ECLI:NL:RBAMS:2022:8637

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
13/997090-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie, invoer van verdovende middelen en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie, het medeplegen van de invoer van verdovende middelen en witwassen. De verdachte werd beschuldigd van het deelnemen aan een criminele organisatie die zich bezighield met de invoer van verdovende middelen, waaronder hennep, cocaïne en heroïne, in de periode van 1 juli 2018 tot 29 september 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij meerdere drugstransporten, waaronder de invoer van 5.296 kilogram hennep op 26 oktober 2018, 4.322 kilogram cocaïne op 26 december 2018, 6,58 gram heroïne op 2 september 2019 en 750 kilogram cocaïne op 30 maart 2020. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen door in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019 grote contante bedragen te storten op bankrekeningen van verschillende vennootschappen, waarvan hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie en de impact van de drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997090-18
Datum uitspraak: 8 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats 1] ,
gedetineerd in de [naam PI] .

1.Inleiding

Op 22 oktober 2018 heeft de [naam bank 1] -bank aangifte gedaan van witwassen. De [naam bank 1] had geconstateerd dat er op vijf rekeningen in een korte periode veel contante stortingen werden verricht, waarna er betalingen naar buitenlandse bankrekeningen werden gedaan. Naar aanleiding van deze aangifte is de politie een onderzoek gestart. Hieruit is naar voren gekomen dat de bedrijven op wier rekeningen geld werd gestort, werden gebruikt voor transporten van verdovende middelen. De politie heeft bij haar onderzoek verdachte en zijn medeverdachten in beeld gekregen. Zij heeft gesprekken afgeluisterd, doorzoekingen verricht en onderzoek gedaan naar de diverse bedrijven. Het Openbaar Ministerie beschuldigt verdachte en zijn medeverdachten ervan dat zij een criminele (drugs)organisatie vormden. Verdachte wordt verder verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het tezamen en in vereniging met anderen invoeren van verdovende middelen, witwassen en het overtreden van de Wet wapens en munitie.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 september 2021 (pro forma), 26, 27 en 28 oktober 2021, 9 november 2021 (inhoudelijke behandeling), 1 februari 2022 (pro forma/regie), 1 april 2022 (pro forma/regie), 11 (vervolg inhoudelijke behandeling), 12 (requisitoir) en 13 mei 2022 (pleidooi, re- en dupliek en laatste woord van verdachte) en 8 juli 2022 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie,
mrs. A.S. Bijleveld en M.P. Kok (hierna: de officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.C.B. Dionisius, advocaat te Breda, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaak tegen de verdachte gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en (deels) [medeverdachte 5] .

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting van 8 april 2021 en 26 en 28 oktober 2021 – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan kort gezegd:
Deelnemen aan een criminele organisatie in de periode van 1 juli 2018 tot 1 maart 2019 die tot oogmerk heeft de invoer, handel en het vervoeren van verdovende middelen op lijst I en lijst II, voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet, witwassen en valsheid in geschrift (zaaksdossier 11);
Deelnemen aan een criminele organisatie in de periode van 1 maart 2019 tot 29 september 2020 die tot oogmerk heeft de invoer, handel en het vervoeren van verdovende middelen op lijst I en lijst II, voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet, witwassen en valsheid in geschrift (zaaksdossier 11);
Medeplegen van de invoer van 5.296 kilogram hennep op 26 oktober 2018 of het feitelijk leidinggeven aan de rechtspersonen die tezamen en in vereniging met een ander of anderen genoemde hoeveelheid hennep hebben ingevoerd, subsidiair het medeplegen van medeplichtigheid aan dit transport (zaaksdossier 6);
Medeplegen van de invoer van 4.322 kilogram cocaïne op 26 december 2018, subsidiair het medeplegen van medeplichtigheid hieraan en meer subsidiair het verrichten van voorbereidingshandelingen voor de invoer van deze drugs (zaaksdossier 7);
Medeplegen van de invoer van 6,58 gram heroïne op 2 september 2019 of het feitelijk leidinggeven aan de rechtspersonen die tezamen en in vereniging met een ander of anderen genoemde hoeveelheid heroïne hebben ingevoerd, subsidiair het medeplegen van medeplichtigheid aan dit transport (zaaksdossier 9 – ‘Astoria’);
Medeplegen van de invoer van 750 kilogram cocaïne op 30 maart 2020 of het feitelijk leidinggeven aan de rechtspersonen die tezamen en in vereniging met een ander of anderen genoemde hoeveelheid cocaïne hebben ingevoerd, subsidiair het medeplegen van medeplichtigheid aan dit transport (zaaksdossier 10 – ‘ [naam 3] ’);
Medeplegen van (gewoonte- of schuld)witwassen (zaaksdossier 1);
Handelen in strijd met de Wet wapens en munitie door het voorhanden hebben van een boksbeugel, pepperspraypistool en patroon (zaaksdossier 13).
De (gewijzigde) tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

4.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van al de ten laste gelegde drugstransporten en daartoe kort samengevat aangevoerd dat er geen bewijs is voor het (zowel voor medeplegen als voor de medeplichtigheid vereiste) opzet en voor zover daarvan wel sprake is, niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de wél bij de transport betrokken personen en evenmin van een intellectuele of materiële bijdrage van verdachte aan de transporten om van medeplegen te kunnen spreken.
De betrokkenheid van verdachte bij het onder 3 ten laste gelegde transport bestaat slechts uit het verrichten van een aantal stortingen op de bankrekening van [naam 1] B.V. De overige aan hem verweten handelingen ten behoeve van dit transport kunnen niet worden bewezen. Verder ontbreekt bewijs dat verdachte ten tijde van het verrichten van de stortingen wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de gestorte bedragen zouden worden aangewend voor het doen van een betaling aan de vervoerder van de container, waarin later de hennep werd aangetroffen, als die al daarvoor aangewend zijn. De door verdachte verrichte stortingen zijn hooguit als ondersteunende handelingen aan te merken, zodat deze handelingen als medeplichtigheid dienen te worden gekwalificeerd.
De enige link die met het onder 4 ten laste gelegde transport zou kunnen worden gelegd tussen verdachte en dit transport is gelegen in het doen van contante stortingen op de bankrekening van [naam 1] B.V. die de betaling aan [naam 2] heeft gedaan en op de bankrekening van [naam 1] B.V. die de afhandeling van het transport verder zou gaan verzorgen. Verder ontbreekt bewijs dat verdachte ten tijde van het verrichten van de stortingen wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de gestorte bedragen zouden worden aangewend voor het doen van een betaling aan de vervoerder van de container, waarin later de hennep werd aangetroffen, als die al daarvoor aangewend zijn. Het doen van één storting getuigt niet van een nauwe en bewuste samenwerking dan wel een intellectuele of materiële bijdrage van voldoende gewicht. Mocht verdachte al wetenschap hebben gehad van het doel van het door hem gestorte geldbedrag – wat niet het geval is – dan is het storten van geld slechts een ondergeschikte, faciliterende handeling die hooguit als medeplichtigheid kan worden gekwalificeerd.
Het dossier biedt – los van het mogelijk door verdachte verrichten van een drietal contante stortingen op de bankrekening van [bedrijfsnaam 5] – geen bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij het onder 5 ten laste gelegde transport. Geenszins is komen vast te staan dat hij op het moment van het verrichten van de stortingen op de hoogte was van de bestemming voor de gestorte gelden, zodat (voorwaardelijk) opzet op de invoer van drugs niet bewezen kan worden. De rol van verdachte als storter van geldbedragen is louter faciliterend en van ondergeschikt belang geweest, waardoor maximaal sprake kan zijn van medeplichtigheid.
Het enige rechtstreeks belastende bewijs dat verdachte bij het onder 6 ten laste gelegde transport is betrokken, is het OVC-gesprek waarin verdachte vraagt of [naam 3] bakken wil rijden. Dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen, temeer nu niet vaststaat op het vervoer van welke bakken verdachte daarbij doelt. Van een nauwe en bewuste samenwerking met de wel voor dit transport verantwoordelijke personen kan op basis van alleen dit OVC-gesprek niet gesproken worden. Evenmin van een voldoende intellectuele of materiële bijdrage, zodat van medeplegen geen sprake is. Uit het dossier blijkt ook niet dat verdachte zicht of wetenschap heeft gehad op de eventueel door anderen in het kader van dit transport verrichte handelingen, laat staan daarbij betrokken is geweest.
De raadsman heeft ten aanzien van de ten laste gelegde deelneming aan een criminele (drugs)organisatie het volgende naar voren gebracht. Een verdachte dient in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie het plegen van een of meer misdrijven als oogmerk heeft. Wetenschap bij de verdachte in de vorm van voorwaardelijk opzet is op dit punt niet voldoende. Niet is gebleken van enige wetenschap van verdachte omtrent het oogmerk van de mogelijk bestaande criminele organisaties, zodat – ook als het witwassen kan worden bewezen – bij gebrek aan deze wetenschap alsnog een vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde witwassen heeft de raadsman het volgende opgemerkt. Verdachte heeft contant geld gestort op bankrekeningen van bedrijven. Het is gezien het vastgestelde inkomen van verdachte zeer onwaarschijnlijk dat dit zijn eigen geld was. Hij heeft de geldbedragen niet voor zichzelf aangewend, wat er op duidt dat hij het geld op verzoek van derden op de bankrekening van de diverse bedrijven heeft gestort. Over de herkomst van deze geldbedragen heeft verdachte geen verklaring afgelegd. Evenmin heeft hij verklaard op wiens verzoek of in wiens opdracht hij de stortingen heeft gedaan. Niet is komen vast te staan dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. En voor zover wel wordt aangenomen dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig waren, is er geen enkel bewijs dat verdachte daar ook maar enige wetenschap van had of redelijkerwijs had moeten hebben. Wat betreft het witwassen van de drie binnen de ten laste gelegde periode aangeschafte auto’s geldt dat met de aanschaf van die auto’s geen schrikbarend hoge bedragen waren gemoeid. Waar het geld voor de aanschaf van de auto's vandaan kwam, is niet bekend. Verdachte heeft daarover ook geen verklaring afgelegd, maar evenmin is er bewijs voor de stelling dat het geld van misdrijf afkomstig was en dat verdachte dat wist of redelijkerwijs moest vermoeden.
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde handelen in strijd met de Wet wapens en munitie heeft de raadsman het volgende betoogd. De boksbeugel, het pepperspraypistool en de munitie zijn aangetroffen in een verhuisdoos in de berging van de woning van verdachte. Volgens verdachte is deze doos, waarin onder andere administratie zou hebben gezeten, daar door de inmiddels overleden [naam 4] weggezet. Dat de verhuisdoos met inhoud niet aan verdachte toebehoorde had de politie mogelijk kunnen vaststellen op basis van de administratie/papieren die in de doos zaten en die te zien zijn op de foto van de doos. Deze papieren zijn echter niet onderzocht. Het feit dat er in de doos ook een foto is aangetroffen van verdachte met een groot vuurwapen in zijn hand is te verklaren door het feit dat het een zeer oude foto is die lang geleden door [naam 4] is gemaakt en die hij kennelijk tot het moment dat hij de doos in de berging van verdachte zette heeft behouden. Verdachte heeft het goed gevonden dat zijn vriend een doos in zijn berging opsloeg, zonder exact te weten wat er in de doos zat. Hij was er niet van op de hoogte dat de aangetroffen wapens en één stuk – overigens niet nader onderzochte – munitie in de doos zaten. Deze bewustheid was bij verdachte volledig afwezig. Hij heeft nooit in de doos gekeken en is uitgegaan van de mededeling van [naam 4] dat er administratie in de doos zou zitten. Er zijn overigens ook geen bewijsmiddelen, zoals dactylosopische of DNA-sporen, die er op wijzen dat cliënt ook fysiek in aanraking is gekomen met de aangetroffen goederen.

6.Waardering van het bewijs

Het medeplegen van invoeren van verdovende middelen.
Verdachte wordt onder 3, 4, 5 en 6 telkens primair beschuldigd van het medeplegen van de invoer van verdovende middelen, te weten hennep (feit 3), cocaïne (feit 4 en 5) en heroïne (feit 6).
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór het strafbare feit zijn geleverd. [1] Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de tekst van artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet in verbinding met artikel 1 lid 4 van de Opiumwet volgt dat als strafbare vormen van het invoeren van verdovende middelen niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van verdovende middelen na de feitelijke invoer. In dit verband pleegt te worden gesproken van de ‘verlengde invoer’ van verdovende middelen. [2]
De Hoge Raad legt als het gaat om het medeplegen van de (verlengde) invoer van verdovende middelen het accent sterk op de feitelijke bijdrage van de verdachte en de hiervoor genoemde beoordelingsfactoren. [3]
Uit het dossier volgt dat verdachte bij geen van de transporten fysiek betrokken is geweest in die zin dat hij zelf verdovende middelen heeft ingevoerd. Beoordeeld moet daarom worden of verdachte op een andere wijze een rol heeft gespeeld en zo ja hoe die rol moet worden gekwalificeerd.
Telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Alvorens in te gaan op de verschillende transporten, stelt de rechtbank vast dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat in een aantal zaaksdossiers naar voren komt, aan verdachte toebehoort. Zij overweegt daartoe het volgende. Naar aanleiding van de aangifte van de [naam bank 1] is onderzoek gedaan naar (de gebruiker van) het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Op 1 november 2018 is een machtiging verleend tot het opnemen van telecommunicatie met dat telefoonnummer. Op 10 november 2018 om 18.51 uur wordt de gebruiker van dit telefoonnummer gebeld door de [naam bank 1] bank. De gebruiker krijgt een volgnummer en een TAN-code te horen. Hij zegt tijdens dit gesprek (op de achtergrond): “Kijk je uit... [naam 5] ... [naam 5] ...hey!”. Verdachte heeft een dochtertje genaamd [naam 5] en woonde destijds samen met zijn gezin op het adres [adres 1] . Uit onderzoek is naar voren gekomen dat [adres 2] de aangestraalde mast van het telefoonnummer is. Deze paallocatie staat pal naast het woonadres van verdachte en geeft dus dekking aan dit adres. De rechtbank is van oordeel dat – mede gelet op de omstandigheid dat verdachte zelf niets heeft verklaard over het wel of niet gebruiken van dit telefoonnummer – in de ten laste gelegde periode het telefoonnummer [telefoonnummer 1] bij hem in gebruik is. [4] De rechtbank gaat voorbij aan het door de raadsman geopperde scenario dat verdachte zijn telefoon had uitgeleend, omdat verdachte dit niet verklaard heeft en dit ook niet voor de hand ligt.
