Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser],
Procesverloop
Overwegingen
The Sri Lankan security forces have long used torture against people deemed to be linked to the Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE), and growing evidence indicates that Tamils who have been politically active abroad are subject to torture and other ill-treatment, Human Rights Watch said. Four of the five cases recently reported to Human Rights Watch were corroborated by medical reports.’
voluntarilyto Sri Lanka in the post-conflict period.
at any levelwith the LTTE but were able to leave Sri Lanka safely now face risk of torture on return. The cases demonstrate that the fact the individuals did not suffer adverse consequences because of this association in the past does not necessarily have a bearing on risk on return now. It is a
combinationof both residence in the UK and an actual or perceived association
at any levelwith the LTTE which places individuals at risk of torture and inhuman and degrading treatment in Sri Lanka. We are repeating our calls for the UK government to halt forcible removals of Tamils to Sri Lanka while the UK Border Agency’s policy on removals to Sri Lanka is changed to properly reflect this mounting evidence.’
the continued and consistent allegations of widespread use of torture and other cruel, inhuman or degrading treatment of suspects in police custody' and '
reports that suggest that torture and ill-treatment perpetrated by State actors, both the military and the police, have continued in many parts of the country after the conflict ended in May 2009 and is still occurring in 2011.'
(…) Die tamilischen Rückkehrenden werden am Flughafen in einer meistens langwierigen Prozedur auf mögliche Verbindungen mit der LTTE durchleuchtet. Sie werden zunächst von der Immigrationsbehorde ausgesondert und befragt. Dann verhört sie der
State Intelligence Service(SIS). Anschliessend Uberprüft und verhort der CID die Rückkehrenden. Diese Verhöre können nach Angaben von Kontaktpersonen manchmal bis zu 14 Stunden dauern. Schläge und Gewalt durch die Beamten sind bei diesen Verhören üblich. Bei hinreichenden Verdachtsmomenten oder widersprüchlichen Aussagen werden Rückkehrende dem T1D für weitere Verhöre übergeben und je nachdem verhaftet. Tamilinnen aus dem Norden und Osten sowie Personen im Alter zwischen
Kontrollen durch CID.Rückkehrende werden nach ihrer Rückkehr mehrmals an ihrem Aufenthaltsort von Polizei oder CID aufgesucht und vemommen. Beobachter berichten von Rückkehrenden, die während sechs Monaten permanent vom CID uberwacht wurden. Eine Verhaftung ist jederzeit möglich.
Verhaftungen und Folter. Es gibt verschiedene aktuelle Berichte, die von Verhaftungen tamilischer und singhalesischer Rückkehrender berichten. In den meisten Fallen wurden sie auch gefoltert. (...)
Freedom from Torture(FFT) kommt zum Schluss, dass Tamilinnen und Tamilen bei einer Rückkehr riskieren, gefoltert zu werden, wenn sie in der Vergangenheit in einer tatsächlichen oder bloss vermuteten
Verbindung mit der LTTE auf beliebiger Ebenegestanden waren und das Land sicher hatten verlassen können. FFT hat 24 Fälle dokumentiert, die nach der freiwilligen Rückkehr in Sri Lanka gefoltert wurden. Es handelte sich praktisch ausschliesslich urn Männer und Frauen tamilischer Ethnie zwischen 20 und 41 Jahren. Mindestens 12 der Fälle wurden über ihre eigenen oder die Aktivitäten anderer Tamilinnen im Ausland ausgefragt.
