ECLI:NL:RBAMS:2024:1250

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
13/007225-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar een Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Polen

Op 7 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om een recent rapport van het Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) te bespreken, dat de detentieomstandigheden in Polen behandelt. De zaak betreft een opgeëiste persoon die wordt verdacht van openlijk in vereniging geweld plegen, wat naar Pools recht strafbaar is en waarvoor een vrijheidsstraf van meer dan twaalf maanden kan worden opgelegd.

De behandeling van het EAB vond plaats op 22 februari 2024, waarbij de opgeëiste persoon afstand deed van zijn recht om te worden gehoord. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De officier van justitie heeft de vordering tot overlevering ingediend, maar de raadsman van de opgeëiste persoon heeft verzocht om aanhouding van de zaak, omdat er onduidelijkheid bestond over de rol van zijn cliënt in de geweldpleging.

De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding afgewezen, omdat er onvoldoende onderbouwing was voor de stelling dat de opgeëiste persoon slechts als getuige zou worden gehoord. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het CPT-rapport en heeft besloten het onderzoek te heropenen om de raadsman en de officier van justitie de gelegenheid te geven zich uit te laten over de detentieomstandigheden in Polen. De termijn voor de uitspraak over de verzochte overlevering is met 30 dagen verlengd, en de rechtbank heeft bepaald dat de zaak uiterlijk 14 dagen voor 7 april 2024 opnieuw op zitting moet worden gepland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/007225-24
Datum uitspraak: 7 maart 2024
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering van 10 januari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 mei 2023 door
the County Court in Poznan(Polen, hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [naam PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 februari 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht op zitting te worden gehoord. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. S. de Goede, advocaat in Breda.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van
the District Court Poznan-Stare Miastoin Poznan van 13 december 2022 (dossiernummer: VIII Kp 972/22).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [2]

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld de dood ten gevolge heeft.

5.Afwijzing verzoek om aanhouding van de raadsman

De raadsman heeft naar voren gebracht dat de opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn enige rol bij de geweldpleging die aan het EAB ten grondslag ligt, is dat hij één van de gewonden naar het ziekenhuis heeft gebracht. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat hij van de Poolse advocaat van de opgeëiste persoon heeft vernomen dat de Poolse justitiële autoriteiten de opgeëiste persoon willen horen als getuige. Gelet hierop heeft de raadsman om aanhouding verzocht om de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen of de overlevering van de opgeëiste persoon wordt gevraagd om hem te vervolgen als verdachte of dat de Poolse justitiële autoriteiten hem slechts willen horen als getuige.
De officier van justitie vindt dat het verzoek om aanhouding van de raadsman moet worden afgewezen, omdat het onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding van de raadsman af en motiveert dit als volgt.
De Poolse justitiële autoriteiten hebben in 2022 een nationaal aanhoudingsbevel en in 2023 een EAB tegen de opgeëiste persoon uitgevaardigd. Het nationale aanhoudingsbevel strekt ertoe de opgeëiste persoon voor een periode van 3 maanden in voorlopige hechtenis te nemen in Polen, zoals blijkt uit de tekst zoals die in het EAB onder B. opgenomen is. Het EAB strekt ertoe het nationale aanhoudingsbevel uit te voeren en de opgeëiste persoon te vervolgen. Daarbij volgt uit onderdeel e) van het EAB dat tegen de opgeëiste persoon de verdenking bestaat dat hij als medepleger betrokken is bij geweldpleging op 24 november 2021. Wat de raadsman heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding om te onderzoeken of deze verdenking tegen de opgeëiste persoon nog steeds bestaat. De door hem aangehaalde verklaring van verdachte is niet onderbouwd. Deze verklaring zal in het licht van het strafdossier in de Poolse strafzaak moeten worden beoordeeld. Verder heeft de raadsman zijn contact met de Poolse advocaat van de opgeëiste persoon evenmin met stukken, zoals bijvoorbeeld een uitdraai van een e-mail, onderbouwd. De rechtbank heeft dus geen enkel concreet aanknopingspunt om eraan te twijfelen of de Poolse justitiële autoriteiten de opgeëiste persoon nog steeds willen vervolgen voor de in het EAB omschreven verdenking. Nader onderzoek op dat punt, zoals gewenst door de raadsman, is dus niet aan de orde.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Op 22 februari 2024 heeft de
Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) een rapport gepubliceerd over de detentieomstandigheden in Poolse detentie-instellingen naar aanleiding van een bezoek aan Polen in de periode van 21 maart 2022 tot 1 april 2022. Daarbij is ook de reactie van de Poolse regering gepubliceerd.
De rechtbank heeft van dit rapport en de reactie van de Poolse regering kennis genomen in raadkamer, in het bijzonder van wat is vermeld over de detentie-omstandigheden voor voorlopig gedetineerden in Polen. Aan het verzoek tot overlevering van de opgeëiste persoon ligt immers een aanhoudingsbevel ten grondslag op basis waarvan de opgeëiste persoon tijdens zijn vervolging in Polen voorlopig zou worden gedetineerd. Nu het rapport niet op zitting is besproken ziet de rechtbank aanleiding het onderzoek te heropenen om de raadsman en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het rapport in relatie tot het verzoek om overlevering van de opgeëiste persoon.

7.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd, teneinde de raadsman en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het hiervoor genoemde CPT rapport;
VERLENGT de termijnwaarbinnen de rechtbank op grond van de Overleveringswet uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [3]
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland
uiterlijk 14 dagen voor 7 april 2024, het einde van de verlengde beslistermijn.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon en zijn raadsman tegen het hiervoor bedoelde tijdstip;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen het hiervoor bedoelde tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 maart 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.