Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 april 2021,
- akte overlegging producties, zijdens Upper Brook (A) en (F),
- de conclusie van antwoord tevens incidentele vordering ex 223 Rv en eis in reconventie, met producties, zijdens PIAM,
- de conclusie van antwoord; reconventionele vordering; en incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex 223 Rv, met producties, zijdens Palint,
- het tussenvonnis van 5 oktober 2022 waarbij een mondelinge behandeling is gelast,
- de incidentele conclusie van antwoord, met producties,
- akte overlegging arrest hof Amsterdam (productie 79) zijdens Upper Brook (A) en (F),
- het vonnis in incident van 16 november 2022,
- de e-mail van 8 december 2022 van de rechtbank over de spreektijden van partijen op de mondelinge behandeling,
- de ingekorte conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- de akte overlegging productie 3 zijdens Palint,
- de akte overlegging producties 136 t/m 165 zijdens PIAM,
- de akte overlegging producties 80 t/m 122 tevens houdende wijziging van eis in conventie zijdens Upper Brook (A) en (F),
- de akte overlegging producties 123 t/m 135 tevens akte houdende vermeerdering gronden van eis zijdens Upper Brook (A) en (F),
- de akte overlegging aanvullende producties 136 zijdens Upper Brook (A) en (F),
- de akte overlegging aanvullende producties 137 zijdens Upper Brook (A) en (F),
- de akte overlegging aanvullende productie 138 zijdens Upper Brook (A) en (F),
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling gehouden op 25 januari 2023,
- de brief van 10 februari 2023 zijdens Upper Brook (A) en (F) met opmerkingen over het proces-verbaal,
- de brief van 10 februari 2023 zijdens PIAM en Palint met opmerkingen over het proces-verbaal,
- de brief van 20 februari 2023 zijdens Upper Brook (A) en (F) in reactie op de brief van 10 februari 2023 van PIAM en Palint,
- de brief van 21 februari 2023 zijdens PIAM en Palint in reactie op de brief van 20 februari 2023 van Upper Brook (A) en (F).
2.De feiten
Investment Management Agreements(hierna: IMA of IMA’s) gesloten. Op basis van de IMA’s is het beheer van het vermogen van de Upper Brook fondsen tegen betaling van
management feesondergebracht bij PIAM.
Net Asset Valuevan het fonds.
(…) dat de management fee die PIAM BV aan de 3 Funds PGA Ltd, PGB Ltd en PGD Ltd (de Upper Brook fondsen, rechtbank
) in rekening brengt 2,5% op jaarbasis bedraagt en dat dit percentage aanzienlijk hoger is dan en in geen verhouding staat tot de aan de overige klanten / investeerders in rekening gebrachte management fees”.
verbiedt [PIAM] en/of Palint enige betaling uit de fondsen te eigen bate in ontvangst te nemen en gebiedt [PIAM] en/of Palint ervoor zorg te dragen dat derden waarmee zij in een contractuele relatie staan zich zullen onthouden van iedere betaling uit de fondsen van Upper Brook (A) en Upper Brook (F) en/of van het in ontvangst nemen van enige betaling uit die fondsen te eigen bate,
asset freezeen daarmee de op Upper Brook fondsen van toepassing zijnde sanctiewetgeving.
Commercial Courtin het Verenigd Koninkrijk bepaald dat [naam 8] sinds 15 juli 2017 de rechtsgeldig benoemde voorzitter van LIA is. [naam 7] is bij een door hem ingesteld beroep tegen deze uitspraak in het ongelijk gesteld.
management controlte geven over de Upper Brook fondsen. De bestuursbesluiten zijn neergelegd in aandeelhoudersbesluiten (hierna: de januari resoluties). Het aandeelhoudersbesluit van 17 januari 2019 is ondertekend door [naam 8] als
Chairman and Executive Directorvan LIA.
Chairman and CEOvan LIA, zijn de januari resoluties ingetrokken (hierna: de juni resoluties).
