In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Poznań, Polen. Het EAB is uitgevaardigd op 8 december 2022 en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1967, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 12 oktober 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met 30 dagen.
De rechtbank heeft de feiten en de grondslag van het EAB beoordeeld, waarbij de verdediging aanvoerde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de feiten niet dubbel strafbaar zouden zijn. De officier van justitie stelde echter dat de feiten wel degelijk onder Nederlandse strafbepalingen vallen. De rechtbank oordeelde dat de dubbele strafbaarheid niet vereist dat de feiten onder identieke Nederlandse strafbepalingen vallen, maar dat het voldoende is dat de feiten onder enige Nederlandse strafbepaling vallen. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsvrouw en concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen individueel reëel gevaar van schending van het recht op een eerlijk proces in Polen is aangetoond. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan Polen voor de feiten zoals omschreven in het EAB. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.