In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 mei 2017 uitspraak gedaan over de weigering van de Korpschef van politie om aansprakelijkheid te erkennen voor door eiseres gestelde buitenrechtspositionele schade, veroorzaakt door posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg van haar werkzaamheden als politieambtenaar. Eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, betoogde dat de Korpschef zijn zorgplicht niet had nageleefd en onvoldoende nazorg had geboden. De rechtbank heeft in eerdere tussenuitspraken verweerder opgedragen gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Na een uitgebreide procedure, waarin deskundigenrapporten en getuigenverklaringen zijn ingebracht, concludeerde de rechtbank dat verweerder voldoende zorgbeleid had gevoerd en dat eiseres voldoende nazorg was aangeboden. De rechtbank oordeelde dat de Korpschef niet aansprakelijk was voor de gestelde schade, omdat hij had aangetoond dat hij aan zijn zorgplicht had voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen in stand blijven. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, alsook tot betaling van een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.