ECLI:NL:RBAMS:2024:836
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- R. van de Water
- J.C.S. van Limburg Stirum
- C.M. Delstra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de houdbaarheid van de verzendtheorie in bestuursrechtelijke context met betrekking tot naheffingsaanslagen
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam beoordeeld. Eiser had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen, welke hij betwistte op basis van het niet ontvangen van een aanmaning. De rechtbank overweegt dat de naheffingsaanslag op 12 maart 2022 correct is opgelegd en dat de aanmaning op 6 mei 2022 op de juiste wijze is verzonden. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de aanmaning is verzonden, en dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen. De rechtbank vraagt zich echter af of de verzendtheorie, die stelt dat poststukken als ontvangen worden geacht indien ze naar het juiste adres zijn verzonden, nog wel houdbaar is in het licht van recente ontwikkelingen in het bestuursrecht. De rechtbank wijst op de noodzaak van maatwerk en de bescherming van de burger in het bestuursrecht. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, waardoor hij geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskosten.