Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
- het vonnis in incident van 11 maart 2020;
- de conclusie van dupliek in reconventie van Upper Brook met producties;
- de akte overlegging aanvullende producties van Upper Brook;
- de akte uitlating producties van PIAM met producties;
- de akte uitlating producties van Palint;
- de akte uitlating producties van Upper Brook;
- het proces-verbaal van pleidooi van 12 januari 2021 met de daarin genoemde stukken en
- de brief van Mr Te Winkel van 10 februari 2021 met opmerkingen over het proces verbaal.
2 Samenvatting van dit vonnis
3.De feiten
Investment Management Agreement(hierna: de IMA) gesloten met PIAM, op grond waarvan PIAM werd aangesteld als beheerder van het fonds van Upper Brook. Op grond van artikel 7 van de IMA heeft PIAM voor haar werkzaamheden recht op een
investment management feevan 0,6255% van de
Net Asset Value of the Sharesper kwartaal.
Libyan Investment Authority(hierna: de LIA), een entiteit van de staat Libië, USD 300 miljoen geïnvesteerd in het fonds van Upper Brook. De LIA verkreeg daarbij alle aandelen in Upper Brook. Upper Brook en de LIA hebben in dat verband op 20 december 2007 een
Subscription Agreementgesloten.
(…) dat de management fee die PIAM BV aan de 3 Funds PGA Ltd, PGB Ltd en PGD Ltd (de fondsen, rechtbank
) in rekening brengt 2,5% op jaarbasis bedraagt en dat dit percentage aanzienlijk hoger is dan en in geen verhouding staat tot de aan de overige klanten / investeerders in rekening gebrachte management fees.”
resolution of the sole shareholder, gedateerd 8 juli 2014 (hierna: het aandeelhoudersbesluit van juli 2014), is PIAM met onmiddellijke ingang ontslagen als bestuurder van Upper Brook en zijn [bestuurder 7] en [bestuurder 6] met onmiddellijke ingang benoemd tot bestuurders van Upper Brook. Deze
resolutionis namens de LIA ondertekend door [bestuurder 9] , die daarin wordt aangeduid als
Chairman of the Board of Directorsvan de LIA.
asset freezeen daarmee de op het fonds van Upper Brook van toepassing zijnde sanctiewetgeving. De rechter vat zijn oordeel in het vonnis als volgt samen:
claim must be dismissed. My conclusions can be summarized as follows:
Commercial Courtin het Verenigd Koninkrijk bepaald dat [bestuurder 11] sinds 15 juli 2017 de rechtsgeldig benoemde voorzitter van de LIA is. Hij is dat nog steeds.
management controlte geven over het fonds. De bestuursbesluiten zijn neergelegd in aandeelhoudersbesluiten (hierna: de januari resoluties). Het aandeelhoudersbesluit van 17 januari 2019 is ondertekend door [bestuurder 11] als
Chairman and Executive Directorvan de LIA.
Chairman and CEOvan de LIA, zijn de januari resoluties ingetrokken (hierna: de juni resoluties).
4.Het geschil
in conventie
5.De beoordeling
assetshad tot doel de toepasselijke sancties te omzeilen, aldus PIAM.
De vraag of Palladyne(PIAM, rechtbank)
rechtsgeldig is ontslagen en of [betrokkene 6] en [betrokkene 7]( [bestuurder 6] en [bestuurder 7] , rechtbank)
rechtsgeldig zijn benoemd tot bestuurders van Upper Brook moet worden beantwoord in de bodemprocedure voor de rechter van de Kaaimaneilanden.”). Er is verder sprake geweest van bewijslevering, hoor en wederhoor en hoger beroep. Bij gebrek aan aanknopingspunten voor het tegendeel gaat de rechtbank er dan ook van uit dat ook aan criteria ii. tot en met iv. is voldaan, zodat het vonnis van de Kaaimaneilanden voor erkenning in aanmerking komt.
asset freeze, en om die reden niet in strijd is met de Cayman Sanctions Order. De rechter heeft de Cayman Sanctions Order daarbij geïnterpreteerd in het licht van bindende VN-resoluties en EU-verordeningen waaraan deze uitvoering geeft. Ook is geoordeeld dat het aandeelhoudersbesluit van juli 2014 rechtsgeldig is genomen, door personen die vertegenwoordigingsbevoegd waren. Die oordelen zullen in deze procedure dan ook als uitgangspunt gelden. Dat betekent dat de verweren dat [bestuurder 6] en [bestuurder 7] niet bevoegd waren de IMA te beëindigen omdat hun benoeming in strijd was met de sanctiemaatregelen en dat het aandeelhoudersbesluit van juli 2014 is genomen in strijd met Libisch recht en het recht van de Kaaimaneilanden niet op gaan.
asset freezeblijkt uit paragraaf 18 van Resolutie 1970 (2011):
18. Expresses its intention to ensure that assets frozen pursuant to paragraph 17 shall at a later stage be made available to and for the benefit of the people of the Libyan Arab Jamahiriya;”.
