In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij eiser, die de Iraakse en Nederlandse nationaliteit heeft, zijn bezwaar tegen de intrekking van zijn Nederlanderschap aanvoert. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk is verklaard door verweerder, omdat eiser zijn bezwaar niet tijdig heeft aangevuld met gronden na ontvangst van een herstelverzuimbrief. Eiser stelt echter dat hij deze brief nooit heeft ontvangen, wat leidt tot een discussie over de verzend- en ontvangsttheorie. De rechtbank overweegt dat verweerder de verzending van de herstelverzuimbrief aannemelijk heeft gemaakt, maar dat eiser voldoende omstandigheden heeft aangevoerd die de ontvangst van de brief redelijkerwijs kunnen betwijfelen. De rechtbank wijst op de deugdelijke procesvoering van de gemachtigde van eiser en de bekende problemen bij PostNL. Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van eiser gegrond is, en vernietigt het bestreden besluit. Verweerder wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt tevens zijn griffierecht en proceskosten vergoed.