Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 februari 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
Waar gaat deze zaak over?
Wat vinden eiser en het college in beroep?
Wat is het beoordelingskader?
€ 800,- bedoeld voor onder meer een huishouden dat over het refertejaar over een minimuminkomen beschikte en wordt deze ambtshalve of op aanvraag als categoriale bijzondere bijstand verleend.
Op grond van artikel 3, tweede lid, wordt onder minimuminkomen verstaan een fiscaal gezinsinkomen dat minder of gelijk is aan 120% van het bruto wettelijk minimum loon (WML) of een afgeleid percentage van het WML voor alleenstaanden of alleenstaande ouders dat elk half jaar door de directeur inkomen wordt vastgesteld.
Wat oordeelt de rechtbank?
Is er sprake van vergelijkbare gevallen?
Is het gemaakte onderscheid gerechtvaardigd?
Zoals het college zelf ter zitting heeft toegelicht, dient bij de aanvraag voor individuele bijzondere bijstand namelijk veel meer informatie te worden beoordeeld dan bij de aanvraag voor categoriale bijzondere bijstand.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat het college binnen zes weken een nieuw besluit neemt op het bezwaarschrift van 25 augustus 2022;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-;
- bepaalt dat het college het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoedt.
mr. M.H.W. Franssen, leden, in aanwezigheid van mr.E.H. Kalse-Spoon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2023.