Kantoorpanden
[verdachte] en [medeverdachte 4] [5] hebben gebruik gemaakt van verschillende kantoren. [naam 6] , leegstandbeheerder, heeft laten weten dat [verdachte] en [medeverdachte 4] achtereenvolgens de volgende kantoorpanden in gebruik hebben gehad:
- [adres 3] (mei 2019 tot september 2019);
- [adres 4] (september 2019 tot 29 september 2020);
- [adres 5] (december 2019 tot mei 2020);
- [adres 6] in Den Haag (mei 2020 tot 29 september 2020). [6]
Uit telefoongesprekken blijkt dat het kantoor [adres 3] al een aantal maanden eerder dan mei 2019 bij [verdachte] en [medeverdachte 4] in gebruik was. [medeverdachte 2] kwam daar ook, zo blijkt uit een observatie. [7] Op 11 september 2019 werd er een bus gehuurd om kantoormeubelen te verhuizen. [8] Op 15 september 2019 zegt [verdachte] in een telefoongesprek dat hij spullen naar zijn nieuwe kantoor heeft gebracht. [9] Dat nieuwe kantoor is [adres 4] dat tot en met 29 september 2020 werd gehuurd. [10] Ook maken zij tot mei 2020 gebruik van [adres 5] Ten slotte maken [verdachte] en [medeverdachte 4] in de periode mei 2020 tot en met 29 september 2020 gebruik van een kantoor gevestigd aan [adres 6] in Den Haag .
[medeverdachte 4] heeft (als getuige) bevestigd dat hij en [verdachte] in het kantoor op het adres [adres 3] bij elkaar kwamen. Hij maakte naar eigen zeggen ook gebruik van het kantoor aan het [adres 6] in Den Haag en was samen met [verdachte] vaste gebruiker van deze ruimte. [11]
Het huurcontract van deze panden stond op naam van [bedrijfsnaam 6] B.V. De huur bedroeg € 250, - per maand en werd altijd contant voldaan. [12]
In de kantoren [adres 4] , [adres 5] en [adres 6] in [plaats 1] is vertrouwelijke communicatie opgenomen (OVC). De rechtbank gaat ervan uit dat de gesprekken die daar zijn gevoerd en opgenomen vanwege onder meer de stemherkenning kunnen worden toegeschreven aan de gespreksdeelnemers die in de transscripties worden genoemd.
Doorzoekingen
Op 22 april 2020 heeft een heimelijke inkijk plaatsgevonden in het kantoor [adres 5] . Er is toen gezien dat daar onder meer twee zwartgekleurde printers van het merk Brother en een laserapparaat stonden. [13]
In de nacht van 29 op 30 juni 2020 heeft een heimelijke doorzoeking plaatsgevonden in het kantoor [adres 6] . Er stond daar toen een laptop, een laser-graveermachine en twee geldtelmachines. Verder stonden er dozen met daarin blanco containerzegels. In het keukenblok lag boven het systeem plafond een witte enveloppe met daarin een stapel 20 euro biljetten. Dit betreft een stapel met een geschat totaal bedrag van 10.000 euro. Ten slotte werden er ook ordners met bedrijfsadministratie aangetroffen. [14]
Op 29 september 2020 is het kantoor aan [adres 6] wederom doorzocht. De containerzegels en printplaten werden nu ook aangetroffen. Hetzelfde geldt voor de laptop en het lasergraveerapparaat. Beide apparaten waren door middel van diverse kabels met elkaar verbonden. Er lagen diverse containerzegels en printplaten met dezelfde nummers maar met een afwijkende graveerdruk ofwel graveerdikte. Dergelijke containerzegels zijn normaliter van een uniek nummer voorzien maar er lagen drie containerzegels met een zelfde nummer. Er lagen ook witte hard kunststof platen waar diverse nummers met bedrijfsgegevens op gegraveerd stonden. [15]
[naam 3]
Tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak is relatief veel tijd besteed aan [naam 3] . Uit het dossier blijkt dat [naam 3] bij bepaalde transporten betrokken is geweest. Hij is vrachtwagenchauffeur en heeft containers opgehaald uit Antwerpen. Hij is in België veroordeeld voor het transporteren van cocaïne op 30 maart 2020. Dit transport komt naar voren in zaaksdossier 10. Uit OVC-gesprekken blijkt dat hij heeft deelgenomen aan een gesprek op 19 maart 2020. Wat hij toen heeft gezegd, is belastend voor verdachte. De verdediging heeft verzocht [naam 3] als getuige te horen. De rechter-commissaris heeft [naam 3] op 11 oktober 2021 gehoord. [naam 3] heeft toen een beroep gedaan op zijn verschoningsrecht op advies van zijn raadsvrouw. Zij heeft toegelicht dat [naam 3] verward was en dat zij het daarom niet verantwoord achtte dat haar cliënt op dat moment een verklaring zou afleggen. De verdediging heeft aan het begin van de inhoudelijke behandeling opnieuw verzocht [naam 3] als getuige te horen. De rechtbank heeft toen beslist dat nader onderzoek moest worden gedaan naar [naam 3] , teneinde vast te kunnen stellen of hij binnen een aanvaardbare termijn wellicht alsnog een inhoudelijke verklaring zou kunnen afleggen. De neuroloog die met het onderzoek is belast, heeft gerapporteerd dat het mogelijk is dat [naam 3] lijdt aan beginnende dementie of dat er een psychiatrische oorzaak is voor zijn opstelling als getuige, maar dat het ook mogelijk is dat hij leugenachtig is over zijn klachten. Uiteindelijk is [naam 3] op 14 en 28 april 2022 nogmaals gehoord. Hij heeft toen kort gezegd verklaard dat hij zich niet veel meer kan herinneren.
De rechtbank ziet in het voorgaande geen reden de OVC-gesprekken waaraan [naam 3] heeft deelgenomen niet voor het bewijs te gebruiken. Dat [naam 3] mogelijk leugenachtig is over zijn klachten betekent immers niet dat hetgeen hij tijdens de OVC-gesprekken heeft gezegd onbetrouwbaar zou zijn.
Feit 6 - Medeplegen invoer 750 kilogram cocaïne op 30 maart 2020 (zaaksdossier 10)
Aan verdachte is onder feit 6 primair kort gezegd ten laste gelegd dat hij op 30 maart 2020, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk via de Westerschelde ongeveer 750 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland en België heeft gebracht.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 3 maart 2020 worden er vanaf de bankrekening [bankrekeningnummer 1] op naam van [bedrijfsnaam 7] B.V. drie betalingen van € 12.464,36 gedaan aan (rederij) [bedrijfsnaam 8] . In de omschrijving staat ‘ [naam 7] ’ genoemd. De reeks betalingen heeft een opeenvolgende nummering. [16]
Eind maart verscheept rederij [bedrijfsnaam 8] drie containers gevuld met bananen met kenmerk [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] . Afzender/shipper is [bedrijfsnaam 9] uit [plaats 2] , [land 1] . De containers zijn bestemd voor [naam 7] B.V, [adres 9] Nederland. [17]
Zoals hiervoor aangegeven, maakten [verdachte] en [medeverdachte 4] gebruik van een kantoorruimte in de [adres 4] alwaar vertrouwelijke communicatie is opgenomen. In maart 2020 is [naam 8] daar ook een paar keer aanwezig. [18]
Op 17 maart 2020 zegt [medeverdachte 4] tegen [naam 8] dat hij nog een ander klusje voor hem heeft waar een beetje voorzichtigheid bij gepast is. Hij zegt vervolgens: “Wij hebben een chauffeur, een oudere chauffeur, die (…) vroeger voor ons als groep [heeft gewerkt]”. Hij zegt verder dat zij zat werk voor die chauffeur hebben en hij dan wat kan verdienen. En dat hij zijn nummer heeft. [19]
De volgende dag, 18 maart 2020, wordt er tussen [verdachte] , [medeverdachte 4] en [naam 8] verder gesproken. [medeverdachte 4] zegt dat die chauffeur voor hun groep heeft gereden en dat zij een klus voor die chauffeur hebben. [verdachte] zegt dat zij hem voor hen willen laten rijden. [medeverdachte 4] zegt dat hij ‘volle boxen, dozen’ ‘en gewoon met’ kan rijden. [medeverdachte 4] zegt dat [naam 8] tegen hem moet zeggen: “We hebben gewoon werk voor je, je kan gewoon werk sowieso onder continuïteit, we kunnen een truck voor je regelen, want hij heeft ook zelf een transportbedrijf en weet niet of ie een vrachtwagen heeft. Dus we kunnen zeggen, joh, luister es, we kunnen voor jouw transportbedrijf een vrachtwagen leasen. Die financieren wij.” Op een gegeven moment zegt [verdachte] dat het gaat om [naam 3] . [naam 8] vraagt dan of hij de naam [naam 7] mag noemen. [medeverdachte 4] zegt dan dat hij dat niet mag doen en [verdachte] zegt vervolgens dat het nu nog niet mag en er even moet worden gekeken hoe het gesprek is en hoe het gaat. [naam 8] neemt vervolgens contact op met [naam 3] . [20]
Op 19 maart 2020 zijn [verdachte] , [medeverdachte 4] en [naam 3] aanwezig in het kantoor aan [adres 4] . In eerste instantie spreken zij over de ervaringen van [naam 3] in de haven van Antwerpen en de verschillende transporten met verdovende middelen die [naam 3] in het verleden heeft uitgevoerd. [naam 3] zegt: “Ik weet altijd of ik een pretpakket meekrijg ja, of nee”. [verdachte] zegt: “Eh, we zijn natuurlijk eh, zijn lekker bezig, maar we hebben altijd eh, eh een goeie ouwe bekende hadden we nodig die toch iets beter eh weet hoe het reilt en zeilt eh.” (…) “In de havens”. [21] En kort daarna zegt [naam 3] : “In januari een volle bak d’r uit gehaald.” Hij zegt ook: “Ik [heb] er laatst nog eentje uitgehaald, ook een volle bak” en dan zegt [verdachte] “ook uit Antwerpen”. [22]
De rechtbank leidt uit uitspraken die op dezelfde dag gedaan zijn in de gesprekken tussen [verdachte] , [medeverdachte 4] en [naam 3] af dat met een “pretpakket” en een “volle bak” een container met verdovende middelen wordt bedoeld. Zo zegt [medeverdachte 4] dat er eentje is fout gegaan met bruin er in. [verdachte] vraagt dan welke fout is gegaan, waarop [naam 3] antwoordt: “Ze hebben ‘m in Engeland onderschept, toen hebben ze hem eh leeggehaald? Dummy’s erin gegooid.” [verdachte] vraagt [naam 3] of hij iets weet over het transport dat fout is gegaan. [naam 3] zegt dan dat hij bij de politie Rotterdam is geweest. [medeverdachte 4] vraagt dan of het ging om badjassen of handdoeken. [naam 3] zegt dat dat hij toen hoorde dat het niet om cocaïne maar heroïne ging. [23] De rechtbank is van oordeel dat dit gesprek onmiskenbaar betrekking heeft op het transport dat centraal staat in zaaksdossier 9, dat hierna aan de orde komt.
[verdachte] vraagt “Eh, ben jij nog, nog oké om bakken te rijden?” Nadat [naam 3] dat bevestigt, zegt [verdachte] : “Oké, maar effe kijken, wij hebben, wij hebben wel zat te doen alleen we hebben voor één transportbedrijf wat we hebben eh moeten we alleen eh even een wagen gaan huren, tolkastje halen”. [24] Op de vraag van [verdachte] hoe snel zij een havenpas hebben, vraagt [naam 3] of zij dan een bedrijf hebben. [verdachte] antwoordt daarop dat zij een ‘tp-bedrijf’ hebben. [25] En daarna zegt hij dat ze moeten kijken waar zij een tijdelijk een trekker en een trailer kunnen huren. [verdachte] vraagt dan aan [naam 3] of hij daar al welkom is. [naam 3] antwoordt dat hij dat nog niet weet en dat hij eerst een nieuwe pas wil hebben, een [bedrijfsnaam 1] (het toegangssysteem tot de haven van Antwerpen). [medeverdachte 4] zegt vervolgens: “Ja, maar dan moeten we dan nu effe snel regelen. [26]
Diezelfde dag, 19 maart 2020, vindt een mailwisseling plaats tussen [mailadres 1] en [bedrijfsnaam 1] met betrekking tot de aanvraag van een [bedrijfsnaam 1] voor het bedrijf [bedrijfsnaam 2] B.V, ten behoeve van chauffeur [naam 3] . [27]
Op 20 maart 2020 wordt met [mailadres 1] een e-mail voor de huur van een vrachtwagen en oplegger verzonden. Als bijlagen worden een scan van het paspoort [naam 9] en een scan van het rijbewijs en bestuurderskaart van [naam 3] meegestuurd. [28] Deze scans zijn kort na elkaar gemaakt met een Brother [typenummer] . [29]
[naam 3] ontvangt die dag via [mailadres 2] een e-mail van [mailadres 1] met daarin de opdracht om de containers [nummer 4] en [nummer 5] , beide gevuld met bananen, in Antwerpen op te halen en in Bleiswijk af te leveren. [30]
Op 23 maart 2020 vindt een mailwisseling plaats tussen [mailadres 1] en [bedrijfsnaam 3] over het huren van een DAF truck, voorzien van het kenteken [kentekennummer 2] . Vanuit [mailadres 1] wordt een e-mail verstuurd naar [mailadres 3] met als bijlagen een uittreksel Kamer van Koophandel betreffende [bedrijfsnaam 2] , een gescande kopie van het paspoort van [naam 9] , een gescande kopie van het rijbewijs van [naam 3] , en een gescande kopie van de bestuurderskaart van [naam 3] . Die dag en 25 maart 2020 vindt er ook een mailwisseling plaats tussen [mailadres 1] en [bedrijfsnaam 4] over het huren van een Pacton 40ft High Cube chassis, voorzien van het kenteken [kentekennummer 3] . [31]
Op 23 maart 2020 stuurt de verhuurder een ongetekende SEPA-machtiging en een ongetekende huurovereenkomst naar [mailadres 1] . Kort hierna worden beide documenten (als één gescande bijlage) ondertekend geretourneerd. De getekende versie van de SEPA-machtiging en de huurovereenkomst zijn ook met behulp van een Brother [typenummer] gemaakt. [32]
Op 25 maart 2020 bestuurt [naam 3] een DAF truck, voorzien van kenteken [kentekennummer 2] . De volgende dag bestuurt hij dezelfde truck en maakt hij gebruik van een Pacton High Cube trailer, voorzien van kenteken [kentekennummer 4] . [33] Kort hierna voorziet de politie de oplegger van een GPS-baken. [34]
Op 29 maart 2020 krijgt [naam 3] ( [mailadres 2] ) een e-mail van [mailadres 1] om in opdracht van [naam 7] B.V. de containers [nummer 3] , [nummer 1] en [nummer 2] , allemaal gevuld met bananen, in Antwerpen op te halen en in Bleiswijk af te leveren. De containers worden verscheept door [bedrijfsnaam 8] . [35]
Op 30 maart 2020 omstreeks 04.45 uur rijdt [naam 3] , met oplegger [kentekennummer 4] , richting Antwerpen. Hij arriveert daar rond 06.30 uur en ongeveer een half uur later vertrekt hij weer. In die tussentijd heeft hij de container [nummer 3] opgehaald in de haven van Antwerpen. Hij rijdt vervolgens naar [straatnaam] in Deurne (Antwerpen) en stopt aldaar omstreeks 07.55 uur. Hij rijdt de oplegger met container [nummer 3] een aldaar gelegen loods in. Enkele uren later rijdt hij daar weg en wordt kort daarna staande gehouden. De Belgische politie doorzoekt daarna eerder genoemde loods, en neemt daar onder andere 750 kilo cocaïne in bananendozen, die gelijk waren aan de lading in container [nummer 3] en een doorgeknipt originele containerzegel [nummer 6] , behorende bij container [nummer 3] , in beslag. De container [nummer 3] had bij aantreffen een intacte zegel met nummer [nummer 6] . [36]
De Belgische politie treft in de cabine van de vrachtwagen met kentekenplaat [kentekennummer 2] het hiervoor genoemde huurcontract voor de vrachtwagen en het huurcontract voor een koelwagen bij firma [naam 10] BV aan. Verder treft de Belgische politie een document aan waaruit blijkt dat [naam 3] , rijdende voor de firma [bedrijfsnaam 2] , de container met nummer [nummer 7] die als bestemming [naam 7] B.V, [adres 10] heeft, op 30 maart 2020 om 06.56 uur heeft afgehaald op [adres 11] . Ook worden drie documenten van [bedrijfsnaam 8] Belgium met de gegevens van de drie containers, [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] aangetroffen. Op de documenten staat als afzender/shipper: [bedrijfsnaam 9] [plaats 2] – [land 1] vermeld. Op het document is bij de gegevens van de container [nummer 3] het zegelnummer [nummer 6] genoteerd. De CMR-vrachtbrief van [naam 3] voor de container [nummer 7] wordt ook aangetroffen.
