ECLI:NL:RBDHA:2022:10531

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 20/6489 en AWB 21/4623
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deugdelijkheid van het postverzendings(registratie)systeem van de IND en ontvankelijkheid van bezwaar en beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 oktober 2022, wordt de deugdelijkheid van het postverzendings(registratie)systeem van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) beoordeeld. De eiser betwist dat hij tijdig op de besluiten van de IND heeft gereageerd, omdat hij stelt deze nooit te hebben ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het aan de verweerder is om aan te tonen dat de besluiten naar het juiste adres zijn verzonden. De rechtbank concludeert dat de IND over een deugdelijk postverzendings(registratie)systeem beschikt, waarbij de status 'bericht verwerkt' in het systeem van Indigo voldoende bewijs biedt dat de poststukken daadwerkelijk zijn verzonden. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet in staat is gebleken om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen. Hierdoor zijn de bezwaren en beroepen van de eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank benadrukt dat de termijn voor het indienen van bezwaar en beroep niet verschoonbaar is overschreden, en dat de stelling van de eiser dat dit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel niet wordt gevolgd. De rechtbank wijst het verzoek om een descente af, omdat zij voldoende is voorgelicht over de feitelijke situatie bij het verzendhuis. De uitspraak bevestigt de noodzaak van een deugdelijk postverzendingsysteem in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/6489 en AWB 21/4623

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 oktober 2022 in de zaken tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
gemachtigde: mr. S.C. van Paridon,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. B. Volkers.

Procesverloop

AWB 20/6489
Bij besluit van 14 januari 2020 (primair besluit 1) heeft verweerder eisers verzoek van 6 november 2019 om opheffing van zijn ongewenstverklaring afgewezen.
Eiser heeft op 6 mei 2020 tegen primair besluit 1 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 28 juli 2020 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen primair besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen bestreden besluit 1 beroep, geregistreerd onder zaaknummer AWB 20/6489, ingesteld.
AWB 21/4623
Bij besluit van 1 september 2020 (primair besluit 2) heeft verweerder eisers verzoek van 6 mei 2020 om opheffing van zijn ongewenstverklaring afgewezen.
Bij besluit van 3 februari 2021 (bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen primair besluit 2 ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 3 augustus 2021 tegen bestreden besluit 2 beroep, geregistreerd onder zaaknummer AWB 21/4623, ingesteld.
Beide procedures
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft, in reactie hierop, een aanvullend beroepschrift ingediend.
De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft de beroepen op 30 november 2021 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder, mr. A. de Graaf. De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en partijen in de gelegenheid gesteld een nadere reactie in te dienen.
Eiser heeft op 23 december 2021 een nadere reactie (met bijlagen) ingediend.
Verweerder heeft op 20 januari 2022 een nadere reactie ingediend.
Bij brief van 3 maart 2022 heeft eiser op de reactie van verweerder gereageerd.
Verweerder heeft bij brief van 7 maart 2022 op deze reactie van eiser gereageerd.
Met het verwijzingsbesluit van 31 maart 2022 heeft de enkelvoudige kamer van de rechtbank de zaken, in de stand waarin deze zich bevonden, verwezen naar de meervoudige kamer.
Op 8 augustus 2022 heeft eiser een aanvullend beroepschrift ingediend.
Op 23 augustus 2022 heeft verweerder screenshots ingediend.
De behandeling van de beroepen is hervat op de zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank (hierna: de rechtbank) van 24 augustus 2022. Ter zitting zijn verschenen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Als getuige is verschenen en gehoord de heer [persoon A] (hierna: de heer [persoon A] ), [naam functie] bij de afdeling Business Innovation & Support van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Overwegingen

Inleiding
1. Deze uitspraak gaat over de deugdelijkheid van het postverzendings(registratie)systeem van de IND: Indigo in combinatie met het ‘verzendhuis’.
De bestreden besluiten en het verweerschrift
2.1.
