In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 19 februari 2024, in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, staat de intrekking van een parkeervergunning centraal. Eiser, woonachtig in Amsterdam, had zijn parkeervergunning ingetrokken gekregen omdat er in zijn gebied een nulplafond geldt. De rechtbank oordeelt dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld bij het instellen van dit nulplafond. Er is geen belangenafweging gemaakt en de negatieve gevolgen voor vergunninghouders zijn niet in de besluitvorming betrokken. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en geeft het college acht weken de tijd om een nieuw besluit te nemen, waarbij het college moet onderzoeken of eiser kan beschikken over een stallingsplaats. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de vergunning niet rechtmatig was, omdat het college onvoldoende heeft aangetoond dat eiser over een stallingsplaats kan beschikken. De rechtbank benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en motivering door het college, vooral wanneer het gaat om de belangen van bestaande vergunninghouders.