Nadat de Belgische autoriteiten de partij van 750 kilogram cocaïne in beslag hebben genomen, zijn daar in totaal achttien monsters van genomen, die later zijn overgedragen aan het onderzoeksteam 26Coalcity. Genoemde monsters zijn vervolgens door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat alle achttien monsters cocaïne, vermeld op lijst 1 van de Opiumwet, bevatten. [37]
Uit het bedrijvenregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat [naam 7] B.V. in juli 2013 is opgericht met als activiteitenomschrijving: restaurants, eet- en drinkgelegenheden, en dat [naam 8] , geboren op [geboortedatum 1] , sinds 25 januari 2019 aandeelhouder en bestuurder is. [38] [naam 8] heeft verklaard dat [naam 7] alleen op zijn naam staat, maar dat dat hij nog nooit werk voor dat bedrijf heeft uitgevoerd. [39]
In het kantoor aan [adres 6] , dat dus mede door [verdachte] en [medeverdachte 4] als kantoor werd gebruikt, is tijdens de (heimelijke) doorzoeking in de nacht van 29 op 30 juli 2020 onder andere een ordner aangetroffen met papieren administratie en inlogcodes die betrekking hebben op [naam 7] B.V. Daarnaast werd er een kopie van het rijbewijs van [naam 8] , geboren op [geboortedatum 1] , aangetroffen. Op een van de USB-sticks die daar gevonden zijn, staat onder andere een aanvraag EORI-nummer (een identificatienummer van de Belastingdienst/Douane ten behoeve van internationale handel) voor de onderneming [naam 7] B.V. Op de USB-stick staan verder de “Bills of Lading” voor de containers [nummer 8] , [nummer 9] , [nummer 10] , [nummer 11] , [nummer 25] en [nummer 26] , betreffende containers met bananen voor [naam 7] B.V. Ook staan op de USB-stick facturen van [bedrijfsnaam 9] , [plaats 2] [land 1] , gericht aan [naam 7] B.V, voor de aankoop van “fresh bananas”. Hierbij worden de containernummers [nummer 8] , [nummer 9] , [nummer 10] en [nummer 11] vermeld. Ten slotte staat ook een screenshot van twee betalingen vanaf de rekening van [naam 7] B.V. naar de rekening van [bedrijfsnaam 20] . [40]
Op 29 september 2020 werd in het kantoor aan het [adres 6] een ordner aangetroffen waarop op de rugzijde [naam 7] B.V. stond met daarin onder mee de hiervoor genoemde documenten. [41]
[verdachte] heeft in 2019 contant geld gestort op de rekening van [naam 7] B.V. [42] Ook spreekt hij in telefoongesprekken over [naam 7] of doet zich voor als vertegenwoordiger van het bedrijf. Op 25 februari 2020 voert [verdachte] een telefoongesprek met [bedrijfsnaam 21] over het opzetten en vervoeren van containers, waarin hij zich voordoet als [naam 8] van [naam 7] . [43] [verdachte] en [medeverdachte 4] spreken met elkaar over [naam 7] . [medeverdachte 4] zegt tegen [verdachte] : “Ja, of eh ik haal, of dat we rekening van [naam 7] , daar moet geld af hè?” [verdachte] heeft het dan over pinnen en zegt dat hij niet met zijn eigen kop wil gaan pinnen. [medeverdachte 4] zegt dan: “Nee, jij. Ben je gek man. Dat moeten wij helemaal niet meer doen. Daar ben ik eh, sinds de laatste keer eh, wij moeten niet meer op de werkvloer kome. Wij moeten niet meer geld storte. Wij moeten niet meer.” [medeverdachte 4] zegt dat het storten van geld een verdenking geeft en misschien wel aanleiding geeft om te worden gevolgd. Hij zegt dan: “We gaan niet meer op de werkvloer, want dan geven we maar iemand wat geld om dat te regele. Maar we gaan niet, we gaan niet eh storte. We gaan niet meer. Maar we gaan niet, we gaan niet eh storte. We gaan niet meer.” [medeverdachte 4] zegt ook dat ze niet meer gaan doen wat hij heeft gedaan: “die chauffeur daar aan het ophalen bij z’n truck”. Dat soort dingen gaan ze allemaal ook niet meer doen. Hij zegt dat zij gewoon uit het zicht moeten blijven. [verdachte] antwoordt dat zij iets moeten geven als er wordt gepind waarop [medeverdachte 4] oppert dat zij het kunnen overmaken naar een andere rekening. [verdachte] zegt dan als je het geld naar een andere rekening overmaakt er wel wordt gekeken waar het vandaan komt. [medeverdachte 4] zegt dat zij moeten kijken naar de rekeningen waar het op kan. [verdachte] vraagt wie er nou iets moest doen. [medeverdachte 4] zegt dat ‘die brede’ geld wilde. [verdachte] zegt dan: “Ja, maar niet van [naam 7] .” Hij vraagt dan hoe van [naam 7] kan worden doorgestort naar [naam 11] . Hij merkt op dat de [naam 11] -rekening volgens hem dichtgaat. [medeverdachte 4] zegt dan; “Nou, eh het geld moet er wel af. Dat is niet zo een probleem.” [44]
Behalve tussen [verdachte] en [naam 7] B.V. is er ook een verband tussen [verdachte] en [bedrijfsnaam 2] B.V. Tijdens de doorzoeking in de nacht van 29 op 30 juli 2020 in het kantoor aan het [adres 6] , is ook administratie met betrekking tot [bedrijfsnaam 2] B.V, een [naam bank 2] -bankpas op naam van [bedrijfsnaam 2] B.V, een kopie van het rijbewijs van [naam 9] en een kopie [bedrijfsnaam 1] op naam van [naam 9] aangetroffen. [45]
Bij de al eerder genoemde doorzoeking op 29 september 2020 in het kantoor aan [adres 6] is een ordner aangetroffen met daarin de facturen van en aan [bedrijfsnaam 2] B.V, een kopie van het paspoort rijbewijs van [naam 9] , een kopie kentekenbewijs(card) [kentekennummer 5] , een kopie bestuurderskaart van [naam 3] (voor- en achterzijde), kopie rijbewijs van [naam 3] (voor- en achterzijde) en een document met de inloggegevens van de e-mailbox van [bedrijfsnaam 2] . [46] Er is bij deze doorzoeking ook een USB-stick aangetroffen met daarop een e-mail met het logo van [bedrijfsnaam 2] en de adresgegevens [naam 7] B.V. Verder is gebleken dat op die USB-stick een e-maildatabase van [naam 7] B.V. stond en dat er in de periode van december 2018 tot september 2019 op het e-mailadres [mailadres 4] e-mails zijn verzonden dan wel ontvangen. [47] Tevens is een MacBook aangetroffen waarin een factuur van 19 maart 2020 met betrekking tot de productie en het abonnement van een [bedrijfsnaam 1] aan [bedrijfsnaam 2] B.V. is opgeslagen. Als omschrijving staat bij zowel de productie als bij het abonnement omschreven ‘ [naam 3] ’. Er is verder een document aangetroffen betreffende de betaling van € 3.500 aan [bedrijfsnaam 11] B.V. met als omschrijving Borg offerte [nummer 12] . De transactie vond plaats op 23 maart 2020 vanaf de rekening [rekeningnummer 1] , de bankrekening van [bedrijfsnaam 2] B.V. [48]
Uit analyse van IP- en inloggegevens komt naar voren dat [verdachte] zeer waarschijnlijk de gebruiker is van het e-mailadres [mailadres 1] . [49] Met dat e-mailadres zijn documenten verzonden die waren gescand met een Brother-scanner. In het kantoor van [verdachte] en [medeverdachte 4] op [adres 5] stond een Brother-scanner [50] en op de momenten dat de scans werden gemaakt bevonden hun telefoons zich nabij deze locatie. [51]
Er is ook een (valse) containerzegel met nummer [nummer 6] aangetroffen. [52] De Belgische politie heeft bij de doorzoeking van de loods waar de partij cocaïne in beslag werd genomen, een doorgeknipte originele containerzegel [nummer 6] aangetroffen die hoorde bij container [nummer 13] .
Conclusie
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat er drie containers (met bananen) vanuit [land 1] naar Antwerpen zijn verscheept en dat in een van deze containers 750 kilogram cocaïne zat. Deze container met kenmerk [nummer 3] had zegelnummer [nummer 6] . De containers waren bestemd voor [naam 7] B.V. en zijn opgehaald door [naam 3] . [naam 7] B.V is een dekmantelbedrijf en haar bestuurder, [naam 8] , een katvanger.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 4] feitelijk de zeggenschap over [naam 7] B.V. hadden. [verdachte] doet zich voor als ‘ [naam 8] van [naam 7] ’. [53] Ook stort hij contant geld op de rekening van [naam 7] B.V. [54] Op het kantoor van [verdachte] en [medeverdachte 4] is een ordner gevonden waarop [naam 7] stond. [verdachte] en [medeverdachte 4] hebben [naam 3] gevraagd de container met cocaïne op te halen uit Antwerpen en hebben het vervoer en de formaliteiten geregeld. [medeverdachte 4] heeft ter zitting bevestigd dat hij een zegel heeft gemaakt dat is gebruikt bij dit transport en dat later is gevonden. [verdachte] en [medeverdachte 4] hebben de administratieve afhandeling voor de vrachtwagen geregeld met gebruikmaking van [mailadres 1] .
Al het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt de rechtbank tot de slotsom dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] , waarbij de materiële bijdrage van verdachte van dusdanig gewicht is dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van de verlengde invoer van in beslag genomen 750 kilogram cocaïne.
Feit 5 - Medeplegen invoer 6,58 gram heroïne op 2 september 2019 (zaaksdossier 9 ‘Astoria’)
Verdachte wordt onder feit 5 primair kort gezegd verweten dat hij op 2 september 2019, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, 6,58 gram heroïne opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland (Bergschenhoek) heeft gebracht.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 augustus 2019 wordt in de haven van Felixtowe, Engeland een zeecontainer met nummer [nummer 14] onderschept waarin, tussen een deklading handdoeken, 1.279 kilogram heroïne is verstopt. De container was verzegeld met een blauwkleurige zegel met het opschrift [naam 12] en het nummer [nummer 15] . [55]
De
arrival noticevan de rederij [naam 12] vermeldt dat de afzender van de container [bedrijfsnaam 12] uit [plaats 3] in [land 2] is. De container is bestemd voor [bedrijfsnaam 5] B.V. te Schiphol. Zij had opdracht gegeven tot het transport van deze container. [56]
De Engelse autoriteiten vervangen de heroïne door dummy’s en plaatsen een kleine hoeveelheid heroïne terug in de container die vervolgens naar de haven van Antwerpen wordt verscheept. [57] Het gaat om een hoeveelheid van 6,58 gram en een eerste onderzoek wijst uit dat het waarschijnlijk heroïne is. [58] Uit nader onderzoek door het NFI blijkt dat de genoemde hoeveelheid inderdaad heroïne bevat. [59]
Op 1 september 2019 wordt de container in de haven van Antwerpen gelost. [60] Diezelfde dag ontvangt [bedrijfsnaam 2] B.V. ( [mailadres 1] ) van [bedrijfsnaam 5] B.V. ( [mailadres 5] ) een e-mail [61] waarin opdracht gegeven wordt om de container namens [bedrijfsnaam 5] B.V. op te halen in de haven van Antwerpen. [62] Een van de bijlagen die bij de e-mail zijn gevoegd, is een ladingsdocument voor de container [nummer 14] . [63] In de “handtekening” onder deze e-mail staat dat [bedrijfsnaam 5] B.V. te bereiken is op telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [bedrijfsnaam 2] B.V. ( [mailadres 1] ) stuurt deze opdracht vervolgens aan [naam 9] ( [mailadres 6] ). [64]
Op 2 september 2019 omstreeks 09.48 uur arriveert [medeverdachte 2] bij de [adres 3] en gaat daar perceel [huisnummer] binnen. [65] Op dat moment stralen de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 4] zendmasten in de nabije omgeving aan.
Diezelfde ochtend, 2 september 2019, haalt [naam 9] de container [nummer 14] op uit Antwerpen met een vrachtwagen met het kenteken [kentekennummer 5] in combinatie met een oplegger voorzien van het kenteken [kentekennummer 6] . Hij rijdt vervolgens naar het terrein van ‘ [bedrijfsnaam 13] ’, [adres 12] waar hij om 11.00 uur arriveert. Daar wordt de container uitgeladen door [naam 13] , [naam 14] en [naam 15] . Zij worden vervolgens om 12.08 uur, in de directe nabijheid van de container, in of nabij de loods aan de achterzijde van het [naam 27] -gebouw, aangehouden. En kort daarna wordt ook [naam 16] aangehouden. [66] Tijdens de doorzoeking in de loods gelegen aan de [adres 12] worden nagemaakte transportzegels voorzien van het opschriftnummer [naam 12] [nummer 16] aangetroffen. [67]
Doorzoeking kantoor [adres 6] [geboorteplaats 1] 30 juli 2019
In de nacht van 29 op 30 juli 2020 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in het kantoor [adres 6] . Er zijn toen onder meer drie USB-sticks aangetroffen met daarop onder andere documenten die betrekking hebben op de oprichting van [bedrijfsnaam 5] B.V. en correspondentie tussen de Belastingdienst en [bedrijfsnaam 5] B.V. [68] Tijdens deze doorzoeking werden verder onder andere papieren administratie met betrekking tot de onderneming [bedrijfsnaam 2] , een [naam bank 2] bankpas op naam van [bedrijfsnaam 2] , een kopie rijbewijs van [naam 9] en een kopie [bedrijfsnaam 1] op naam van [naam 9] aangetroffen. [69]
Doorzoeking [adres 6] [geboorteplaats 1] 29 september 2020
Op 29 september 2020 heeft er wederom een doorzoeking plaatsgevonden in de bedrijfsruimte [adres 6] . Tijdens deze doorzoeking is er een Asus-laptop in beslag genomen. Op deze laptop zijn drie mailboxen opgeslagen. Het betreft onder meer:
  • de mailbox van [mailadres 5] in de periode van 12 februari 2018 tot en met 2 september 2019 met ruim 50 e-mailberichten;
  • de mailbox van [mailadres 1] in de periode van 30 mei 2019 tot en met 2 september 2019 met ruim 300 e-mailberichten.
Bij de doorzoeking is ook een HP-laptop in beslag genomen waarop de mailbox van [mailadres 5] stond opgeslagen met daarin ruim 160 e-mailberichten in de periode van 12 februari 2019 tot en met 12 juli 2019. Op deze laptop werden verder de volgende documenten aangetroffen:
  • Arrival notice[naam 12] met betrekking tot de zending van de containers met nummer [nummer 14] met als consignee [bedrijfsnaam 5] B.V. en als contactpersoon [naam 17] en als telefoonnummer [telefoonnummer 3] ;
  • Delivery order[naam 12] met betrekking tot de zending van de container met nummer [nummer 14] ;
  • T1-document met betrekking tot de zending van container met nummer: [nummer 14] ;
  • Importfactuur [naam 12] met betrekking tot de zending van de container met nummer [nummer 14] ten name van [bedrijfsnaam 5] B.V. van 28 augustus 2019 van € 450,-
Op een bij de doorzoeking gevonden USB-stick worden onder andere de e-maildatabase [mailadres 5] aangetroffen met 44 e-mails die verzonden dan wel ontvangen zijn in de periode van maart 2019 tot september 2019. Een van de e-mails is die van 1 september 2019 waarin de opdracht wordt gegeven tot het transport van container [nummer 14] . Twee van de bijlagen die bijgevoegd zijn, betreffen de ladingsdocumenten, waarvan één voor de container [nummer 14] . Op de USB-stick staat ook een Word-document getiteld “huurovereenkomst [naam 19] . Uit deze overeenkomst blijkt dat het bedrijf [bedrijfsnaam 14] , vertegenwoordigd door [naam 20] geboren op [geboortedatum 2] , een bedrijfsruimte verhuurt gelegen aan [adres 13] . Deze ruimte wordt verhuurd aan het bedrijf [bedrijfsnaam 6] B.V. [72]
Uit bankgegevens van [bedrijfsnaam 5] B.V. blijkt dat er op 15 augustus 2019 op de bankrekening van [bedrijfsnaam 5] B.V. € 450,- is gestort. Uit diezelfde bankgegevens blijkt ook dat er op 10 en 31 juli 2019 ook bedragen zijn overgeboekt naar [naam 12] . [73]
Bij eerdergenoemde doorzoeking in het kantoor [adres 6] is ook een factuur ten aanzien van een levering handdoeken door [bedrijfsnaam 15] aangetroffen. Op de factuur staat een stempel “betaald per bank 24 juni 2019”. Uit de bankgegevens van [bedrijfsnaam 5] B.V. blijkt dat er in juni 2019 bedragen overgemaakt naar [bedrijfsnaam 15] . [74]
De container met nummer [nummer 14] is afgesloten en verzegeld door middel een daarvoor bestemde transportzegel. Het opschrift zegelnummer van deze zegel komt geheel overeen met (valse) transportzegels, aangetroffen en in beslag genomen tijdens de doorzoeking in de loods aan de [adres 12] . Deze transportzegels zaten in een Jumbotas die door [naam 14] naar de loods is meegenomen en naar binnengebracht is. [75]
[bedrijfsnaam 5] B.V.
De container met handdoeken (en heroïne) was bestemd voor [bedrijfsnaam 5] B.V. Uit het bedrijvenregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat [naam 18] , enig bestuurder van [bedrijfsnaam 5] B.V. is. [76] Uit de iCOV-bevraging blijkt dat [naam 18] op geen enkele wijze inkomsten ontvangt uit zijn werkzaamheden voor [bedrijfsnaam 5] B.V. Er zijn daarnaast geen aanwijzingen gevonden dat hij daadwerkelijk enige bemoeienis heeft met [bedrijfsnaam 5] B.V. [77] Hij kan dan ook, mede gelet op zijn verklaring bij de politie, [78] worden gezien als katvanger. [bedrijfsnaam 5] B.V. is naar het oordeel van de rechtbank een dekmantelbedrijf.
Bij de doorzoeking in de nacht van 29 op 30 juli 2020 in het kantoor [adres 6] zijn onder meer USB-sticks aangetroffen. Op een van de USB-sticks stonden documenten. In een van die documenten doet [naam 18] een verzoek om een koopovereenkomst op te maken ten aanzien van de overname van [bedrijfsnaam 16] . Er wordt ook gevraagd de statutaire naam te wijzigen naar [bedrijfsnaam 5] B.V. Het nieuwe adres volgens de huurovereenkomst zou zijn [adres 14] . Op genoemde USB-stick staat onder andere een brief van de Belastingdienst, gericht aan “ [bedrijfsnaam 5] B.V, [adres 14] ” die is verzonden op 19 maart 2019. [79] Op een externe harde schijf die bij de doorzoeking op 29 september 2020 in beslag genomen is, is een bestandsmap aangetroffen met de naam “ [naam 21] ”. In deze bestandmap stond een digitale kopie van het legitimatiebewijs van [naam 18] . [80]
[verdachte] is de gebruiker van de MIFI-router met IMEI-nummer [nummer 17] en voorzien van IMSI-nummer [nummer 27] . [81] Uit onderzoek naar deze MIFI-router in combinatie met onlinebankieren met rekeningnummer [rekeningnummer 3] op naam van [bedrijfsnaam 5] B.V. is naar voren gekomen dat [verdachte] in de periode van 20 november 2019 tot en met 10 december 2019 veertig maal heeft ingelogd op genoemde bankrekening van [bedrijfsnaam 5] B.V. [82]
Mede gelet op bovenstaande feiten, waaronder dat wat is aangetroffen in de bedrijfsruimte [adres 6] waar [verdachte] en [medeverdachte 4] kantoor hielden, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 4] feitelijk de zeggenschap over [bedrijfsnaam 5] B.V. hadden.
OVC-gesprekken
Verder kent de rechtbank voor haar oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 4] samen achter [bedrijfsnaam 5] B.V. zaten en daarmee ook degene waren die [bedrijfsnaam 5] B.V. hebben gebruikt voor het ten laste gelegde transport, gewicht toe aan de inhoud van de OVC-gesprekken die [verdachte] en [medeverdachte 4] samen en/of met anderen in 2020 hebben gevoerd in hun kantoorruimte op [adres 4] die onmiskenbaar betrekking op het onderhavige transport (onderzoek Astoria). De rechtbank geeft deze gesprekken hieronder samengevat weer.
Op 10 februari 2020 spreken [medeverdachte 4] en [naam 22] elkaar. [medeverdachte 4] zegt dat zij met z’n drieën werken. [medeverdachte 4] zegt: “Ik ga over ( [afkorting] ). Kijk, we hebben ook gewoon kosten. lk heb nu zegels natuurlijk weer besteld en kijk, zij zeggen al heel simpel, China, het gaat niet om één stuk. Die één stuk kost 10 cent.” “Eh, niet dat we dat wat dat door 5 delen eh dat ik dan, dat ik dan eh onder de streep voor 1.000 euro zegels zit te maken.” [83] Als [naam 22] aan [medeverdachte 4] vraagt: “Heb je vandaag voor hem eh gemaakt zegel of iemand anders” antwoordt [medeverdachte 4] : “Iemand anders.” [84] Even later nemen ook [verdachte] en een onbekende man (NNman) deel aan het gesprek. De NNman zegt: “Ik blijf ook liever gewoon eh de zegels hier laten maken. We hoeven maar te bellen en eh het wordt gemaakt.” [medeverdachte 4] zegt dan: “Het is. Kijk, die dinge die koste eh 15 cent of 20 cent. Ik kan ze alleen eh blanco kopen op het moment dat je dus direct uit de fabriek koopt.” [85] [verdachte] zegt op een gegeven moment: “Als we met ze allen willen verdienen aan die zegels, moet je samen ook natuurlijk betalen.” [86] [medeverdachte 4] zegt: “Er staan vier zegels, vier keer een zegel gemaakt en daar is nooit voor betaald.” [87] Even later zegt hij: “Dat is nog. Toen zaten we nog in het ouwe kantoortje. ( [afkorting] ) gemaakt, een paar [naam 24] zegels gemaakt nog.” [medeverdachte 4] zegt nog wat later: “Ik heb. De [naam 23] heb ik nog een paar van gemaakt van zelfs, [naam 24] . Heb een foto van hem, hier.” [verdachte] zegt dan: “Maar dat is toch geen gek, gek idee omdat we al die zegeltjes die nu allemaal worden gemaakt, dat ze sowieso door die gasten als ze worden gehaald of ze die gewoon afrekenen.” [88]
Op 19 februari 2020 hebben [medeverdachte 4] en [naam 22] in de kantoorruimte op [adres 4] een gesprek over een dossier en een rechtszitting. [medeverdachte 4] zegt onder andere het volgende: “Ik was gister even bij die advocaat van die neger. Even doorgenomen”. En: “Dit is zo’n dossiertje. Ik heb gisteren daar alles doorgenomen.” “Nee, hij was gezien met een plastic tasje toch, naar binnenlopen en in die tas zaten stanleymessen en de zegels.”. “Die andere gozer die [naam 25] ook, die andere, die met die andere bril”. [89]
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat met ‘die neger’ [naam 9] wordt bedoeld. Hij is samen met [naam 25] aangehouden en is de enige van de vier aangehouden verdachten in onderzoek Astoria met een zwarte huidskleur.
Op 21 februari 2020 zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 4] dat op de site van het OM de stukken staan over ‘ [benaming] ’. Hij vindt dat er toch wel ernstig uitzien. Hij vraagt [medeverdachte 4] : “Die nepzegels waren zeker van jou?” [90] Een van de verdachten betreft [naam 16] . Gelet op diens uiterlijke kenmerken is het aannemelijk dat [verdachte] hem ‘ [benaming] ’ noemt. Een dag daarvoor had het Openbaar Ministerie op zijn website het artikel: “Strafeisen tot 8 jaar en 9 maanden tegen viertal in heroïneonderzoek” gepubliceerd dat op dit transport betrekking had. [91]
Op 13 maart 2020 spreken [verdachte] en [medeverdachte 4] elkaar en is ook [naam 8] aanwezig. In een gesprek om 11.46 uur wordt het volgende gezegd:
[naam 8] : Een van de, een van de chauffies die heef 8 jaar boven ze hoof?
[medeverdachte 4] : Een van de wat?
[naam 8] : Die gechauffeurd heeft, zeg maar? 8 jaar? Eis?
[medeverdachte 4] : Die gechauffeurd heeft?
[naam 8] : [naam 30] of [naam 31] , hoe die heet? [naam 30] of [naam 31] of [naam 31] of [naam 30] ? Is 8 jaar tegen geëist? En die gaat in hoger beroep?
[medeverdachte 4] : Ja. [92]
Later die dag om 12.21 uur wordt het volgende gezegd:
[naam 8] : Hij staat in verbinding, [naam 32] , met die advocaat, die rooie, die ( [afkorting] ). Wist je dat?
[medeverdachte 4] : Hoe kan je, hoe, hoe. Hoe kom je daar nou weer bij.
[naam 8] : Nou, dat heeft ie me verteld allemaal.
[medeverdachte 4] : Nou, dat is één grote, één grote pleurisverhaal.
[naam 8] : Dat vertelt ie me. Dat vertelt ie me.
[medeverdachte 4] : Die advocaat van die rooie, dat is onze advocaat.
[naam 8] : Ja.
[medeverdachte 4] : Die staat op de payroll bij ons.
[naam 8] : Ja.
[verdachte] : Onze advocaat.
[medeverdachte 4] : Hier.
[verdachte] : Die betale wij. Al die mensen die der al aan vast zitte, dat zijn.
[naam 8] : Ja, ja. Dat zijn der meer, die bierbuike.
[verdachte] : Die advocaat, die betale we. [93]
Op 19 maart 2020 zijn [medeverdachte 4] , [verdachte] en [naam 3] in de ruimte op [adres 4] . Zij hebben het dan over transport(en):
[medeverdachte 4] : Bergschenhoek, waar in Bergschenhoek.
[naam 3] : Bij eh [naam 26] daar eigenlijk hè eh. Groot bedrijventerrein. En die gozer die is toen gevlucht, dat heb ik wel meegekregen, die is bij de A12 bij Utrecht is die eh, is van de weg afgehaald en eh, ja, opgepakt en verder, verder niks. [94]
De rechtbank merkt op dat op het adres [straat] in Bergschenhoek [naam 26] B.V. is gevestigd. Dit is op hetzelfde industrieterrein als [naam 27] , [adres 12] , alwaar container [nummer 14] met heroïne inzake onderzoek 26Astoria is afgeleverd. De aanhouding van [naam 20] vond plaats op de A12 nabij Utrecht.
