ECLI:NL:RBAMS:2024:1267

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
13-005779-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar een Europees aanhoudingsbevel in verband met detentieomstandigheden in Polen

Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Polen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om het nieuwste rapport van het Comité voor de Preventie van Foltering (CPT), gepubliceerd op 22 februari 2024, te bespreken. Dit rapport betreft de detentieomstandigheden in Poolse detentie-instellingen en is van belang voor de beoordeling van de overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland verblijft zonder vaste woon- of verblijfplaats.

De behandeling van het EAB vond plaats op 21 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak over de overlevering met 30 dagen verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander, wat betekent dat hij in Nederland kan worden vervolgd voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen.

De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de garantie van de Principal Court in Radom dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland kan ondergaan. De rechtbank oordeelt dat deze garantie voldoende is. De detentieomstandigheden in Polen zijn echter een belangrijk aandachtspunt, en daarom is besloten het onderzoek te heropenen om de raadsman en de officier van justitie de gelegenheid te geven zich uit te laten over het CPT-rapport. De rechtbank heeft bepaald dat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk 14 dagen voor 4 april 2024, de einddatum van de verlengde beslistermijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-005779-24
Datum uitspraak: 6 maart 2024
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering van 8 januari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 februari 2017 door
the Regional Court in Radom, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
laatst opgegeven adres: [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 februari 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat in Schiphol, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van
the District Court in Siedlcevan 4 april 2014 (kenmerk II Kp 131/14).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander om zo, in geval van veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering in de uitvoerende lidstaat, die straf vervolgens in Nederland te kunnen ondergaan.
Oordeel van de rechtbank
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op basis van artikel 6, derde lid, van de OLW zijn voldaan aan de volgende vereisten:
1. de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. de opgeëiste persoon kan in Nederland worden vervolgd voor de feiten genoemd in het EAB;
3. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest als gevolg van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon aan de hand van de overgelegde stukken heeft aangetoond dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000 en daarmee een duurzaam verblijfsrecht heeft verworven. Aan deze voorwaarde is dus voldaan.
De rechtbank stelt verder vast dat de opgeëiste persoon in Nederland kan worden vervolgd voor het feit dat aan het EAB ten grondslag ligt.
Het antwoord op de vraag over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht op verblijf in Nederland verliest als gevolg van de opgelegde straf of maatregel, beoordeelt de rechtbank aan de hand van informatie van de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND). Uit de brief van de IND van 1 februari 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht niet zal verliezen.
De opgeëiste persoon kan op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer gegarandeerd is dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan.
The Principal Court in Radom 2nd Criminal Divisionheeft de volgende garantie gegeven:
In reply to your letter dated 1 February 2024, the Principal Court in Radom 2nd Criminal Division hereby informs that in accordance with the law force in the Republic of Poland i.e. Art. 607j § 1 and 2 of the Code of Criminal Procedure if the country executing the arrest warrant has handed over the person prosecuted on a condition that the execution of the penalty of imprisonment or other measures involving deprivation of liberty will take place in that Country, no enforcement shall be initiated against such a person. However, after the judgment becomes final, a decision is issued that the sentenced person will be to the appropriate Member State of the European Union in order to enforce the sentence or another measures involving deprivation of liberty. The above-mentioned is a guarantee that [opgeëiste persoon] will be returned, is such a condition is stipulated (reserved) by the executing state.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Op 22 februari 2024 heeft de
Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) een rapport gepubliceerd over de detentieomstandigheden in Poolse detentie-instellingen naar aanleiding van een bezoek aan Polen in de periode van 21 maart 2022 tot 1 april 2022. Daarbij is ook de reactie van de Poolse regering gepubliceerd.
De rechtbank heeft van dit rapport en de reactie van de Poolse regering kennis genomen in raadkamer, in het bijzonder van wat is vermeld over de detentie-omstandigheden voor voorlopig gedetineerden in Polen. Aan het verzoek tot overlevering van de opgeëiste persoon ligt immers een aanhoudingsbevel ten grondslag op basis waarvan de opgeëiste persoon tijdens zijn vervolging in Polen voorlopig zou worden gedetineerd. Nu het rapport niet op zitting is besproken ziet de rechtbank aanleiding het onderzoek te heropenen om de raadsman en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het rapport in relatie tot het verzoek om overlevering van de opgeëiste persoon.

7.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd, teneinde de raadsman en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het hiervoor genoemde CPT rapport;
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland
uiterlijk 14 dagen voor 4 april 2024, het einde van de verlengde beslistermijn.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon en zijn raadsman tegen het hiervoor bedoelde tijdstip;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen het hiervoor bedoelde tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. J. Thomas en P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 maart 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.