In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en de korpschef van politie, verweerder, over de erkenning van aansprakelijkheid voor geleden schade als gevolg van een schending van de zorgplicht. Eiser, werkzaam als rechercheur, heeft in 1999 een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS) opgelopen na het meemaken van de Koerdenrellen en heeft in 2009 opnieuw PTSS-klachten ontwikkeld na een traumatisch incident. Eiser heeft in 2013 een verzoek ingediend tot erkenning van aansprakelijkheid voor de schade die hij heeft geleden door de schending van de zorgplicht door zijn werkgever. Dit verzoek is door verweerder afgewezen, waarna eiser in beroep is gegaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de zorgplicht niet heeft geschonden. Eiser heeft zich beroepen op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de uitlatingen van een medewerker van verweerder, die niet bevoegd was om een besluit te nemen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de werkgever voldoende zorgbeleid heeft gevoerd en dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het aangeven van zijn behoefte aan nazorg. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de werkgever op de hoogte was van de aanhoudende PTSS-klachten van eiser in 2013 en 2014. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser af.