Het gesprek gaat als volgt verder:
[medeverdachte 4] : Is dat eh eh, dat waren eh badjassen, met handdoeken derin.
[naam 3] : Nou, [naam 33] die hoorde ...
[medeverdachte 4] : Ja, ja.
[naam 3] : En toen hoorde ik het ook, eh, geen cocaïne, maar heroïne.
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 4] : De lading was handdoeken of was.
[naam 3] : Zou zo maar, ja, ja, ja. Towels.
[medeverdachte 4] : Ja, towels.
[medeverdachte 4] : Is dat eh eh, dat waren eh badjassen, met handdoeken derin.
[naam 3] : Nou, [naam 33] die hoorde...
[medeverdachte 4] : Ja, ja.
[naam 3] : En toen hoorde ik het ook, eh, geen cocaïne, maar heroine.
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 4] : De lading was handdoeken of was.
[naam 3] : Zou zo maat, ja, ja, ja. Towels.
[medeverdachte 4] : Ja, towels.
[naam 3] : Ja, towels.
[medeverdachte 4] : Dat is die, dat verhaal eh daarvoor. Dit stond op eh Crimesite ook, 300 stuks of zoiets zat er in?
[naam 3] : Dat weet ik echt niet. Daar kijk ik niet naar.
[verdachte] : Ja, maar wanneer is het geweest.
[medeverdachte 4] : Dat was net voordat voor die van ons..
[verdachte] : Oh, dat was de aanleiding voor die van ons...
[medeverdachte 4] : ( [afkorting] ) en ze hadden de zegel hebben ze nagemaakt? ( [afkorting] ). ( [afkorting] ) ingezet. [95]
[bedrijfsnaam 6]
Een ander bedrijf dat bij dit transport een belangrijke rol heeft gespeeld, is [bedrijfsnaam 6] B.V. Zij betaalt het hostingbedrijf [bedrijfsnaam 17] dat diensten heeft verleend aan [bedrijfsnaam 5] B.V. (hosting van de website) en zij betaalt ook voor de website van [bedrijfsnaam 2] B.V.
Uit gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat Stichting [bedrijfsnaam 6] sinds 6 oktober 2014 enig aandeelhouder en bestuurder is van [bedrijfsnaam 6] B.V. Van Stichting [bedrijfsnaam 6] is in de periode van 1 maart 2015 tot en met 17 mei 2019 [naam 28] enig aandeelhouder en bestuurder. [96] Zij ontving echter op geen enkele wijze inkomsten van Stichting [bedrijfsnaam 6] . Aangenomen kan dus worden dat zij een katvanger is. Sinds 17 mei 2019 is [naam 29] enig aandeelhouder en bestuurder van Stichting [bedrijfsnaam 6] . Uit informatiesystemen van de politie blijkt dat [naam 29] meerdere keren contact heeft gehad met de politie [geboorteplaats 1] . Tijdens deze contacten heeft hij verklaard werkzaam te zijn als pakketbezorger voor de [postbedrijf] en diverse schulden te hebben. Tevens blijkt dat hij ten tijde van sluiten van dit voorliggende proces-verbaal in totaal € 4.980,- aan boetes open had staan. Er zijn geen aanwijzingen dat [naam 29] daadwerkelijk enige bemoeienis heeft met Stichting [bedrijfsnaam 6] . [97] Hij kan dus ook als een katvanger worden aangemerkt en [bedrijfsnaam 6] B.V. als dekmantelbedrijf.
Op de bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 2] van [bedrijfsnaam 6] B.V. hebben veertien contante stortingen plaatsgevonden met waarde van in totaal € 21.510,-. Dertien van deze stortingen vonden plaats bij de [naam bank 1] op [adres 15] (dezelfde locatie waar contante storingen ten behoeve van [bedrijfsnaam 5] B.V. werden gedaan). Uit de desbetreffende bankgegevens en daarbij behorende camerabeelden blijkt dat [verdachte] € 15.950,- en [medeverdachte 2] € 5.560,- op deze rekening hebben gestort. [98] Naast deze contante stortingen zijn er op de rekening geen andere inkomsten zichtbaar. Dit betekent dat [medeverdachte 2] en [verdachte] beiden voor alle inkomsten van [bedrijfsnaam 6] B.V. zorgden.
OVC-gesprek 12 september 2019
Op 12 september 2019 zegt de moeder van [medeverdachte 2] , [naam 34] , tegen [naam 35] , de partner van [verdachte] , in een gesprek waarin het onder anderen gaat over [verdachte] en [medeverdachte 4] dat dat toen het twee weken terug misging, die jongen ( [medeverdachte 2] ) ‘gewoon alles [heeft] gedaan!’ Zij zegt vervolgens dat [medeverdachte 2] gelijk ingreep en dat hij ( [medeverdachte 4] ) daar maar stond met zijn handen in het haar te vloeken en te schelden en helemaal niets deed en toen tegen [medeverdachte 2] zei wat hij moest doen en dat [medeverdachte 2] toen heeft gezegd dat hij dat allang had gedaan. [99] De rechtbank gaat ervan uit dat hier het onderhavige transport op 2 september 2019 werd bedoeld.
Conclusie
Al het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt de rechtbank tot de slotsom dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] waarbij de materiële bijdrage van verdachte van dusdanig gewicht is dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van de verlengde invoer van de in beslag genomen heroïne.
Feit 4 - zaaksdossier 7 (4.322 kilogram cocaïne)
Verdachte wordt onder 4 primair kort gezegd ervan beschuldigd dat hij op 26 december 2018 te Antwerpen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk 4.322 kilogram cocaïne (via de Westerschelde) binnen het grondgebied van Nederland en België heeft gebracht.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 1 december 2018 worden vier containers voorzien van de registratienummers [nummer 18] , [nummer 19] , [nummer 20] en [nummer 21] in [plaats 4] ( [land 3] ) geladen op het schip [naam 36] . De Bill of Lading [100] [nummer 22] vermeldt als ‘shipper’ (verzender van de container) [naam 38] (ontvanger) alsmede ‘notify’ (degene die de ontvangstbevestiging dient te ontvangen) is [naam 2] NV in Antwerpen, België (hierna: [naam 2] ). Het zou gaan om 2000 ‘bultos de abono organico’. [101] In de ‘ [naam 39] ’ staat vermeld dat [naam 40] de ‘shipper’ is en dat [naam 41] zowel de consignee als de notify is. [102]
Het transport wordt geregeld via [naam 1] B.V. (telefoonnummer [telefoonnummer 4] , [mailadres 7] ). [103] [naam 41] was door het bedrijf [bedrijfsnaam 18] benaderd met de vraag of zij meststoffen kon importeren. [naam 41] heeft contact gelegd met het bedrijf [naam 40] uit [land 3] . [naam 41] is daarna door [bedrijfsnaam 18] benaderd met de vraag of de [naam 42] naar [naam 1] B.V. overdragen kon worden. [104]
Op 18 december 2021 om 17.13 uur stuurt [naam 43] van [naam 2] een e-mail aan [naam 41] over het transport van de vier containers met het verzoek te noteren dat alle containers zijn geselecteerd om te worden gescand. Zij merkt op dat de vorige containers zijn afgestaan aan [bedrijfsnaam 19] B.V. en vraagt om verdere instructies. [105]
Op 19 december 2018 om 14.57 uur beantwoordt [naam 44] van [naam 41] de e-mail van [naam 43] van [naam 2] en deelt mee dat ze druk bezig zijn met alles in te plannen en dat alle benodigde informatie op korte termijn verstrekt wordt. [106]
Op 20 december 2018 om 09.45 uur stuurt [naam 45] namens [naam 41] een e-mail naar [naam 43] (van [naam 2] ) en in kopie naar ‘ [mailadres 7] ’ met de volgende inhoud: “Please hand over the attached [naam 42] to [naam 1] B.V. And please confirm. They will pay the local cost etc.” Als cliëntdetails worden vermeld: [naam 1] BV, [adres 16] . [107] Bij deze e-mail zijn een aantal bijlagen gevoegd. Een van de bijlagen is een Bill of Lading voorzien van het kenmerk [nummer 23] . Op deze Bill of Lading staat als shipper [naam 40] en als consignee en notify [naam 41] vermeld. De Bill of Lading heeft betrekking op vier containers ( [nummer 18] , [nummer 19] , [nummer 20] en [nummer 21] ) met ‘2000 bultos de abono organico’ (2000 pakketten organische meststoffen). [108] Een andere bijlage is een document waarin [naam 41] verklaart dat [naam 1] B.V. namens [naam 41] de afhandeling van [naam 42] [nummer 23] gaat verzorgen. [109]
Diezelfde dag om 11.20 uur wordt namens [naam 1] B.V. ( [mailadres 7] ) naar [naam 43] (van [naam 2] ) een e-mail gestuurd met de volgende inhoud: “Goedemorgen, Kunnen jullie ons aanmaken als klant en de lokale vrachtnota sturen. Is deze zending telex-release of originele [naam 48] , en heeft u ook de afschrijf gegevens [naam 47] voor ons.” De e-mail is ondertekend door ‘ [naam 46] ’ namens [naam 1] B.V. Onder de e-mail staat het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . [110]
Omstreeks 12.44 uur die dag belt [verdachte] , naar [naam 2] en doet zich voor als ‘ [naam 46] van [naam 1] ’. Hij zegt dat hij een [naam 42] heeft overgenomen en vraagt of [naam 2] daarover een e-mail heeft ontvangen. [verdachte] wil graag als klant aangemaakt worden, aangezien ze dat nog niet waren. [naam 2] zegt dat dat even zou duren maar dat hij diezelfde dag nog antwoord zal krijgen op zijn e-mail. [verdachte] vraagt ook of [naam 2] een ‘notice of arrival’ had. [naam 2] gaat deze doorsturen. [111]
Om 15.14 uur e-mailt [naam 43] van [naam 2] naar ‘ [mailadres 7] ’ dat in de bijlage de aankomstberichten met afschrijfgegevens, de te betalen kosten en scanningsberichten te vinden zijn en dat de pincode wordt vrijgegeven na ontvangst van ‘betalingsbewijs’, ‘copy ima dok’ / ‘douanedok’ en 'original [naam 42] [nummer 24] ’ en ‘correct geendosseerd p de rugzijde’. [112]
[naam 2] ontvangt diezelfde dag een bedrag van € 1.968 op haar bankrekening. [113] Hetzelfde bedrag dat zij bij [naam 1] B.V. die dag in rekening heeft gebracht voor de kosten van het transport. [114]
Op 21 december 2018 om 10.15 uur stuurt [naam 1] BV vanuit [mailadres 7] een e-mail aan [naam 43] waarin staat dat in de bijlage de spoedbetaling staat die gisterenmiddag is gedaan en dat de originele gedoceerde [naam 42] vandaag en uiterlijk maandag bij [naam 2] op kantoor zal zijn. De e-mail is ondertekend door [naam 49] . [115]
Kort daarna, om 10.17 uur, verzoekt [naam 43] van [naam 2] per e-mail aan [naam 1] BV om een ‘copy ima/t1 dok’ als ‘bewijs van aanzuivering’ alvorens de pincodes vrijgegeven kunnen worden. [116]
Om 15.36 uur die dag stuurt [naam 43] (namens [naam 2] ) een e-mail naar ‘ [naam 1] BV’ dat de originele ‘ [naam 42] ’ is ontvangen. Zij deelt mee dat als ze de ‘copy douanedok’ ontvangt zij de pincodes kan mailen. [117] Deze pincodes zijn nodig om een container uit de haven te kunnen ophalen. Wanneer alle formaliteiten rond zijn, wordt aan de consignee een pincode verstrekt. Deze verstrekken vervolgens de pincode aan de chauffeur die de desbetreffende container uit de haven ophaalt.
Op maandag 24 december 2018 om 11.23 uur belt [verdachte] naar het telefoonnummer [telefoonnummer 6] in gebruik bij [naam 50] . Het gesprek tussen hen verloopt als volgt
[naam 50] : [naam 50]
[verdachte] : Met mij
[naam 50] : Hé chef
[verdachte] : He man, we hebben een probleem. Ik moet voor 12 uur het doorsturen voor die ene T1 code voor aankomende donderdag.
[naam 50] : Ja die stuur ik zo door, ik heb hem al dus je krijgt hem zo.
[verdachte] : Stuur hem alsjeblieft nu door want ze gaan 12 uur dicht eh dat kantoor en anders krijg ik die pincode [afkorting] andere chauffeurs voor
[naam 50] : Je hebt hem met 10 minuutjes op je, hoe noem je dat, email.
[verdachte] : Als je dat wil doen. En als het goed is heb ik zo de betalingen van een van de twee facturen al meteen voor jou [afkorting]
[naam 50] : Ja alsjeblieft, die andere facturen, van die nieuwe dan die stuur ik straks ook effe door.
[verdachte] : Ja als je wil doen graag, zo die T1’s, dan knal ik ze meteen door. Want dan heb ik de pincodes en dan kunnen we dat allemaal afronden deze week.
[naam 50] : Ja. Oké die zie je zo.
[verdachte] : Dankjewel. [118]
Anderhalf uur later (om 11.48 uur) belt [verdachte] weer met [naam 2] . Hij doet zich nu voor als ‘ [naam 51] ’ van ‘ [naam 1] ’. Het gesprek verloopt als volgt:
[naam 2] : [naam 2] met (…) goeiemorgen
[verdachte] : Ja goedemorgen [naam 1] spreek je, met [naam 51] . Ik spreek met mevrouw [naam 52] (fon)?
[naam 2] : Die is niet aanwezig. (…) u kunt wel een mail sturen want ze werkt wel van thuis uit.
[verdachte] : Eh ja maar ze hebt gezegd dat ze er tot 12 uur zou zijn voor de pincodes. Dus ik heb nu alles doorgemaild al half uur geleden.
[naam 2] : (…) dat wist ik niet. Heeft u een nummer?
[verdachte] : Ja maar ik heb ze gewoon doorgemaild. Het gaat mij er om dat ik donderdag dat transport opgezet kan worden. Zij zegt toch duidelijk tot 12 uur dus ik stuur half uur geleden stuur ik haar die T1 documenten door.
[naam 2] : Dan zal ze onderweg zijn waarschijnlijk. (…) aankomen.
[verdachte] : Ja maar hoe krijg ik dan mail voor de release van (…)? Ik moet dit doorsturen naar de transport.
[naam 2] : Wacht, dat ga ik even aan een collega doorgeven. Van al die dingen weet ik niet zo veel van. Klein momentje alsjeblieft.