Verweerder heeft met het bestreden besluit 1 het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet binnen de termijn van vier weken als bedoeld in artikel 69 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is ingediend. De redenen die eiser heeft gegeven voor het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift acht verweerder niet verschoonbaar.
2.2.
Verweerder heeft met het bestreden besluit 2 de afwijzing van eisers tweede verzoek om opheffing van zijn ongewenstverklaring gehandhaafd.
2.3.
In het verweerschrift van 17 november 2021 stelt verweerder zich ten aanzien van het beroep tegen het bestreden besluit 2 op het standpunt dat het te laat is ingesteld, zodat dit beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Verweerder wijst onder meer op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 30 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:358).
De gronden van beroep ten aanzien van de ontvankelijkheid
3. Eiser betoogt dat verweerder zijn bezwaarschrift tegen het besluit van 14 januari 2020 (primair besluit 1) ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij stelt dit bezwaar tijdig te hebben ingediend. Verder betoogt eiser dat hij tijdig beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 3 februari 2021 (bestreden besluit 2), zodat dit beroep ontvankelijk is. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze besluiten daadwerkelijk zijn verzonden. Eiser heeft deze besluiten pas ontvangen nadat hij verweerder in gebreke heeft gesteld en heeft vrijwel direct daarna bezwaar/beroep ingesteld. Volgens eiser is het postverzendings(registratie)systeem van verweerder geen deugdelijk en betrouwbaar systeem. Het systeem bevat volgens hem veel fouten en slordigheden, die mogelijk te wijten zijn aan de gewijzigde werkprocessen van verweerder naar aanleiding van de coronamaatregelen. Eiser wijst erop dat zijn gemachtigde, met name in de ‘coronaperiode’, vaker poststukken van de IND (veel) later of helemaal niet heeft ontvangen. Zijn gemachtigde heeft zijn werkwijze hierop aangepast door verweerder in voorkomende gevallen in gebreke te stellen. Met de overgelegde screenshots heeft verweerder volgens eiser niet aannemelijk gemaakt dat de besluiten wel tijdig zijn verzonden. Uit de screenshots blijkt namelijk niet dat de besluiten van 14 januari 2020 en 3 februari 2021 ook daadwerkelijk aan de postleverancier (PostNL) zijn overgedragen. Volgens eiser is dat wel vereist. Hij verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 28 april 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:1045). De uitspraak van de Afdeling van 30 januari 2018, waar verweerder op wijst, is volgens eiser niet leidend. Deze uitspraak is casuïstisch en in eisers situatie niet van toepassing. Eiser heeft, anders dan de vreemdeling in die zaak, helemaal geen besluiten ontvangen. Subsidiair verzoekt eiser om een descente in het ‘verzendhuis’ van verweerder.
Het juridisch kader
4.1.
Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift, in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), vier weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen. In artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
4.2.
In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling, zoals de uitspraken van 24 juli 2019 (ELCI:NL:RVS:2019:2488) en van 20 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1138), volgt dat, indien de geadresseerde stelt dat hij een niet-aangetekend verzonden besluit niet heeft ontvangen, het in beginsel aan het bestuursorgaan is om aannemelijk te maken dat het besluit wel op het adres van de geadresseerde is ontvangen. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst van het besluit op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daarvoor is in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Daarbij dient niet gebleken te zijn van recente problemen bij de verzending van poststukken. Indien het bestuursorgaan de verzending van het besluit aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde het vermoeden te ontzenuwen. Hiervoor is niet vereist dat de geadresseerde aannemelijk maakt dat het besluit niet op zijn adres is ontvangen. Voldoende is dat op grond van wat hij aanvoert de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
Geschilpunten
5. Het geschil tussen partijen gaat in de kern over de vraag of eisers bezwaar tegen het besluit van 14 januari 2020 (primair besluit 1) en eisers beroep tegen het besluit van 3 februari 2021 (bestreden besluit 2) tijdig zijn ingediend en daarom ontvankelijk zijn. In dit verband is het volgende van belang. Volgens verweerder zijn de besluiten van 14 januari 2020 en 3 februari 2021 op respectievelijk 15 januari 2020 en 4 februari 2021 niet-aangetekend, door middel van Indigo en het ‘verzendhuis’, verzonden naar het postadres van eisers gemachtigde. Eiser(s gemachtigde) stelt deze besluiten niet te hebben ontvangen. Dit betekent dat het aan verweerder is om aannemelijk te maken dat de besluiten naar het juiste adres zijn verzonden. Vast staat dat de besluiten van 14 januari 2020 en 3 februari 2021 zijn voorzien van het juiste postadres van eisers gemachtigde. Tussen partijen is hoofdzakelijk in geschil of de besluiten ook daadwerkelijk (op de genoemde data) zijn verzonden. Om daarvan uit te kunnen gaan is vereist dat verweerder over een deugdelijke verzendadministratie beschikt waaruit de verzending op de genoemde data blijkt. Eiser betwist dat Indigo en het ‘verzendhuis’ een deugdelijk postverzendings(registratie)systeem vormen.
