Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 maart 2014 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
.
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser, een Afghaanse vreemdeling, op 6 oktober 2004 een asielaanvraag ingediend. Bij uitspraak van 15 november 2004 heeft de rechtbank vastgesteld dat aan eiser artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag kan worden tegengeworpen. Dit besluit werd gegrond verklaard wegens een motiveringsgebrek met betrekking tot artikel 3 van het EVRM. Op 8 juli 2008 heeft verweerder opnieuw artikel 1(F) aan eiser tegengeworpen, met de stelling dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een risico loopt op schending van artikel 3 EVRM. Eiser heeft hiertegen geen rechtsmiddelen ingesteld. Op 20 maart 2009 heeft eiser een herhaalde asielaanvraag ingediend, waarbij hij zich beroept op nieuwe documenten, waaronder een consulbrief en een UNHCR-Note. De rechtbank oordeelt dat de consulbrief geen nieuw feit is en dat de UNHCR-Note en de brief van de UNHCR geen concrete aanknopingspunten bieden voor twijfel aan het ambtsbericht van februari 2000. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor het oordeel dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de individuele verantwoordelijkheid van eiser voor misdrijven als bedoeld in artikel 1(F) van het Verdrag. De rechtbank oordeelt verder dat er geen situatie is waarin artikel 3 van het EVRM zich duurzaam verzet tegen uitzetting. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.