[verdachte] : Ja.
[naam 2] : [naam 2] goedemorgen met [naam 65] (fon)
[verdachte] : Ja goedendag met [naam 51] spreek je, [naam 1] uit Nederland. Eh ik heb vanochtend mevrouw [naam 52] gesproken voor de release pin en zij wacht alleen nog op de T1 documenten...
(...) [119]
Op 26 december 2018 wordt in de haven van Antwerpen de container voorzien van registratienummer [nummer 18] door de douane gecontroleerd. In de lading meststoffen worden pakken cocaïne aangetroffen. [120] De volgende dag wordt de volledige lading meststoffen gelost en ontdekt de Belgische douane dat de zakken meststoffen positief testen op cocaïne. Er worden 3.672 pakken cocaïne gevonden. In totaal wordt een hoeveelheid van 4.322,2 kilo cocaïne aangetroffen. [121] De Belgische autoriteiten nemen 120 representatieve monsters. [122] De Federale Gerechtelijk Politie te Antwerpen draagt 59 representatieve monsters over aan het onderzoeksteam over. [123] Het NFI onderzoekt de 59 monsters en die blijken allemaal cocaïne te bevatten. [124]
Conclusie
De rechtbank leidt uit voorgaande feiten en omstandigheden af dat de container met kenmerk [nummer 18] , die op 1 december 2018 in [land 3] is geladen en die op 26 december 2018 in Antwerpen is gelost, uiteindelijk bedoeld was voor [naam 1] B.V. [verdachte] heeft zich telefonisch voorgedaan als medewerker van [naam 1] B.V. Hij heeft ook e-mails gestuurd namens [naam 1] B.V. Uit de gesprekken en e-mails kan worden afgeleid dat [verdachte] ervoor heeft gezorgd dat de container naar België kwam. Op de website [naam site] staat onder meer [telefoonnummer 1] als contacttelefoonnummer vermeld. De [naam bank 1] bank heeft aan [naam 1] B.V. rekeningnummer [rekeningnummer 2] toegekend, waaraan voor het ontvangen van sms-tancodes hetzelfde telefoonnummer [telefoonnummer 1] is gekoppeld. [125] Zoals hierboven onder de algemene overwegingen al aangegeven is dit het telefoonnummer van [verdachte] . In de periode van 18 juni 2018 tot en met 25 januari 2019 heeft [verdachte] bovendien contante stortingen op de bankrekening van [naam 1] B.V. gedaan voor in totaal € 262.280,-, zoals hierna onder feit 7 naar voren zal komen. . [126]
Al het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] betrokken was bij het ten laste gelegde transport en dat zijn materiële bijdrage van dusdanig gewicht is dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen ten aanzien van de verlengde invoer van de in beslag genomen cocaïne.
Feit 3 - zaaksdossier 6 (5296 kg hennep)
De verdachte wordt onder 3 primair, kort samengevat, ervan beschuldigd dat hij op 26 oktober 2018, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk (via de Westerschelde) ongeveer 5.296 kilogram hennep binnen het grondgebied van Nederland en België heeft gebracht.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 september 2018 wordt in de haven van Laem Chabang (Thailand) een zeecontainer [nummer 28] met 20 pallets met “cocopeat blocks” (kokosvezel) op containerschip [naam 53] geladen. De bestemming is Antwerpen. [127]
Op de [naam 63] (zeevrachtbrief) die bij de container behoort, staan de gegevens van de consigne (ontvanger) vermeld: [bedrijfsnaam 19] B.V, [adres 17] . Als contactpersoon staat [naam 54] vermeld en het telefoonnummer [telefoonnummer 7] . [128]
De verscheping van de container wordt verzorgd door containerrederij [naam 23] . In de administratie van [naam 23] is de verscheping van deze container bekend onder shipmentnummer [nummer 29] met daaraan gekoppeld de “ Bill of Lading (B/L) ” met het nummer [nummer 30] . Het referentienummer van de vervoerder is [nummer 29] . [129]
Op 25 oktober 2018 om 10.56 uur stort [verdachte] bij [naam bank 1] -filiaal aan [adres 18] € 4.550 op rekening [rekeningnummer 2] van [naam 1] B.V. [medeverdachte 2] stort ook op die dag om13.26 uur € 6.000 op dezelfde rekening. [130]
Diezelfde dag wordt vanaf bankrekening [rekeningnummer 4] van [naam 1] B.V. een spoedbetaling van € 1.732,81 aan [naam 23] verricht. Bij de betaling wordt onder meer vermeld: [naam 23] , invoice [nummer 31] , customer: [nummer 32] . In de administratie van [naam 23] is het klantnummer [nummer 32] aan [bedrijfsnaam 19] B.V. toegekend. De spoedbetaling heeft betrekking op shipment [nummer 29] – B/L no. [nummer 30] . [131]
Om 12.59 uur wordt namens [bedrijfsnaam 19] B.V. ( [mailadres 8] ) een e-mail gestuurd naar [naam 23] met in de onderwerpregel de vermelding: “Payment [nummer 31] [nummer 33] [nummer 30] ”. Onder de e-mail staat [naam 54] en het telefoonnummer [telefoonnummer 8] . In de e-mail staat dat de spoedbetaling als bijlage aan de e-mail is toegevoegd. [132]
Op 26 oktober 2018 arriveert de container, geladen met 20 pallets met “cocopeat blocks”, in de haven van Antwerpen. De douane stelt vast dat in 12 van de 20 pallets in totaal ongeveer 5.296 kilogram marihuana aanwezig is. Nadat de verdovende middelen door de Belgische Douane uit de container zijn gehaald, is de container terug op kaai gezet en vrijgegeven, waarna deze door [naam 3] is opgehaald. [133]
Op 31 oktober 2018 wordt namens [bedrijfsnaam 19] B.V. een e-mail naar [naam 23] gestuurd. Onder deze e-mail staat [naam 54] . Er wordt meegedeeld dat de container [nummer 28] die dag is opgehaald, ingeklaard en gelost, dat er 14 pallets ontbreken en dat de zegel niet klopt zoals op de [naam 42] staat vermeld en er een gele zegel met het nummer: [nummer 34] op zit. [134]
Op 17 april 2019 verstrekken de Belgische autoriteiten monsters van de marihuana aan de Nederlandse autoriteiten. [135] Op 25 juni 2019 heeft de politie met indicatieve testen een onderzoek naar de monsters ingesteld. Het resultaat hield in dat er een indicatie was dat het om THC ging, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op lijst II van de Opiumwet. [136] Het Nederlands Forensisch Instituut heeft ook onderzoek naar de monsters gedaan en is tot de conclusie gekomen dat de monsters hennep zijn. [137]
[bedrijfsnaam 19] B.V.
De container met verdovende middelen was bestemd voor [bedrijfsnaam 19] B.V. Deze bv is op 11 april 2018 opgericht. Enig aandeelhouder/bestuurder is [naam 54] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 2] . [138] [naam 54] heeft verklaard dat hij een studieschuld had en dat hij door [naam 49] was benaderd om samen [bedrijfsnaam 19] B.V. op te zetten, hij een bankrekening heeft geopend maar verder niets met het bedrijf heeft gedaan en de bankgegevens aan [naam 46] heeft overgedragen. Hij heeft ten slotte verklaard dat hij katvanger was. [139] De verklaring van [naam 54] wordt ondersteund door de WhatsAppgesprekken tussen [naam 54] en [naam 46] waaruit naar voren komt dat [naam 54] tegen betaling van € 500,- (op papier) bestuurder van [bedrijfsnaam 19] B.V. is geworden en dat [naam 54] zich realiseerde dat hij slechts op papier bestuurder was. [140] Op 18 maart 2018 bericht [naam 51] van [naam 46] aan [medeverdachte 5] dat hij iemand heeft voor ‘ [bijnaam] ’ (de bijnaam van [verdachte] ), een normale gozer met studieschuld. [141]
[naam 1] B.V.
[naam 1] B.V. is opgericht op 21 maart 2017. Zij is met ingang van 24 januari 2019 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Bij de eerste inschrijving op 18 juli 2017 was als enig aandeelhouder/bestuurder geregistreerd [naam 55] , geboren op [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 3] ( [geboorteland] ). [142] Er zijn van [naam 55] in de Basisregistratie Personen per 26 juni 2016 geen adresgegevens geregistreerd. De [naam bank 1] bank heeft aan [naam 1] B.V. rekening [rekeningnummer 5] toegekend, waaraan voor het ontvangen van sms-TAN-codes telefoonnummer [telefoonnummer 1] is gekoppeld. [143] Op de website [naam site] staat hetzelfde nummer als contacttelefoonnummer vermeld.
Dekmantelbedrijven
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat [bedrijfsnaam 19] B.V. en [naam 1] B.V. zogenoemde dekmantelbedrijven zijn en hun bestuurders katvangers. De bv’s zijn gebruikt bij het ten laste gelegde transport. De container met verdovende middelen was immers bestemd voor [bedrijfsnaam 19] B.V. en de spoedbetaling is gedaan door [naam 1] B.V. De vraag is vervolgens wie er achter deze bv’s zitten.
Zoals hiervoor bij zaaksdossier 7 aan de orde is gekomen, belde [verdachte] in de periode 24 december 2018 tot en met 2 januari 2019 namens [naam 1] naar derden met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Hij stelde zich in die gesprekken voor met valse namen, waaronder [naam 51] , [naam 46] en [naam 55] .
Zoals hierna bij de beschuldiging dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen (zaaksdossier 1) aan de orde zal komen, heeft [verdachte] in de periode 18 juni 2018 tot en 24 januari 2019 € 262.280,- contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 6] van [naam 1] B.V.
Op de dag van de spoedbetaling, 25 oktober 2018, wordt van 08.31 uur tot en met 14.24 uur zes keer ingelogd op Mijn [naam bank 1] en de zakelijke rekening van [naam 1] B.V. [144] Aan het device waarmee wordt ingelogd, is een specifieke ID gekoppeld. Een Device-ID is een code die [naam bank 1] aan een machine (PC, laptop, tablet of smartphone) geeft waarmee wordt ingelogd op Mijn [naam bank 1] . Dit betreft een voor dat device unieke code waaraan het betreffende device geïdentificeerd kan worden, ongeacht op welk Mijn [naam bank 1] account wordt ingelogd. [145] Telefoonnummer [telefoonnummer 1] is in dat tijdsbestek één keer gebeld door het [naam bank 1] -nummer [nummer 35] , dat in gebruik is bij de [naam bank 1] bank om geautomatiseerd volgnummers en TAN-codes voor betalingen te beluisteren. Voorts kwamen vijf sms-berichten van servicenummer 1420 en vijf sms-berichten van nummer [telefoonnummer 9] (een sms-centrale) binnen. Het telefoonnummer van [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) straalde tijdens die activiteiten zendmasten aan op de locaties [adres 19] ( [nummer 36] ) en [adres 20] ( [nummer 37] ) in [geboorteplaats 1] . Het in die tijd door [verdachte] gebruikte kantorenpand aan [adres 3] in [geboorteplaats 1] valt binnen het zendbereik van beide zendmasten.
Conclusie
De rechtbank komt tot de slotsom dat onder anderen [verdachte] de feitelijke zeggenschap over de dekmantelbedrijven [bedrijfsnaam 19] B.V. en [naam 1] B.V. had. Hij heeft op 25 oktober 2018 geld op de rekening van [naam 1] B.V. gestort. Diezelfde dag heeft hij vanuit het kantoor aan [adres 3] ingelogd op Mijn [naam bank 1] ten behoeve van internetbankieractiviteiten met de zakelijke rekening van [naam 1] B.V. en op telefoonnummer [telefoonnummer 1] tan-codes ontvangen. Ten slotte heeft hij die dag ook een spoedbetaling van € 1.732,81 aan [naam 23] gedaan.
De rechtbank is van oordeel, alles in onderling verband en samenhang beschouwend, en gelet op de modus operandi in de hiervoor besproken zaaksdossiers, dat verdachte zich op 26 oktober 2018 heeft schuldig gemaakt aan het, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk invoeren (via de Westerschelde) van ongeveer 5.296 kilogram hennep. [verdachte] heeft een voor de totstandkoming van de invoer van de cocaïne in Nederland en België belangrijke rol vervuld.
Feit 7. (zaaksdossier 1) Gewoontewitwassen
Verdachte wordt verweten dat hij zich in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft schuldig gemaakt aan (gewoonte- of schuld)witwassen. De beschuldiging houdt in dat hij in die periode contante geldbedragen die van misdrijf afkomstig waren, heeft gestort op de bankrekeningen van een aantal bv’s en een aantal auto’s heeft gekocht met geld dat van misdrijf afkomstig is.
Contante stortingen op bankrekeningen bv’s
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte in de periode van 27 maart 2017 tot 1 januari 2020 in totaal € 354.470,- heeft gestort op de bankrekeningen van de hieronder genoemde besloten vennootschappen. Niet gebleken is dat verdachte een formele relatie had met een van deze bv’s. [146] Verdachte noch zijn partner had in die periode een dusdanig (bekend legaal) inkomen dat het storten van dergelijke grote contante geldbedragen kan verklaren. [147] Verdachte heeft zich in de ten laste gelegde periode beziggehouden met het invoeren van verdovende middelen.
[rekeningnummer 2]
[naam 1] B.V.
€ 254.900,- [148]
[rekeningnummer 7]
[naam 1] B.V.
€ 14.600,- [149]
[rekeningnummer 8]
[bedrijfsnaam 22] B.V.
€ 44.270,- [150]
[rekeningnummer 9]
[bedrijfsnaam 6] B.V.
€ 15.950,- [151]
[rekeningnummer 10]
[bedrijfsnaam 23] B.V
€ 20.450,- [152]
[rekeningnummer 11]
[naam 7] B.V
€ 1.000,- [153]
[bankrekeningnummer 1]
[naam 11] B.V.