Uitleg van het postverzendings(registratie)systeem
6.1.
Verweerder heeft in zijn brief van 20 januari 2022 een schriftelijke toelichting gegeven op zijn postverzendings(registratie)systeem: Indigo in combinatie met het ‘verzendhuis’. Onder meer is uitgelegd dat Indigo het informatiesysteem van de IND is dat alle processen ondersteunt en waarin alle klant- en zaakgegevens en correspondentie wordt geregistreerd. Verder is uitgelegd dat het ‘verzendhuis’ een verzamelnaam is van servers, applicaties, inpakmachines, high-volume printers en medewerkers en dat het fysieke deel van het verzendhuis zich bevindt in het IND-kantoor in Den Bosch. Voorts is daarin ingegaan op de relatie tussen Indigo en het verzendhuis, het gebruik van 2D/QR-codes en de screenshots. Teneinde verder inzicht te krijgen in het verzendhuis en de feitelijke situatie aldaar heeft de rechtbank verweerder verzocht iemand mee te brengen naar de zitting die hierover meer gedetailleerde en feitelijke informatie kan verstrekken. In dit kader is de heer [persoon A] ter zitting verschenen die, nadat hij daartoe de belofte als bedoeld in artikel 8:33, vierde lid, van de Awb heeft afgelegd, als getuige is gehoord.
6.2.
De heer [persoon A] heeft in antwoord op de hem ter zitting gestelde vragen, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht. Deze verklaringen gaan over poststukken die via het centrale verzendsysteem – dat wil zeggen: via het verzendhuis – worden verzonden.
6.2.1.
Genereren van brieven en besluiten in Indigo – stuurcode – adressering
Een brief of besluit wordt door een IND-medewerker in Indigo aangemaakt. Het verzendadres kan door de medewerker handmatig op de brief worden getypt of worden geselecteerd uit een adressenlijst in Indigo. Deze lijst bevat de adressen van klanten (de vreemdeling zelf) en organisaties (een advocaat of advocatenkantoor). Als de brief af is, maakt de medewerker in Indigo een verzendopdracht aan. Zodra de medewerker op ‘definitief’ heeft gedrukt wordt de brief als pdf-document naar de Indigo-server verzonden. Op dat moment wordt ook de adressering – indien via de adressenlijst een adres is geselecteerd – toegevoegd en wordt een 2D/QR-stuurcode (stuurcode) aan het document meegegeven voor het verzendhuis. De stuurcode informeert de couverteermachine – een intelligente inpakmachine – welke pagina’s bij elkaar horen in één document, of er een retourenvelop moet worden bijgevoegd en of de brief moet worden ingepakt in een C4- of C5-envelop of een envelop voor pakketpost.
