch noodzakelijk is en ervoor te zorgen dat medisch noodzakelijke zorg wordt verleend. Met het aanbod van onderdak in de VBL, in combinatie met toegang tot een medicus die kan bepalen welke medische hulp de betrokkene kan claimen, heeft verweerder gewaarborgd dat een schending van artikel 3 en 8 van het EVRM zich niet voordoet. Verweerder heeft in de bij eisers brief van 12 februari 2018 overgelegde ongedateerde screening van de GGD Amsterdam geen aanleiding gevonden om te veronderstellen dat eiser op medische gronden niet in de VBL zou kunnen verblijven.