€ 3.300,- [154]
€ 354.470,-
BMW type 5er Reihe
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Vanaf 18 mei 2019 tot en met 22 juni 2020 heeft de BMW, kleur zwart, type 5ER Reihe, voorzien van kenteken [kentekennummer 1] (hierna de BMW), op naam van verdachte gestaan. Uit gegevens van de RDW blijkt dat het voertuig daarvoor op naam stond van [bedrijfsnaam 24] B.V. [155] Uit een factuur van [bedrijfsnaam 24] B.V. blijkt dat verdachte de BMW op 18 mei 2019 heeft gekocht voor € 13.500,- en contant heeft betaald. [156] Uit een inkoopverklaring van [bedrijfsnaam 24] B.V. blijkt dat verdachte de Mercedes voorzien van kenteken [kentekennummer 7] heeft ingeruild en daarvoor € 5.500,- contant heeft ontvangen. [157] Uit de verstrekte afschriften van bankrekeningnummer [rekeningnummer 12] ten name van verdachte blijkt dat op 21 mei 2019 € 1.940,- contant is gestort en dat op 25 mei 2019 vanaf deze rekening € 1.500,- is overgemaakt naar bankrekening [rekeningnummer 13] ten name van [bedrijfsnaam 24] B.V. met als omschrijving: ‘tegemoetkoming gebreken Mercedes.’ [158]
Beoordelingskader
De vraag is of verdachte bovengenoemde geldbedragen en auto’s heeft witgewassen. Bij geen van deze bedragen is er bewijs dat deze direct van misdrijf afkomstig zijn. In dat geval kan verdachte toch worden veroordeeld voor witwassen als het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Om te beoordelen of van die situatie sprake is, is in de rechtspraak een beslissingsschema ontwikkeld.
De eerste vraag die moet worden beantwoord, is of het Openbaar Ministerie erin is geslaagd bewijs aan te dragen dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verwacht dat hij dit vermoeden ontzenuwt door het geven van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld.
Als de verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde herkomst van het voorwerp. Als het Openbaar Ministerie dat onderzoek heeft verricht, is het aan de rechter om te oordelen of voldoende kan worden uitgesloten dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is. Als een legale herkomst kan worden uitgesloten, is bewezen dat het voorwerp ‘uit enig misdrijf afkomstig is’.
Toepassing beoordelingskader
Het is gelet op de omstandigheid dat verdachte in de periode 2015 tot en met 2019 niet of nauwelijks enig legaal inkomen had (in totaal € 15.976,-) terwijl hij in een periode van nog geen drie jaar op diverse bankrekeningen in totaal meer dan € 350.000,- contant heeft gestort en zich heeft beziggehouden met de invoer van verdovende middelen, gerechtvaardigd te vermoeden dat hier sprake is van witwassen. Onder de gegeven omstandigheden mag dan ook van verdachte een concrete, verifieerbare verklaring worden verlangd die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Verdachte heeft zich echter op alle vragen van de politie en de rechtbank op zijn zwijgrecht beroepen. Onder die omstandigheden kan het niet anders dan dat het geld van misdrijf afkomstig was en dat verdachte dat wist of moet hebben geweten. Aldus kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
In het licht van het voorgaande is het ook gerechtvaardigd te vermoeden dat verdachte de BMW heeft gekocht van geld dat van misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft immers ten minste € 8.000,- contant betaald ten behoeve van de BMW terwijl hij geen legaal inkomen had, verdovende middelen invoerde en zich bezighield met het storten van grote geldbedragen op rekeningen van rechtspersonen zonder daar een verklaring voor te geven.
Verdachte heeft zich ook ten aanzien van aankoop van de BMW op zijn zwijgrecht beroepen hoewel onder de gegeven omstandigheden een verklaring van hem mag worden verlangd. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van de BMW 5ER Reihe, voorzien van kenteken [kentekennummer 1] .
De verdachte wordt vrijgesproken van het witwassen van de andere auto’s die in de tenlastelegging worden genoemd.
Ten slotte is de vraag of verdachte een gewoonte heeft gemaakt van witwassen. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. [159]
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 27 maart 2017 tot 1 januari 2020 veelvuldig contante geldbedragen heeft gestort. Mede in aanmerking genomen de aard, de omvang en de hoeveelheid van deze witwashandelingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 1 en 2 Criminele organisatie (zaaksdossier 11)
Onder 1 en 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele (drugs)organisatie van 1 juli 2018 tot 1 maart 2019 respectievelijk 1 maart 2019 tot 29 september 2020.
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven) slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. [160]
De rechtbank stelt voorts voorop dat de uitvoering van een (internationaal) drugstransport van een omvang en complexiteit als die zijn bewezen verklaard een criminele organisatie vergt die het plegen van verscheidene misdrijven tot oogmerk heeft. Bij die uitvoering is immers – onder meer – sprake van het meermalen vervoeren, afleveren en in- en uitklaren van de goederen. Elke volgende schakel en etappe vergen telkens nieuwe wilsbesluiten en activiteiten om de verdovende middelen naar een volgende plaats van bestemming te (doen) brengen. [161]
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor beschreven drugstransporten van 2 september 2019 en 30 maart 2020 blijkt dat sprake was van een criminele (drugs)organisatie. Deze organisatie bestond onder anderen uit [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] . [verdachte] en [medeverdachte 4] regelden katvangers (‘poppen’) voor de dekmantelbedrijven en chauffeurs ten behoeve van het uiteindelijke transport van verdovende middelen naar Nederland. Zij regelden de betaling van facturen en chauffeurs en valse containerzegels.
Bij de doorzoeking van het kantoor van [verdachte] en [medeverdachte 4] aan het [adres 6] in [geboorteplaats 1] zijn ordners met administratie van bedrijven gevonden die betrokken zijn bij gepakte partijen verdovende middelen. Ook is er op gegevensdragers in het kantoor administratie van dekmantelbedrijven aangetroffen. Ten slotte is een laserprintmachine aangetroffen met een verhuisdoos vol bijbehorende ‘blanco’ zegels waarmee valse containerzegels gemaakt kunnen worden. Daarnaast zijn onder meer PGP-telefoons, laptops, een GPS-tracker en jammers aangetroffen.
Dat er daarvoor ook al sprake was van een criminele (drugs)organisatie blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de hiervoor beschreven drugstransporten van 26 oktober 2018 en 26 december 2018. In dit verband acht de rechtbank het gesprek van 17 maart 2020 tussen [verdachte] , [medeverdachte 4] en [naam 8] van belang. [medeverdachte 4] zegt in dat gesprek tegen [naam 8] : “We hebben een chauffeur, een oudere chauffeur (de rechtbank merkt op dat hier [naam 3] wordt bedoeld), die heeft vroeger (…) gewerkt voor ons als groep zijnde (…) en die groep is uit elkaar gegaan, er zat 1 oplichter bij (…) die is er dus uitgewerkt en die komt nergens meer aan de bak. Alleen die chauffeur krijgt nog geld van die oplichter en die blijft een beetje plakken aan die oplichter. Voor die chauffeur hebben wij zat werk.” [162] [verdachte] zegt in het hiervoor al aangehaalde gesprek op 19 maart 2020 tegen [naam 3] : “De reden natuurlijk ook dat ik eh weg ben gegaan eh is natuurlijk ook omdat er niet betaald werd en eh ik was er gewoon een beetje klaar mee. Nou, gezegd eb, de mazzel en eb, dan weet natuurlijk wat het probleem is om wat dinge, andere dinge op te zette eh ook met en, ehm [medeverdachte 4] (
rechtbank: [medeverdachte 4]) samen? Maar ja, dan zijn we een jaar verder en eh we hebben een en ander echt al opgezet en draaiende.” [163]
De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] en [medeverdachte 4] hun eigen weg zijn gegaan en samen met onder anderen [medeverdachte 2] een nieuwe organisatie zijn gaan vormen. Zij waren verantwoordelijk voor het uitvoeren van de ‘dagelijkse werkzaamheden’ ten behoeve van het plegen van de genoemde misdrijven. Aanvankelijk vormden zij samen met onder anderen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] ook een criminele organisatie.
De organisaties waaraan verdachte heeft deelgenomen, hadden een logistieke en financiële keten georganiseerd die de invoer van verdovende middelen mogelijk maakte. Binnen die organisaties werden bedrijven opgericht, bankrekeningen voor die bedrijven geopend, dekladingen gekocht, getransporteerd en (soms) opgeslagen. Ook werden er katvangers (‘poppen’) geregeld voor de dekmantelbedrijven en chauffeurs ten behoeve van het uiteindelijke transport van verdovende middelen naar Nederland. De organisaties maakten gebruik van een complexe structuur van bedrijven, waarbij van een reguliere bedrijfsvoering geen sprake was. Als bestuurder en/of aandeelhouder(s) van deze (dekmantel)bedrijven werden op “papier” zogenoemde katvangers gebruikt. De bankrekeningen behorend bij deze bedrijven werden (geheel of ten dele) door contante stortingen gevoed. Contant gestort geld werd regelmatig eerst naar bankrekeningen van andere bedrijven overgemaakt om de herkomst van de uiteindelijke betaling te verhullen. Bij het ‘reguliere’ e-mail verkeer met een expediteur, werd ondertekend met een valse/ fictieve naam. Bij de onderlinge communicatie werd gebruik gemaakt van zogenoemde Pretty Good Privacy-toestellen.
Ten aanzien van de criminele organisatie zoals ten laste gelegd onder feit 2 heeft de rechtbank voorts bewezen geacht dat de organisatie ervoor zorgde dat valse containerzegels werden gemaakt en geleverd waarvan de containers na uithaling van de verdovende middelen konden worden voorzien. De rechtbank verwijst hiervoor naar wat zij heeft overwogen bij de feiten 5 en 6.
De rol van [verdachte] binnen de organisaties bestond uit het storten van (grote) contante bedragen op bankrekeningen van (dekmantel)bedrijven en het zorgen voor (in voorkomende gevallen) de communicatie met de expediteur. De rechtbank verwijst hiervoor ook naar wat zij ten aanzien van bovengenoemde feiten (3, 4, 5 en 6) heeft overwogen.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte heeft behoord tot twee op het plegen van de in de tenlastelegging genoemde misdrijven gerichte samenwerkingsverbanden en dat hij daarnaast ook een aandeel heeft gehad in gedragingen die mede strekten tot dan wel verband hielden met de verwezenlijking van het binnen die twee organisaties bestaande oogmerk.
De rechtbank is daarom van oordeel dat is bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan twee organisaties als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11b van de Opiumwet. Zij komt daarmee tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten 1 en 2.
Feit 8. Het voorhanden hebben van boksbeugel, pepperspraypistool en patroon
Verdachte wordt er ten slotte van beschuldigd dat hij op 29 september 2020 een boksbeugel, pepperspraypistool en patroon voorhanden heeft gehad en zo in strijd met de Wet wapens en munitie heeft gehandeld.
Op 29 september 2020 heeft bij verdachte thuis ( [adres 21] ) een doorzoeking plaatsgevonden. [164] De woning heeft een berging in de onderbouw en eigen parkeerplaats in een afgesloten parkeergarage. [165] In de bij de woning behorende berging (in een verhuisdoos) zijn onder meer een boksbeugel, pepperspraypistool en patroon aangetroffen en in beslag genomen. [166] Onderzoek heeft uitgewezen dat de boksbeugel een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 3° van de Wet Wapens en Munitie is. [167] Het pepperspraypistool is ook onderzocht. Gebleken is dat het een wapen is dat bestemd is voor het treffen van personen met een weerloosmakende en/of traanverwekkende stof, in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 6° van de Wet wapens en munitie. [168] Uit onderzoek naar de kogelpatroon is naar voren gekomen dat het een patroon van het kaliber 7,65 br betreft en munitie is in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [169]
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 13 en 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken. [170]
Naar het oordeel van de rechtbank kan de bewoner in beginsel verantwoordelijk worden gehouden voor de goederen die zich in zijn woning bevinden. Als er contrabande in de woning worden aangetroffen en de woning op dat moment ook daadwerkelijk door hem wordt bewoond, mag van de bewoner wel een redelijke verklaring worden gevergd.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op de plaats waar de wapens en munitie zijn aangetroffen, in de berging van verdachte in een verhuisdoos met daarin ook een foto van verdachte waarop hij staat afgebeeld met een wapen – van verdachte een redelijke verklaring mag worden verlangd voor de wapens en de munitie die in zijn woning zijn gevonden. Verdachte heeft zich echter op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft dus ook niet verklaard dat de wapens en munitie niet aan hem toebehoorden. De raadsman heeft eerst bij pleidooi meegedeeld dat verdachte stelt dat de doos, waarin onder andere administratie zou hebben gezeten, daar door de inmiddels overleden [naam 4] is weggezet. De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen redelijke verklaring heeft gegeven en dat het daarom niet anders kan zijn dan dat verdachte de wapens en munitie aanwezig heeft gehad en dat hij daarover ook heeft kunnen beschikken.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem onder 1, 2, 3 primair (eerste alternatief), 4 primair, 5 primair (eerste alternatief), 6 primair (eerste alternatief), 7 en 8 ten laste gelegde met dien verstande dat hij
1. hij in de periode van 1 juli 2018 tot 1 maart 2019 in Nederland heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie bestond uit verdachte, [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [naam 3] , [medeverdachte 1] en een of meer andere personen en die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in:
  • artikel 10, vierde en vijfde lid Opiumwet, te weten het binnen het grondgebied van Nederland brengen en het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van (verdovende) middelen als bedoeld in lijst I van de Opiumwet;
  • artikel 10a Opiumwet, te weten voorbereidingshandelingen om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen;
  • artikel 11, vierde lid Opiumwet, te weten het binnen het grondgebied van Nederland brengen van (verdovende) middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet;
  • artikel 420 bis/ter/quater van het Wetboek van Strafrecht, te weten gewoontewitwassen, dan wel opzettelijk witwassen, dan wel schuldwitwassen van voorwerpen, waaronder geldbedragen;
2. hij in de periode van 1 maart 2019 tot 29 september 2020 in Nederland heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie bestond uit verdachte, [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en een of meer andere personen en die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in:
  • artikel 10, vierde en vijfde lid Opiumwet, te weten het binnen het grondgebied van Nederland brengen en het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van (verdovende) middelen als bedoeld in lijst I van de Opiumwet;
  • artikel 10a Opiumwet, te weten voorbereidingshandelingen om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen;
  • artikel 11, vierde lid Opiumwet, te weten het binnen het grondgebied van Nederland brengen van (verdovende) middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet;
  • artikel 420 bis/ter/quater van het Wetboek van Strafrecht, te weten gewoontewitwassen, dan wel opzettelijk witwassen, dan wel schuldwitwassen van voorwerpen, waaronder geldbedragen;
3. hij op 26 oktober 2018 te Antwerpen, en/of op de Westerschelde, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk (via de Westerschelde) binnen het grondgebied van Nederland en België heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 5.296 kilogram hennep;
4. hij op 26 december 2018 te Antwerpen, en/of op de Westerschelde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk (via de Westerschelde) binnen het grondgebied van Nederland en België heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 4.322 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;
5. hij op 2 september 2019 te Bergschenhoek, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 6,58 gram, van een materiaal bevattende heroïne;
6. hij op 30 maart 2020 te Antwerpen, en/of op de Westerschelde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk (via de Westerschelde) binnen het grondgebied van Nederland en België heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 750 kilogram, cocaïne;
7. hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019 te Leidschendam en/of Den Haag , in elk geval Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij telkens, hierna genoemde voorwerpen (telkens) verworven, voorhanden gehad, omgezet en/of gebruikt, terwijl hij wist dat hierna genoemde voorwerpen – onmiddellijk en/of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten:
  • een geldbedrag van in totaal 354.470 euro (contant gestort op bankrekeningen van rechtspersonen);
  • een voertuig, te weten een BMW type 5ER Reihe;
8. hij op 29 september 2020 te Voorburg voorhanden heeft gehad:
  • een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 3o van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel;
  • een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II onder 6o van de Wet wapens en munitie, te weten een pepperspraypistool;
  • munitie in de zin van artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een patroon.