Als de IND-medewerker meerdere brieven in één envelop wil laten versturen, bepaalt hij/zij zelf de volgorde waarin de door hem of haar gegenereerde brieven in de envelop komen. De eerste pagina van de eerste brief krijgt in Indigo volgnummer 1, de eerste pagina van de tweede brief volgnummer 2, enzovoort. Op de eerste pagina van de brief met volgnummer 1 komt automatisch ook het adres te staan en de stuurcode. Ontbreekt het adres dan komt de brief niet verder in het systeem en bereikt hij de verzendhuisprinter niet.
6.2.2.
Verzending van Indigo naar de verzendhuisserver en -printer
In de nacht worden de pdf-documenten vanaf de Indigo-server ingelezen door de verzendhuisserver. De applicatie OMS500 leest de documenten in en maakt printopdrachten aan voor de printer. Rond 06.30 uur wordt begonnen met het afdrukken van de documenten. Dit gebeurt in het fysieke verzendhuis, een afgesloten ruimte – “clean room” – waarin twee fysieke hoog-volume printers staan en een couverteermachine. De machines staan ongeveer anderhalve meter uit elkaar, op een vloeroppervlakte van circa vijf vierkante meter. In het verzendhuis zijn zes mensen werkzaam. Het printen gebeurt volautomatisch.
6.2.3.
De couverteermachine
Een verzendhuismedewerker haalt vervolgens de stapels met geprinte documenten uit de printeropvangbak en verplaatst deze naar de couverteermachine. De couverteermachine scant de stuurcode op het poststuk en ‘weet’ daardoor hoeveel pagina’s het poststuk telt, of een retourenvelop moet worden meegezonden, of het poststuk moet worden gevouwen (of juist niet) en in welk soort envelop het poststuk moet worden ingepakt. De stuurcode informeert de couverteermachine ook of het gaat om binnenlandse, buitenlandse of priority post. Als de brief uit de couverteermachine komt zit hij al in de envelop.
6.2.4.
Controle
In de couverteermachine wordt dus de stuurcode op het poststuk gescand. Het systeem maakt hierbij automatisch een bestand aan, waarin staat dat het poststuk is verwerkt en ingepakt. Deze bestanden komen in een exceldatabase. Dagelijks rond 17.30 uur wordt de exceldatabase handmatig gecontroleerd door de functioneel beheerder en vergeleken met de output uit Indigo. Eventuele verschillen worden geanalyseerd en indien mogelijk hersteld. Indien een fout niet kan worden hersteld wordt de verzending van het desbetreffende poststuk geannuleerd. Bij de controle wordt een controlebestand aangemaakt dat door de functioneel beheerder wordt klaargezet op de verzendhuisserver en dat in de nacht wordt overgezet naar de Indigo-server. Het poststuk krijgt, als er bij de controle geen afwijkingen zijn ontdekt, vervolgens in Indigo de status ‘bericht verwerkt’ mee, wat betekent dat het in een envelop is gedaan. Poststukken waarvan de verzending is geannuleerd krijgen in Indigo de status ‘bericht niet verwerkt’ mee. De IND-medewerker die de brief heeft aangemaakt krijgt van de annulering ook een melding. De medewerker weet dan dat voor dat poststuk opnieuw de verzendprocedure moet worden doorlopen. Hiermee wordt op berichtniveau gecontroleerd of het document daadwerkelijk is geprint en ingepakt.
6.2.5.