3.Het geschil in de incidenten
in het incident van PIAM
good standing’van de Fondsen te verzekeren en zelf het voor die ‘
good standing’overigens nodige blijft doen;
good standing’van dat fonds en voor zover betalingen binnen het gebruikelijke en binnen de met deze serviceproviders gesloten overeenkomsten blijven;
good standing’van die Fondsen te verzekeren en zelf het voor die ‘
good standing’overigens nodige te blijven doen;
good standing’van die Fondsen en voor zover betalingen binnen het gebruikelijke en binnen de met deze serviceproviders gesloten overeenkomsten blijven; en
4.Het geschil in de hoofdzaak
in conventie
assetshad tot doel de toepasselijke sancties te omzeilen. Dit alles is in strijd met de sanctiemaatregelen.
redemptionheeft plaatsgevonden, jegens Upper Brook (A) en (F) gerechtigd is tot de volledige management fees voor de Fondsen van Upper Brook (A) en (F), te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 30 dagen na de respectieve vervaldata van de kwartaalbedragen (zijnde de eerste dag van ieder kwartaal) tot aan de dag van voldoening;
5.De beoordeling
Inleidend in de incidenten, in conventie en in reconventie
asset freezeblijkt uit paragraaf 18 van Resolutie 1970 (2011):
18. Expresses its intention to ensure that assets frozen pursuant to paragraph 17 shall at a later stage be made available to and for the benefit of the people of the Libyan Arab Jamahiriya;”.
Under control of Muammar Qadhafi and his family, and potential source of funding for his regime”.
De vraag of Palladyne(PIAM, rechtbank)
rechtsgeldig is ontslagen en of [naam 5] en [naam 6] rechtsgeldig zijn benoemd tot bestuurders van Upper Brook moet worden beantwoord in de bodemprocedure voor de rechter van de Kaaimaneilanden.”). Daarnaast is het recht van de Kaaimaneilanden van toepassing op aandeelhoudersbesluiten van Upper Brook (A) en (F). Dit alles staat ook niet ter discussie tussen partijen.
asset freezeis opgenomen in artikel 5 van Verordening 204/2011:
islamic backed government, die uit was op liquidatie van de fondsen om de opbrengst aan te wenden voor eigen doeleinden. PIAM had aldus een fiduciaire plicht om de fondsen te beschermen en als goed huisvader te blijven bewaren en beheren. Daarbij komt dat [naam 6] en [naam 5] , anders dan PIAM, niet over de benodigde vergunningen beschikten en de fondsen dus ook helemaal niet zelf konden beheren. Upper Brook (A) en (F) hebben dat betwist en hebben ten aanzien van dat laatste aangevoerd dat [naam 6] en [naam 5] de intentie hadden om de benodigde vergunningen aan te vragen, maar dat zij daartoe niet in staat waren omdat PIAM weigerde de benodigde informatie te verstrekken.
“changes to the features of frozen funds”(C(2021) 3656 final), waarin is overwogen:
“(…) any asset which may be subject to any embargoes/sanctions, will remain at Deutsche bank until the necessary documentation / approvals are in place for them to be released. (…)”. Dat Deutsche Bank sindsdien een andere mening is toegedaan, dan wel haar beleid ter zake de bevriezing van tegoeden van Upper Brook (A) en (F) onder de sanctiemaatregelen heeft gewijzigd, is niet gesteld of gebleken.
with immediate effect”. Dat geldt ook voor het ontslag van [naam 6] en [naam 5] , die worden “
removed as director of the Company with immediate effect”. In de onderliggende bestuursbesluiten wordt evenmin melding gemaakt van een benoeming of ontslag met terugwerkende kracht. Anders dan PIAM heeft aangevoerd, volgt uit de (bestuurs- en aandeelhouders)besluiten waarin is vastgelegd dat PIAM haar verplichtingen als
investment managervoor zowel de toekomst als het verleden zou moeten bevestigen, evenmin dat PIAM met terugwerkende kracht is herbenoemd als beheerder van de fondsen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat PIAM met terugwerkende kracht is aangewezen als beheerder van de fondsen.
geenterugwerkende kracht kan hebben indien dit meerzijdige rechtshandelingen zou aantasten of rechten die al zijn uitgeoefend. Een ontslag van een bestuurder maakt zijn handelingen niet ongedaan, zelfs als het ontslag op zichzelf terugwerkende kracht heeft. De rechtsonzekerheid die dit zou veroorzaken in het handelsverkeer en het misbruik dat op de loer ligt, verhinderen dit. De rechtbank leidt hieruit af dat de juni resoluties niet tot gevolg hebben dat het ontslag van [naam 6] en [naam 5] als bestuurders van Upper Brook (A) en (F) en de benoeming van PIAM tot bestuurder op grond van de januari resoluties, ongedaan zijn gemaakt. Aangenomen moet worden dat de benoeming van [naam 6] en [naam 5] en het ontslag van PIAM effect sorteren vanaf de datum van de juni resoluties, 25 juni 2019. Dat betekent dat PIAM rechtsgeldig bestuurder van Upper Brook (A) en (F) is geweest in de periode van 17 januari 2019 tot 25 juni 2019. De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van PIAM dat de juni resoluties nietig of vernietigbaar zijn omdat deze onder invloed van dwang of bedreiging tot stand zouden zijn gekomen. Immers heeft [naam 8] dit zelf in een door Upper Brook (A) en (F) overgelegde verklaring van 22 december 2020 bestreden (“
The assertion that the resolutions made by the LIA Board in April 2019 were made under duress or under pressure of personal threats is incorrect and untrue”). Gelet op deze verklaring heeft PIAM haar stelling onvoldoende (nader) onderbouwd.
