ECLI:NL:CRVB:2024:449

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
23/2515 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalige energietoeslag voor studenten door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze zaak hebben appellanten, beiden studenten, een aanvraag ingediend voor een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen omdat appellanten niet de vereiste gegevens hebben overgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college in bezwaar niet onzorgvuldig heeft gehandeld door appellanten geen extra termijn te geven om de gegevens in te dienen. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat het college op basis van de mededeling van de gemachtigde van appellanten mocht aannemen dat alle benodigde stukken waren ingeleverd. Appellanten hebben in beroep noch in hoger beroep de ontbrekende stukken overgelegd, waardoor hun verzoek om energietoeslag niet kon worden gehonoreerd. De Raad concludeert dat de hoger beroepen niet slagen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

23/2515 PW, 23/2516 PW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2023, 23/2311 en 23/3002 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 29 februari 2024
SAMENVATTING
Het college heeft geweigerd aan appellanten, die beiden student zijn, een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022 toe te kennen omdat zij niet de vereiste gegevens hebben overgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college in bezwaar niet onzorgvuldig heeft gehandeld door appellanten geen extra termijn te geven om de gegevens in te dienen. De Raad volgt de rechtbank hierin, appellanten krijgen dus geen gelijk.

PROCESVERLOOP

Namens appellanten hebben mr. J.C. Kotteman, mr. R.S. Bosch en mr. D. Swildens hoger beroepen ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaken 23/2513 PW en 23/3320 PW plaatsgevonden op 18 januari 2024. Voor appellanten zijn verschenen mr. Bosch en mr. Swildens. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Ahmed, mr. J.G.J. Geerlings en mr. R. Nomden. In de zaken 23/2513 PW en 23/3320 PW is vandaag afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.
Bij de beoordeling van de hoger beroepen zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.2.
Artikel 35, vierde lid, van de Participatiewet [1] maakt het mogelijk om categoriaal bijzondere bijstand toe te kennen aan een alleenstaande of gezin in de vorm van een eenmalige energietoeslag.
1.3.
Appellanten hebben in december 2022 geprobeerd via het daarvoor bestemde formulier op de website van het college een eenmalige energietoeslag aan te vragen. Appellanten konden het webformulier niet verder invullen en de aanvraag niet indienen, omdat zij hadden ingevuld dat zij student zijn. Het webformulier van de gemeente Amsterdam was op die manier ingesteld, omdat op dat moment het beleid gold dat personen die aanspraak maakten op studiefinanciering uitgesloten waren van het recht op de eenmalige energietoeslag. [2] Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze “digitale blokkade”.
1.4.
Op 14 februari 2023 heeft de rechtbank Amsterdam in een zaak van een andere student geoordeeld dat de categoriale uitsluiting van studenten ten opzichte van andere minima in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. [3] Het college heeft daarop nieuw beleid opgesteld [4] waarbij studenten vanaf 21 jaar onder bepaalde voorwaarden in aanmerking konden komen voor de energietoeslag.
1.5.
Het college heeft bij besluiten van onderscheidenlijk 17 en 18 april 2023 (bestreden besluiten) de blokkade in de digitale aanvraagprocedure gelijkgesteld aan een afwijzing van de aanvraag en de bezwaren ongegrond verklaard onder verwijzing naar het nieuwe beleid. Aan het bestreden besluit van appellant ligt ten grondslag dat hij geen bewijs heeft ingediend van betaling van zijn energiekosten aan de energieleverancier over de maand waarin hij zijn aanvraag heeft ingediend. Ter zitting van de rechtbank heeft het college nog toegelicht dat het overgelegde energiecontract van appellant ook niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, omdat dit contract ziet op 2023 en niet op 2022. Aan het bestreden besluit van appellante ligt ten grondslag dat zij onvolledige of onleesbare informatie heeft ingediend. Ter zitting van de rechtbank heeft het college toegelicht dat het energiecontract van appellante niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, omdat dit contract in april 2022 afliep.
1.6.
Appellanten hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard en daarmee de bestreden besluiten in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college niet in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel door appellanten geen herstelmogelijkheid te bieden. Het college heeft naar aanleiding van het nieuwe beleid bij de gemachtigde van appellanten nadere stukken en gegevens opgevraagd om het bezwaar opnieuw te kunnen beoordelen. Daarbij heeft het college medegedeeld dat de stukken tijdig moesten worden aangeleverd en dat het bezwaar zou worden afgehandeld zonder deze gegevens, wanneer de stukken niet op tijd zouden zijn aangeleverd. De gemachtigde van eisers heeft aan het college hierop het volgende laten weten: “Van alle cliënten van “bulk 1”, die een energiecontract op naam hebben, zijn de stukken opgestuurd.” Het college mocht er op basis van de mededeling van de gemachtigde vanuit gaan dat alle stukken waren ingeleverd en hoefde geen hersteltermijn te bieden. Het betreft een regeling met enkele duidelijke voorwaarden en eenvoudig op te vragen stukken: een energiecontract op naam over 2022 en een betaalbewijs over december 2022. Er is bovendien in de periode nadat het nieuwe beleid is opgesteld, uitvoerig contact geweest tussen het college en de gemachtigde van appellanten over de aan te leveren stukken en de termijnen waarbinnen deze moesten zijn ingediend. Overigens is de rechtbank niet gebleken dat appellanten toch beschikken over de ontbrekende stukken.
Het standpunt van appellanten
3.1.
Appellanten zijn het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij voeren aan dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld door hen tijdens het bezwaar niet nog een termijn te geven om de gevraagde stukken in te dienen.
Het standpunt van het college
3.2.
Het college verzoekt om bevestiging van de aangevallen uitspraak.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht de bestreden besluiten om appellanten geen eenmalige energietoeslag toe te kennen in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Wat appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd, is in essentie een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken. Het oordeel van de rechtbank en de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen, zoals beschreven onder 2, worden geheel onderschreven.
4.2.
De Raad voegt hier nog aan toe dat, anders dan appellanten ter zitting van de Raad hebben gesteld, niet is gebleken dat zij alsnog de ontbrekende stukken in beroep hebben ingediend op grond waarvan een nieuwe beoordeling van hun aanspraak op de eenmalige energietoeslag had kunnen plaatsvinden. Ook in hoger beroep hebben appellanten, daartoe op de zitting in de gelegenheid gesteld, de ontbrekende gegevens nog altijd niet overgelegd.

Conclusie en gevolgen

4.3.
De hoger beroepen slagen dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de besluiten van het college om appellanten geen energietoeslag over het jaar 2022 toe te kennen in stand blijven.
5. Omdat de hoger beroepen niet slagen krijgen appellanten geen vergoeding voor hun proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en J.T.H. Zimmerman en A. Hoogenboom als leden, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2024.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) S.S. Blok

Voetnoten

1.In de versie zoals geïntroduceerd met de Wet van 22 augustus 2022 tot wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen, Stb. 2022, 321.
2.Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 gemeente Amsterdam , Gemeenteblad 2022, 498847.
3.Uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:726.
4.Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 studenten gemeente Amsterdam , Gemeenteblad 2023, 115548.