Bundelen en postzak
De enveloppen die uit de couverteermachine komen worden opgevangen in een opvangbak die zich bevindt in het verzendhuis. De verzendhuismedewerker controleert handmatig of het adres dat op de eerste pagina van de brief met volgnummer 1 staat door het venster van de envelop goed zichtbaar is, bundelt de enveloppen in stapels van 50 – conform de afspraak met PostNL – en doet ze vervolgens per vijf à zes bundels in een postzak. Het bundelen gebeurt handmatig, al bij de opvangbak van de couverteermachine, en op categorie: aangetekend, niet-aangetekend, binnenland, buitenland en priority-post. De afstand tussen de opvangbak van de couverteermachine en de postzak bedraagt ongeveer twee meter. De kans dat een brief in Indigo wel de status ‘bericht verwerkt’ heeft gekregen, maar niet in een postzak terechtkomt is volgens de heer [persoon A] verwaarloosbaar. Mocht er al een brief in de opvangbak blijven liggen of op de grond vallen dan zal de verzendhuismedewerker dat vrijwel zeker onmiddellijk zien en herstellen. De postzakken worden vervolgens verzegeld en voorzien van een barcode en door middel van de barcodes op de website van PostNL ter post aangeboden. Daarna worden de postzakken naar de expeditieruimte gebracht en daar opgehaald door PostNL, waarbij de barcodes door een medewerker van PostNL gescand worden. De verzendhuismedewerkers kunnen op deze manier ook controleren of alle postzakken door PostNL zijn opgehaald.
6.3.
Verweerder heeft screenshots uit Indigo overgelegd. Desgevraagd hebben de gemachtigde van verweerder en de heer [persoon A] hierover het volgende toegelicht.
Onder het tabblad ‘Uitgaande berichten’ is bij ‘Verzendkanaal’ zichtbaar of het poststuk centraal of decentraal is verzonden. De poststukken waar het in deze procedure over gaat zijn centraal verzonden. Ook is te zien dat de poststukken de status ‘bericht verwerkt’ hebben meegekregen. De verzenddatum en -tijd die in de screenshots zijn vermeld, corresponderen met de datum en de tijd waarop de functioneel beheerder het controlebestand heeft geplaatst op de verzendhuisserver. In dit geval op 15 januari 2020 om 17:27:08, respectievelijk 4 februari 2021 om 17:58:43. Onder ‘Organisatie’ is te zien aan wie het poststuk is geadresseerd. Door op het vergrootglasicoontje naast ‘Organisatie’ te klikken wordt een nieuw venster geopend, waarin alle gegevens van de geadresseerde te zien zijn. In dit geval zijn de poststukken respectievelijk verzonden naar ‘S.C. van Paridon’ en ‘Van Paridon Advocaten’, Postbus 51014, 3007GA Rotterdam. Bij ‘Dossierstukken’ wordt in beide gevallen vermeld dat het gaat om een beschikking, met volgnummer 1.
6.4.
Verder heeft verweerder op de zitting nog verklaard dat hem in zijn algemeenheid geen klachten over de verzending en ontvangst van poststukken bekend zijn. Ook anderszins is verweerder niet gebleken van recente problemen bij de verzending van poststukken. De coronamaatregelen zijn niet van invloed geweest op het postverzendingssysteem. Hoewel diverse werkprocessen bij de IND als gevolg van de coronamaatregelen tijdelijk waren gewijzigd, is de centrale postverzending als ‘bedrijf kritisch proces’ steeds ongewijzigd gebleven, aldus verweerder.
Beoordeling van het geschil
Deugdelijkheid van het postverzendings(registratie)systeem
7.1.
