In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 oktober 2022, wordt de deugdelijkheid van het postverzendings(registratie)systeem van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) beoordeeld. De eiser betwist dat hij tijdig op de besluiten van de IND heeft gereageerd, omdat hij stelt deze nooit te hebben ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het aan de verweerder is om aan te tonen dat de besluiten naar het juiste adres zijn verzonden. De rechtbank concludeert dat de IND over een deugdelijk postverzendings(registratie)systeem beschikt, waarbij de status 'bericht verwerkt' in het systeem van Indigo voldoende bewijs biedt dat de poststukken daadwerkelijk zijn verzonden. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet in staat is gebleken om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen. Hierdoor zijn de bezwaren en beroepen van de eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank benadrukt dat de termijn voor het indienen van bezwaar en beroep niet verschoonbaar is overschreden, en dat de stelling van de eiser dat dit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel niet wordt gevolgd. De rechtbank wijst het verzoek om een descente af, omdat zij voldoende is voorgelicht over de feitelijke situatie bij het verzendhuis. De uitspraak bevestigt de noodzaak van een deugdelijk postverzendingsysteem in bestuursrechtelijke procedures.