Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
- eiser is bij onherroepelijk vonnis van 18 april 2006 van de meervoudige strafkamer van (destijds) de rechtbank Breda veroordeeld tot tien maanden jeugddetentie, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, wegens het plegen van vijf diefstallen in 2004 en 2005;
- eiser is bij onherroepelijk vonnis van 26 februari 2007 van de meervoudige strafkamer van (destijds) de rechtbank Breda onder meer veroordeeld tot honderd dagen jeugddetentie, wegens (onder meer) bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in 2006 en een diefstal op 16 november 2006;
- eiser is bij onherroepelijk vonnis van 24 januari 2014 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf in verband van mensenhandel van een persoon onder de leeftijd van zestien jaar, in de jaren 2012 en 2013.
Voorts betoogt eiser dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of het persoonlijke gedrag van eiser een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving, omdat verweerder eiser daarover in bezwaar niet heeft gehoord. Eiser verwijst in dat verband naar het Europees Vestigingsverdrag, het beleid van verweerder, neergelegd in paragraaf B11/4 Vreemdelingencirculaire 2000, zoals die luidde voor 1 april 2013, en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van 16 juli 2015 (ECLI:NL:RBDHA:2015:9972). Verweerder heeft eiser voor het besluit op bezwaar uitgezet. De door verweerder aangedragen oplossing, het horen van eiser bij de Nederlandse Vertegenwoordiging te Ankara, is niet het horen zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het beroep van eiser op de uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2015 slaagt niet, omdat in de zaak die heeft geleid tot die uitspraak, anders dan in deze zaak, slechts sprake was van een eenmalige veroordeling voor twee vermogensdelicten, te weten een woninginbraak en schuldheling en verweerder in deze zaak, anders dan in de zaak die heeft geleid tot voornoemde uitspraak van de Afdeling, zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, deugdelijk heeft gemotiveerd waarom met name het laatste misdrijf waarvoor eiser is veroordeeld zodanig ingrijpend is, dat eiser een ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving.
Het betoog faalt.
Het betoog faalt.