management feeszouden voor het overgrote deel, zo niet vrijwel geheel, als vergoeding voor het gebruik van dit model moeten worden beschouwd. Dat Upper Brook (A) en (F) als gevolg van onverschuldigd door PIAM na de beëindiging van de IMA’s verrichte
prestatieszijn verrijkt, kan reeds daarom niet worden aangenomen.
custodianaan te stellen en om activa van Upper Brook (A) en (F)
bankruptcy remotete maken. Dat is een legitiem belang, in het belang van Upper Brook (A) en (F) en bovendien is niet gebleken dat Upper Brook (A) en (F) daardoor schade hebben geleden. Door het opzetten van de constructie met Palint heeft PIAM de IMA’s niet geschonden. Zij was immers vrij het beheer naar eigen inzicht (mits in het belang van Upper Brook (A) en (F)) te voeren en het stond haar op grond van artikel 3.3 van de IMA’s vrij bij de uitvoering van haar werkzaamheden derden in te schakelen.
bankruptcy remote). Een veroordeling tot schadevergoeding zou kunnen leiden tot een vermindering van het vermogen van Palint en uiteindelijk zelfs tot haar faillissement. In dat laatste geval zou ook het aan haar in bewaring gegeven vermogen van Upper Brook (A) en (F) kunnen worden aangesproken, hetgeen juist voorkomen moest worden met de oprichting van Palint. In 2014 had Palint bovendien tegen de achtergrond van de burgeroorlog in Libië, waarin drie regeringen elkaar bestreden en het voorzitterschap van LIA claimden, te beoordelen of zij als bewaarder gevolg kon geven aan de ontslagaanzegging jegens PIAM en opzegging van de IMA’s door Upper Brook (A) en (F), dan wel haar functie als bewaarder zou voortzetten totdat zou zijn vastgesteld wie het uiteindelijk voor het zeggen zou hebben in LIA en daarmee (via LAIP en LFB) bij Upper Brook (A) en (F). Palint heeft voor dat laatste gekozen. Nadat de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij vonnis van 10 februari 2021 had beslist dat het PIAM niet was toegestaan management fees aan de fondsen te onttrekken, heeft Palint de volmacht bij brief van 22 juni 2021 in zoverre beperkt. Gelet op de oorlogssituatie en schimmige zeggenschapskwestie kan dit handelen van Palint, zonder bijkomende omstandigheden, die niet zijn gebleken, niet als onrechtmatig worden bestempeld jegens Upper Brook (A) en (F), zodat de vorderingen jegens Palint zullen worden afgewezen.
Net Asset Valuevan de beleggingsfondsen, waarop de hoogte van de management fees is gebaseerd. Verder hebben Upper Brook (A) en (F) de onttrekkingen over 2014 en 2019 begroot over een volledig jaar. PIAM heeft echter tot 1 juli 2014 recht gehad op een management fee, en heeft onweersproken betoogd dat aan haar na 1 juli 2019 geen management fee meer is uitgekeerd van de bankrekeningen van Upper Brook (A) en (F). Daarom bedragen de door Upper Brook (A) en (F) begrote onttrekkingen in 2014 en 2019 in het hieronder opgenomen overzicht 50% van de door haar gestelde bedragen. De volgens Upper Brook (A) en (F) en PIAM onttrokken bedragen per beleggingsfonds in de periode tweede helft 2014 tot en met 2de kwartaal 2019 zijn (een negatief verschil houdt in: het door Upper Brook (A) en (F) gestelde bedrag is lager dan het door PIAM gestelde bedrag):
Net Asset Valuevan de respectievelijke fondsen en de daarvoor geldende percentages. De rechtbank begroot de ten onrechte door PIAM aan Upper Brook (A) en (F) onttrokken management fees dan ook op de door PIAM onderbouwde bedragen. De vordering tot terugbetaling van die onttrokken bedragen worden daarom toegewezen tot een bedrag van USD 13.715.974,39 ter zake Upper Brook (A) en USD 24.195.999,08 ter zake Upper Brook (F). De gevorderde wettelijke rente kan eveneens worden toegewezen, omdat die niet is betwist.