Under control of Muammar Qadhafi and his family, and potential source of funding for his regime”.
activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;”
het voorkómen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet noodzakelijkerwijs beperkt tot het verkopen, verhuren of verhypothekeren ervan;”
asset freezeis opgenomen in artikel 5 van Verordening 204/2011:
Artikel 5
4. Alle tegoeden en economische middelen die op 16 september 2011 toebehoren aan, eigendom zijn van, in het bezit zijn van of onder zeggenschap staan van:
islamic backed government, die uit was op liquidatie van het fonds om de opbrengst aan te wenden voor eigen doeleinden. PIAM had aldus een fiduciaire plicht om het fonds te beschermen en als goed huisvader te blijven bewaren en beheren. Daarbij komt dat [bestuurder 6] en [bestuurder 7] , anders dan PIAM, niet over de benodigde vergunningen beschikten en het fonds dus ook helemaal niet zelf konden beheren. Upper Brook heeft dat betwist en heeft ten aanzien van dat laatste aangevoerd dat [bestuurder 6] en [bestuurder 7] de intentie hadden om de benodigde vergunningen aan te vragen, maar dat zij daartoe niet in staat waren omdat PIAM weigerde de benodigde informatie te verstrekken.
with immediate effect”. Dat geldt ook voor het ontslag van [bestuurder 6] en [bestuurder 7] , die worden “
removed as director of the Company with immediate effect”. In de onderliggende bestuursbesluiten wordt evenmin melding gemaakt van een benoeming of ontslag met terugwerkende kracht. Anders dan PIAM heeft aangevoerd volgt uit de (bestuurs- en aandeelhouders)besluiten waarin is vastgelegd dat PIAM haar verplichtingen als
investment managervoor zowel de toekomst als het verleden zou moeten bevestigen, evenmin dat PIAM met terugwerkende kracht is herbenoemd als beheerder van het fonds van Upper Brook. Tijdens het pleidooi heeft mr. Te Winkel toegelicht dat men er vanuit ging dat de oorspronkelijke afspraken herleefden en dat het de bedoeling was om een en ander nader uit te werken, maar dat het zover niet is gekomen. Dit betekent dat terugwerkende kracht niet volgt uit de januari resoluties en dat evenmin sprake is van daartoe strekkende afspraken. Daarom kan niet worden vastgesteld dat PIAM met terugwerkende kracht is aangewezen als beheerder van het fonds van Upper Brook.
geenterugwerkende kracht kan hebben indien dit meerzijdige rechtshandelingen zou aantasten of rechten die al zijn uitgeoefend. Een ontslag van een bestuurder maakt zijn handelingen niet ongedaan, zelfs als het ontslag op zichzelf terugwerkende kracht heeft. De rechtsonzekerheid die dit zou veroorzaken in het handelsverkeer en het misbruik dat op de loer ligt, verhinderen dit. De rechtbank leidt hieruit af dat de juni resoluties niet tot gevolg hebben dat het ontslag van [bestuurder 6] en [bestuurder 7] als bestuurders van Upper Brook en de benoeming van PIAM tot bestuurder op grond van de januari resoluties ongedaan zijn gemaakt. Aangenomen moet worden dat de benoeming van [bestuurder 6] en [bestuurder 7] en het ontslag van PIAM effect sorteren vanaf de datum van de juni resoluties, 25 juni 2019. Dat betekent dat PIAM rechtsgeldig bestuurder van Upper Brook is geweest in de periode van 17 januari 2019 tot 25 juni 2019. De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van PIAM dat de juni resoluties nietig of vernietigbaar zijn omdat deze onder invloed van dwang of bedreiging tot stand zouden zijn gekomen. Immers heeft [bestuurder 11] dit zelf in een door Upper Brook overgelegde verklaring van 22 december 2020 bestreden (“
The assertion that the resolutions made by the LIA Board in April 2019 were made under duress or under pressure of personal threats is incorrect and untrue”). Gelet op deze verklaring heeft PIAM haar stelling onvoldoende onderbouwd.
management feezou voor het overgrote deel, zo niet vrijwel geheel, als vergoeding voor het gebruik van dit model moeten worden beschouwd. Dat Upper Brook als gevolg van onverschuldigd door PIAM na de beëindiging van de IMA verrichte
prestatiesis verrijkt, kan reeds daarom niet worden aangenomen.
custodianvoort te zetten. Dat is een legitieme grond, in het belang van Upper Brook en bovendien is niet gebleken dat Upper Brook daardoor schade heeft geleden. Door het opzetten van de constructie met Palint heeft PIAM de IMA niet geschonden. Zij was immers vrij het beheer naar eigen inzicht (mits in het belang van Upper Brook) te voeren en het stond haar op grond van artikel 3.3 van de IMA vrij bij de uitvoering van haar werkzaamheden derden in te schakelen.
23.994,00(6 punten × tarief € 3.999)