De heer [persoon A] heeft ter zitting een zeer uitgebreide en gedetailleerde beschrijving gegeven van het verzendproces, het verzendhuis en de feitelijke situatie ter plekke. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat het eerste deel van het verzend(registratie)traject, dat begint bij de verzendopdracht door de IND-medewerker vanuit Indigo en eindigt bij het uitrollen van de envelop uit de couverteermachine, en dat zo goed als volledig geautomatiseerd verloopt en vlak voor het einde een registratiemoment kent, een nagenoeg onfeilbaar proces is dat zonder meer als deugdelijk en betrouwbaar kan worden aangemerkt. Dit betekent, in aanmerking genomen overwegingen 6.2.1. tot en met 6.2.4, dat als een poststuk in Indigo de status “bericht verwerkt” gekregen heeft, als vaststaand kan worden aangenomen dat het desbetreffende poststuk het in Indigo vermelde verzendadres bevat, is uitgeprint, in een envelop is gestopt en uit de couverteermachine is gerold. Het daarop aansluitende tweede deel van het verzend(registratie)traject, dat begint na het uitrollen van de envelop uit de couverteermachine en eindigt met de deponering van de envelop in de postzak (die vervolgens naar de expeditieruimte wordt gebracht), is weliswaar geen geautomatiseerd traject en bevat geen registratiemoment meer, maar op grond van de toelichting van de heer [persoon A] ter zitting oordeelt de rechtbank dat dit een zodanig strak georganiseerd proces is dat de kans op fouten hierin verwaarloosbaar klein is. Hierbij is van belang dat de werkzaamheden eenvoudig van aard zijn en plaatsvinden in een relatief kleine, overzichtelijke en ‘cleane’ werkruimte, dat er niet al te veel (zes) medewerkers tegelijk in die werkruimte aanwezig zijn en dat de afstand die de enveloppen moeten overbruggen vanaf de couverteermachine naar de postzak slechts enkele meters bedraagt. Een eventuele verstoring in dit proces, zoals een envelop die op de grond valt of in de opvangbak van de couverteermachine blijft liggen of een postzak die achterblijft, zal in deze setting en onder deze omstandigheden vrijwel onmiddellijk worden opgemerkt en verholpen. Dit betekent, in aanmerking genomen overweging 6.2.5, dat van een envelop die uit de couverteermachine is gerold kan worden aangenomen dat die een leesbaar adres bevat en ook daadwerkelijk is beland in een postzak, die vervolgens is opgehaald door PostNL.
7.2.
De conclusie is dat het gehele verzend(registratie)proces, ondanks dat het niet volledig geautomatiseerd is en geen registratiemoment heeft vlak voorafgaand aan de deponering van een poststuk in de postzak, met zodanige waarborgen is omkleed dat het nagenoeg uitgesloten is dat er fouten in de postverzending en in de registratie daarvan worden gemaakt. Dit maakt dat Indigo en het verzendhuis tezamen een deugdelijk postverzendings(registratie)systeem vormen. Concreet betekent het voorgaande dat als een poststuk in Indigo de status “bericht verwerkt” heeft gekregen, onder vermelding van een datum, aangenomen kan worden dat het desbetreffende poststuk daadwerkelijk op die datum is verzonden.
7.3.
Eisers stelling dat het verzendproces gedurende de coronaperiode niet als deugdelijk kon worden aangemerkt, omdat het aannemelijk is dat dit proces door de coronamaatregelen wijzigingen heeft ondergaan, kan niet worden gevolgd en leidt daarom niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft in zijn brief van 20 januari 2022 en ter zitting uitdrukkelijk gesteld dat weliswaar veel werkprocessen bij de IND als gevolg van de coronamaatregelen tijdelijk waren gewijzigd, maar dat de centrale postverzending als ‘bedrijf kritisch proces’ juist altijd ongewijzigd is gebleven. Eiser heeft dit niet onderbouwd betwist.
7.4.
Eiser heeft een aantal voorbeelden overgelegd van brieven en besluiten die zijn gemachtigde naar eigen zeggen eveneens te laat zou hebben ontvangen en waarin fouten staan. Deze voorbeelden leiden de rechtbank evenmin tot een ander oordeel betreffende de deugdelijkheid van het postverzendings(registratie)systeem. Aan de hand van enkel deze stukken kan namelijk niet worden vastgesteld of deze stukken al dan niet ook al eerder naar de gemachtigde zijn verzonden en dus ook niet dat het systeem niet deugt.
Screenshots
8. Uit de door verweerder overgelegde screenshots uit Indigo blijkt het volgende.
8.1.
Op 14 januari 2020 is er een brief aangemaakt op naam van eiser. Dit betreft een beschikking. Deze beschikking is geadresseerd aan het juiste postadres van eisers gemachtigde en via centrale verzending – dus via het verzendhuis – verzonden. De beschikking heeft de status “bericht verwerkt” gekregen en als verzenddatum is 15 januari 2020 geregistreerd.
8.2.