“De rechtbank verzoekt verweerder om aan te geven of verweerder in het algemeen ambtsbericht Sri Lanka van juni 2013 aanleiding ziet voor een nader standpunt. De rechtbank verzoekt verweerder daarbij aan te geven hoe dit ambtsbericht zich verhoudt tot de door eiser overgelegde rapporten met betrekking tot de situatie voor terugkerende Tamils in Sri Lanka. Daarnaast verzoekt de rechtbank verweerder om in ieder geval nader in te gaan op:
- paragraaf 2.2 ‘Politieke ontwikkelingen’ onder Recente ontwikkelingen LTTE (inclusief Tamil diaspora);
- paragraaf 2.3 ‘Veiligheidssituatie’;
- paragraaf 3.3.6 ‘Arrestaties en detenties’;
de rechtbank leest: 17 juli 2008) in de zaak NA tegen VK (applicatienummer: 25904/07) nog steeds van toepassing zijn, maar dat sinds het einde van het conflict de risico’s zijn afgenomen. De kans gearresteerd te worden op het vliegveld is aanzienlijk verminderd, mede gelet op de omstandigheid dat de controles op het vliegveld aanzienlijk zijn versoepeld. Verweerder verwijst in dit verband naar zes arresten van het EHRM. Verweerder verwijst voorts naar de uitspraak van het Upper Tribunal van het Verenigd Koninkrijk van 3 juli 2013 waarin het Tribunal oordeelt dat er geen risico op schending van art. 3 EVRM is, voor een ieder (al dan niet van Tamil-afkomst) die terugkeert naar Sri Lanka, maar dat dit afhankelijk is van de individuele factoren van de zaak. De omstandigheid dat diverse bronnen geen inzage hebben gegeven in de onderliggende casussen, heeft ertoe geleid dat het Tribunal geen verdergaande conclusies kon verbinden aan de meldingen van mishandelingen bij terugkeer door TAG, HRW en Freedom from Torture. Deze rapporten zijn ook als bron genoemd in paragraaf 4.2 van het ambtsbericht 2013. De ons omringende landen nemen evenmin een groepsrisico aan.
Voorts acht de rechtbank van belang dat uit het ambtsbericht 2013 blijkt dat de aandacht voor LTTE-activiteiten van de Sri Lankaanse autoriteiten is verschoven van het binnenland naar het buitenland, zoals ook door verweerder ter zitting is bevestigd, en dat uit paragraaf 2.2 ‘Politieke ontwikkelingen’ onder Recente ontwikkelingen LTTE (inclusief Tamil diaspora) van het ambtsbericht 2013 zou kunnen worden afgeleid dat Nederland thans zou kunnen worden aangemerkt als land waar fondsen worden geworven door de LTTE. In die paragraaf wordt gerefereerd aan het Nederlands strafrechtelijk onderzoek ‘Koninck’, naar aanleiding waarvan vijf personen zijn vervolgd en veroordeeld. De twee hoofdverdachten waren belangrijke leden van het ‘Tamil Coordinating Committee (TCC)’ in Nederland, die de Tamil diaspora voor fondsenwerving gebruikten. Ook bleek uit dit onderzoek dat in Nederland verscheidene aan de LTTE gerelateerde organisaties en personen actief waren en dat deze organisaties en personen onder andere fondsen wierven voor de LTTE. Verweerder heeft echter nagelaten op deze paragraaf een schriftelijke reactie te geven en kon hier ter zitting eveneens niet op reageren. Daarnaast volgt uit de door eiser overgelegde verklaring van getuige-deskundige Hogg, (bijlage 11 bij de uitspraak van het Upper Tribunal), dat de Nederlandse TCC wordt aangeduid als een ‘key LTTE front organisation’ op een website van het Sri Lankaanse Ministerie van Defensie.
Verweerder kon evenmin informatie geven over het huidige beleid ten aanzien van Tamils in Zwitserland naar aanleiding de door Zwitserland uitgezette Tamils, terwijl Zwitserland in het ambtsbericht 2013 (pagina 11) wordt aangeduid als één van de landen binnen de Europese Unie waar de Tamil diaspora zich voornamelijk bevindt. Dit bevreemdt te meer, nu verweerder in zijn aanvullend standpunt wel veelvuldig heeft verwezen naar de situatie in het Verenigd Koninkrijk, en met name voornoemde uitspraak van het Upper Tribunal. Ook heeft verweerder geen duidelijkheid kunnen verschaffen over de vraag of bij de door het Verenigd Koninkrijk uitgezette Sri Lankaanse vreemdelingen die bij terugkeer problemen hebben ondervonden, sprake was van vermeende banden met de LTTE of geringe politieke activiteiten.
who are, or are perceived to be, a threat to the integrity of Sri Lanka as a single state because they are, or are perceived to have a significant role in relation to post-conflict Tamil separatism within the diaspora and/or a renewal of hostilities within Sri Lanka”. De rechtbank leest hierin dat volgens het Upper Tribunal ook diegenen die niet daadwerkelijk zelf een significante rol spelen bij separatistische activiteiten gevaar lopen, maar ook zij die daarvan slechts worden verdacht.”
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 19 juni 2012;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 1.416,- te betalen aan eiser in verband met het beroep.