Op 17 januari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Bielefeld. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 11 november 2016. De opgeëiste persoon, geboren in 1984 in de Sovjetunie, was op dat moment gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Duitse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afgezien van zijn verschijning ter zitting, maar zijn raadsman heeft de verdediging gevoerd. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen.
De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, dat betrekking had op een vonnis van het Amtsgericht Bad Oeynhausen van 25 juli 2007, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van acht maanden was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn, en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, conform de eisen van de Overleveringswet.