Op 3 februari 2021 is een brief aangemaakt op naam van eiser. Dit betreft een beschikking. Deze beschikking is geadresseerd aan het juiste postadres van eisers gemachtigde en via centrale verzending verzonden. De beschikking heeft de status “bericht verwerkt” gekregen en als verzenddatum is 4 februari 2021 geregistreerd.
Beoordeling van de ontvankelijkheid
9.1.
Met deze screenshots tezamen met de beschikkingen en in combinatie met de ter zitting gegeven uitleg over het postverzendings(registratie)systeem, dat dus door de rechtbank als deugdelijk is aangemerkt, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat het besluit van 14 januari 2020 (primaire besluit 1) op 15 januari 2020 naar het adres van eisers gemachtigde is verzonden en dat het besluit van 3 februari 2021 (bestreden besluit 2) op 4 februari 2021 naar het adres van eisers gemachtigde is verzonden. Gelet op de onder 4.3. aangehaalde vaste rechtspraak, rechtvaardigt dit het vermoeden dat deze besluiten door eisers gemachtigde zijn ontvangen.
9.2.
Het is vervolgens aan eiser(s gemachtigde) om dit vermoeden te ontzenuwen door feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Daarin is hij niet geslaagd. Er zijn namelijk geen feiten aangedragen die twijfel oproepen over een adequate postbezorging op het desbetreffende adres in de desbetreffende periodes. De enkele stelling van eisers gemachtigde dat hij deze besluiten nooit op zijn adres heeft ontvangen, maar deze pas heeft ontvangen nadat hij verweerder in gebreke heeft gesteld, is niet voldoende om de ontvangst redelijkerwijs te betwijfelen. Gelet hierop moet worden aangenomen dat eisers gemachtigde de besluiten kort na 15 januari 2020 en 4 februari 2021 heeft ontvangen.
9.3
Uit het voorgaande volgt dat de termijn voor het maken van bezwaar tegen het besluit van 14 januari 2020 (primaire besluit 1) aanving op 16 januari 2020 en duurde tot en met 13 februari 2020. Het bezwaar hiertegen is ingediend op 6 mei 2020. Dat is te laat. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is. Verweerder heeft dat bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
9.4.
Uit het voorgaande volgt verder dat de termijn voor het indienen van beroep tegen het besluit van 3 februari 2021 (bestreden besluit 2) aanving op 5 februari 2021 en duurde tot en met 5 maart 2021. Het beroep hiertegen is ingediend op 3 augustus 2021. Dat is te laat. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Evenredigheid
10. De stelling van eiser dat niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar c.q. het beroep in strijd is met het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:4 van de Awb volgt de rechtbank niet en leidt niet tot een ander oordeel. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, zoals de uitspraak van 6 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1804), biedt artikel 6:11 van de Awb bij vaststelling van een niet-verschoonbare termijnoverschrijding geen ruimte voor een belangenafweging als gevolg waarvan buiten het kader van dat artikel een uitzondering kan worden toegestaan op een voor eiser fatale termijn. Dat betekent dat verweerder – en ook de rechtbank – het belang van eiser bij de opheffing van zijn ongewenstverklaring niet hoeft te betrekken bij de beoordeling of niet-ontvankelijkverklaring achterwege moet worden gelaten.
Descente
11. De rechtbank acht zich, op basis van wat er door en namens verweerder ter zitting naar voren is gebracht, voldoende voorgelicht over de feitelijke situatie bij het verzendhuis. De rechtbank ziet daarom geen reden voor een descente en wijst dit verzoek daarom af.
Conclusie
12. Het beroep met zaaknummer AWB 20/6489 is ongegrond.
13. Het beroep met zaaknummer AWB 21/4623 is niet-ontvankelijk.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep met zaaknummer AWB 20/6489 ongegrond;
  • verklaart het beroep met zaaknummer AWB 21/4623 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, voorzitter, en mr. T. Boesman en mr. A. Pahladsingh, leden, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 5 oktober 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.