Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen
Uber Portier B.V., uit Amsterdam, eiseres
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister
Procesverloop
Overwegingen
kanworden gesteld. Dat is in overeenstemming met wat in de overeenkomst [5] staat die de koeriers met eiseres zijn overeengekomen.
[naam 2] zelf heeft beëindigd voordat het onderzoek door de Arbeidsinspectie was aangevangen. De minister heeft verder terecht het standpunt ingenomen dat het enkele feit dat de vreemdelingen zijn verantwoord voor de administratie evenmin reden vormt voor de matiging van de boete. Volgens het boetebeleid bestaat er namelijk enkel grond voor matiging als de vreemdelingen een loon hebben ontvangen conform het vereiste van het wettelijk minimumloon en geldt deze matigingsgrond niet als de vreemdeling ten aanzien van wie de overtreding wordt geconstateerd geen rechtmatig verblijf heeft. Nu de vreemdelingen in deze zaak ten tijde van de controle allen geen rechtmatig verblijf hadden, ziet de rechtbank alleen daarom al geen aanleiding om de boete om deze reden te matigen.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Informatie over hoger beroep
BIJLAGE
voortijdig,dat wil zeggen voordat controle van de Inspectie SZW of een andere instantie belast met het toezicht op de naleving van de Wet arbeid vreemdelingen heeft plaatsgevonden, aantoonbaar beëindigd. Bij deze werkzaamheden is daarnaast geen sprake van andere onregelmatigheden, zoals bijvoorbeeld onderbetaling van loon of zwart werk.