Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Circuit Court in Bydgoszcz, III Criminal Division(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
cumulative judgement of the District Court in Świecievan
18 oktober 2018 met referentie
II K 430/18.
judgement of the District Court in Tucholavan 22 november 2012 met referentie
II K 867/12;
judgement of the District Court in Tucholavan 17 december 2012 met referentie
II K 227/12;
judgement of the District Court in Świecie VII Local Criminal Divisionvan
10 juni 2013 met referentie
VII K 593/13;
judgement of the District Court in Świecievan 4 september 2013 met referentie
II K 627/13.
decision of the District Court in Tucholavan 27 april 2020 met referentie
II Kp 61/20 / PR 1 Ds. 676.2018.
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
II K 430/18aan artikel 12 OLW. Ten aanzien van deze procedure geldt dat de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het verzamelvonnis heeft geleid, en dat dat vonnis - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
29 januari en 21 februari 2024 dat de opgeëiste persoon er gedurende de processen rondom de aan het verzamelvonnis ten grondslag liggende vonnissen op is gewezen dat hij elke adreswijziging moest doorgeven aan de autoriteiten in Polen. Hij is ook niet in het kader van alle onderliggende vonnissen gewezen op de gevolgen van het niet voldoen aan deze zogenoemde adresinstructie. Uit de brief van 21 februari 2024 ten aanzien van het onderliggend vonnis met referentie
II K 627/13blijkt slechts dat in die procedure de adresinstructie zich uitstrekte totdat de aan hem opgelegde straf was tenuitvoergelegd.
ex officio(ambtshalve) is geïnitieerd. Al met al brengt dit met zich mee dat niet vastgesteld kan worden of de opgeëiste persoon wist van de procedure rondom het verzamelvonnis en of hij al dan niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten.
II K 430/18.
5.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
7.Evenredigheid
8.Artikel 11 OLW: Poolse rechtsstaat en detentieomstandigheden
- 6 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1267;
- 7 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1262;
- 7 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1250;
Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT) over de detentieomstandigheden voor in het bijzonder voorlopig gedetineerden in Poolse detentie-instellingen naar aanleiding van een bezoek aan Polen in de periode van 21 maart 2022 tot
1 april 2022. Daarbij is ook de reactie van de Poolse regering gepubliceerd.
9.Slotsom
II K 430/18. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd voor het deel van het EAB dat ziet op de overlevering ten behoeve van de executie van de bij het verzamelvonnis opgelegde straffen.
10.Toepasselijke wetsbepalingen
11.Beslissing
II K 430/18opgelegde vrijheidsstraffen die zijn opgelegd wegens de in het EAB genoemde feiten I t/m V.
na 2 april 2024maar voor het verstrijken van de verlengde beslistermijn op 11 april 2024.