8.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
9. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de gevangenisstraf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
Het pleidooi van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte een first offender is en een geringe rol had bij de onder 1 tot en met 6 genoemde strafbare feiten en de eis zich niet verhoudt tot de strafeis in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 2] (een gevangenisstraf van twaalf maanden en een taakstraf van tweehonderdveertig uur).
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft deelgenomen aan twee criminele (drugs)organisaties. Het doel van de organisaties was onder andere de invoer van cocaïne en heroïne naar Nederland. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier internationale drugstransporten. Het betreft een hoeveelheid van 5.072 kilogram cocaïne, 6,58 gram heroïne en 5.296 kilogram hennep. Ten aanzien van de heroïne overweegt de rechtbank dat hoewel slechts een hoeveelheid van 6,58 gram bewezen wordt verklaard, de rechtbank bij de strafoplegging wel rekening zal houden met de beoogde invoer van de grotere hoeveelheid heroïne van bijna 1.300 kilogram, die aanwezig was voor het ingrijpen door de Britse autoriteiten.
Internationale drugshandel vormt een gevaar voor de openbare veiligheid en de volksgezondheid. Verdachte streefde enkel grote vermogensvoordelen na en hield geen rekening met de gezondheid van de individuele gebruikers, met de randcriminaliteit die drugshandel en -gebruik meebrengen en met de gevaren voor de openbare veiligheid die voortkomen uit de grote financiële belangen die op het spel staan. Het handelen van verdachte getuigt duidelijk van een criminele ingesteldheid.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van ruim € 350.000,-. Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarmee de integriteit van het financiële en economische verkeer wordt aangetast. Bovendien worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken. Verdachte heeft hier met zijn handelen aan bijgedragen en dat rekent de rechtbank hem aan.
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de bijzondere ernst van de feiten, het georganiseerd en internationaal karakter ervan en het aandeel hierin van verdachte.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook gelet op de straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden opgelegd en heeft gekeken naar de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt bij een gewicht van meer dan 20 kilogram, afhankelijk van de rol die de verdachte bij het strafbare feit heeft gespeeld, een gevangenisstraf voor de duur van vijf of zes jaren genoemd.
Verdachten [naam 25] , [naam 16] en [naam 14] zijn voor hun rollen in het onderzoek Astoria (feit 5) door het Gerechtshof Amsterdam op 24 juni 2021 tot gevangenisstraffen van 6 tot 7 jaar veroordeeld. Voor verdachte komen daar nog drie drugstransporten met aanzienlijke hoeveelheden, witwassen en deelname aan een criminele organisatie bij. Mede om die reden vindt de rechtbank dat niet kan worden volstaan met de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van acht jaren, maar vindt de rechtbank een gevangenisstraf van tien jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

11.De in beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering de volgende voorwerpen in beslag genomen die nog niet zijn teruggeven [171] :
1. een horloge Rolex (in doosje inclusief bescheiden) en 2 schakels;
5. een grijze BMW 118 I met kenteken [kentekennummer 8] ;
6. een boksbeugel;
7. 17 doosjes Kamagra (erectietabletten);
8. een zak met roze poeder (AAKX4590NL);
9. een zak met roze poeder (AAKX4589NL);
10. een kist met 5 flessen port (Fonseca);
11. een fles whiskey (John Walker George V);
12. een doos drank (Highland Park Thorfinn
14. 5 x 100 dollar
15. 49 x 50 euro
16. 19 x 50 en l x 20 en 2 x 5 euro
17. een chippas verlopen pas o.n.v. ’ [bedrijfsnaam 25] bv;
18. een [naam bank 1] bankpas o.n.v. [bedrijfsnaam 10] ( [rekeningnummer 14] );
19. een [naam bank 2] bankpas o.n.v. [naam 57] ( [rekeningnummer 15] );
20. gripzakje met diverse pillen AAMA6387NL BA003.05.02.003
21 gripzakje met bruine blokjes AAMA6385NL BA003.05.02.002
22. gripzakje met aanslag in blauw bakje BA003.04.02.001
23. een goudkleurige computer (Lenovo Yoga inclusief hoes);
24. een modem Huawei Reuter;
25. een telefoon iPhone;
26. een telefoon Nokia;
27. een valse politie toegangspas Gelderland midden;
28. een taser (de rechtbank begrijpt pepperspraypistool);
29. een gripzakje met 10 roze pillen (BA003.05.02.001; AAMA6384NL)
30. een computer Apple;
31. Administratie
32. een USB-stick (memorykaart) SANDISK 32 GB;
33. een USB-stick (memorykaart) TAKE MS;
34. een USB-stick (memorykaart) MAX'L 32;
35. een telefoon Samsung;
40. een computer Brother Model code [nummer 38] Maclan;
41. een computer Brother model code [nummer 39] Wlan ;
42. diverse administratie;
43. een zwarte iPhone (encryptie-device);
44. een iPhone [naam 58] ECC (encryptie-device);
45. een telefoon BQ (encryptie-device);
46. munitie (patroon S&B).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de nummers 30, 32, 33, 34, 35, 40 en 41 worden verbeurd verklaard, de nummers 6, 7, 8, 9, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 27, 28 en 29, 46 worden onttrokken aan het verkeer, de nummers 23, 24, 26, 43, 44, 45 aan verdachte worden geretourneerd en opgemerkt dat op de nummers 5, 14, 15, 16 conservatoir beslag ligt zodat – zo begrijpt de rechtbank – daarover geen beslissing hoeft te worden genomen. De officier van justitie heeft ten aanzien van de nummers 31 en 42 (administratie) opgemerkt dat die voorwerpen noodzakelijk zijn voor de ontnemingszaak en ten aanzien daarvan geen vordering gedaan,
De verdachte heeft op de vraag van de politie of hij afstand doet van de in beslag genomen voorwerpen telkens geantwoord dat hij ‘ daar niets van hoeft te hebben’ en zijn verklaring ondertekend. [172]
De raadsman heeft bij pleidooi naar voren gebracht dat hij op dit moment niet aan de conservatoire beslagen kan komen, ten aanzien van de in beslag genomen wapens en drugs van mening is dat deze kunnen worden vernietigd, de zaken die volgens het Openbaar Ministerie retour kunnen naar verdachte aan hem kunnen worden terug gegeven en dat hij zich ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de ‘encryptie-devices’ genoemd onder de nummers 43, 44 en 45, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en daarvoor vatbaar zijn, aangezien met behulp van die voorwerpen, zogenoemde cryptophones, de opsporing van het bewezen geachte is belemmerd dan wel omdat die voorwerpen tot het begaan van het onder 1 en 2 bewezen geachte zijn bestemd.
Onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen en niet teruggegeven wapens en munitie, te weten: een boksbeugel (6), pepperspraypistool (28) en patroon (46), dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 8 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De twee in beslag genomen en niet teruggegeven zakken met ‘roze poeder’ (nummers 8 en 9 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen) bevatten cellulose zo blijkt uit het dossier. Cellulose wordt vaak gebruikt als vulmiddel gebruikt bij het produceren van xtc-pillen. De zakken met cellulose dienen daarom te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien zij bestemd zijn tot het begaan van het onder 1 en 2 bewezen geachte en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Artikel 13 van de Opiumwet houdt in dat onverminderd het bepaalde in de artikelen 33 tot en met 34 en 36b tot en met 36d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6:1:12 van het Wetboek van Strafvordering de in lijst I of II bedoelde middelen worden verbeurd of aan het verkeer onttrokken verklaard. Het onder 22 genoemde gripzakje met aanslag in blauw bakje (BA003.04.02.001) wordt daarom onttrokken aan het verkeer omdat de inhoud resten van witte kristallen positief testte op een MMC-drugstest (p. 31098).
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende
Onder verdachte zijn 17 doosjes Kamagra (erectiepillen) in beslag genomen (7). Het in bezit zijn van Kamarga-pillen is strafbaar. Het levert een overtreding van het voorschrift van art. 40, tweede lid, Geneesmiddelenwet (strafbaarstelling: artikel 1 sub 1° Wet op de economische delicten). De officier van justitie heeft, zonder verdachte het voorhanden hebben van deze pillen ten laste te leggen, onttrekking aan het verkeer ervan gevorderd. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat deze pillen uit het maatschappelijk verkeer zouden moeten worden verwijderd. Zij zal nochtans de vordering van de officier van justitie niet volgen. De pillen hebben geen relatie met de ten laste gelegde feiten (een en ander zoals bedoeld in artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht). Ook kunnen zij niet in relatie komen te staan met soortgelijke feiten (een en ander zoals bedoeld in artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht). Onttrekking aan het verkeer is derhalve als beslissing in dit vonnis niet mogelijk. Anderzijds kan de rechtbank bezwaarlijk deze verboden voorwerpen aan de verdachte teruggeven, reeds omdat hij daardoor aanstonds een strafbaar feit begaat. De enige rechtens toegestane en verantwoorde beslissing die de rechtbank kan nemen, is bewaring ten behoeve van de rechthebbende te gelasten (artikel 353, tweede lid onder c van het Wetboek van Strafvordering). Het Openbaar Ministerie kan dan te zijner tijd, na ommekomst van de daarvoor geldende bewaartermijn, alsnog een beslissing nemen met betrekking tot deze voorwerpen die erop neerkomt dat de voorwerpen alsnog aan het verkeer worden onttrokken, voor zover dat nog niet is gebeurd.
De rechtbank zal de valse politie toegangspas Gelderland midden (27), de verlopen chippas op naam van ’ [bedrijfsnaam 25] bv (17), de [naam bank 1] -bankpas op naam van [bedrijfsnaam 10] ( [rekeningnummer 14] ) (18) en de [naam bank 2] bankpas op naam van [naam 57] ( [rekeningnummer 15] ) (19) eveneens bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
Teruggave aan verdachte
Aangezien het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave gelasten van de overige op de beslaglijst genoemde voorwerpen. Dat geldt ook ten aanzien van de administratie die noodzakelijk zou zijn voor de ontnemingszaak aangezien de rechtbank nu eenmaal een beslissing moet nemen ten aanzien van alle in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen.
Ten aanzien van de onder nummers 20, 21 en 29 genoemde gripzakjes met pillen en bruine brokjes heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat het inderdaad gaat om drugs zoals op de lijst van in beslag genomen voorwerpen staat vermeld. Bij onderzoek naar een van de pillen in het zakje nummer 20 met behulp van een MMC-drugstest testte de pil negatief (p. 31099). Uit het dossier blijkt niet dat de pillen nader zijn onderzocht.
De rechtbank merkt op dat op de voorwerpen genoemd onder 1, 5 en 10 tot en met 16 naast klassiek beslag (artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering) ook conservatoir beslag (artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering) is gelegd. Haar beslissing het klassieke beslag op te heffen en deze voorwerpen terug te geven aan verdachte omdat het belang van strafvordering zich daartegen niet langer verzet, betekent dan ook niet dat de voorwerpen aan verdachte teruggegeven zullen worden.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 140, 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 3, 10, 11, 11b en 13a van de Opiumwet;
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. en 2. telkens:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, artikel 10a, eerste lid en artikel 11, derde lid van de Opiumwet en deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
3. tot en met 6. telkens:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
7. Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
8. Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
43. een zwarte iPhone;
44. een iPhone [naam 58] ECC;
45. een telefoon BQ;
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
6. een boksbeugel;
28. een ‘taser’ (pepperspraypistool);
46. een patroon;
Gelast de teruggave aan verdachte van:
23. een goudkleurige computer (Lenovo Yoga inclusief hoes);
24. een modem Huawei Reuter;
25. een telefoon iPhone;
26. een telefoon Nokia;
30. een computer Apple;
31. Administratie
32. een USB-stick (memorykaart) SANDISK 32 GB;
33. een USB-stick (memorykaart) TAKE MS;
34. een USB-stick (memorykaart) MAX 32;
35. een telefoon Samsung;
40. een computer Brother;
41. een computer Brother
42. diverse administratie;
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
7. 17 doosjes Kamagra (erectietabletten);
17. de verlopen chippas op naam van ’ [bedrijfsnaam 25] bv;
18. de [naam bank 1] -bankpas op naam van [bedrijfsnaam 10] ( [rekeningnummer 14] );
19. de [naam bank 2] bankpas op naam van [naam 57] ( [rekeningnummer 15] ).
27. de valse politie toegangspas Gelderland midden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. C.M. Degenaar en A.J.C. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2022.
[.]
  • [.]
  • [.]
;
- [.]

Voetnoten

1.HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9972,
2.HR 10 november 1992, NJ 1993, 225 en HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR: AY9575,
3.HR 11 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1302 en HR 17 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2640.
4.Persoonsdossier [verdachte] – Bijlage 01 (Proces-verbaal LERAG18014-57).
5.Hierna [medeverdachte 4] tenzij anders staat aangegeven.
6.Rubriek 05 – Bijlage 113, p. 51.846 – 51.848 en het proces-verbaal van verhoor van getuige van 15 maart 2022 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de getuigenverklaring van [naam 6] .
7.Rubriek 05 – Bijlage 02, p. 51.009 (Locatie kantoor [verdachte] – [adres 3] ).
8.Rubriek 07 – Bijlage 195, p. 71.317.
9.Rubriek 07 – Bijlage 196, p. 31.318.
10.Rubriek 05 – Bijlage 113, p. 51.846 – 51.848 (Pv onderzoek [adres 22] ).
11.Proces-verbaal van de terechtzitting van 26, 27, 28 oktober 2021, 9 november 2021 (p. 15-16) en 12 mei 2022.
12.Rubriek 05 – Bijlage 113, p. 51 846 – 51.862 (Pv onderzoek [adres 22] ).
13.Rubriek 05 – Bijlage 59, p. 51.506 – 51.515 (Pv bevindingen [adres 5] ).
14.Rubriek 05 – Bijlage 60, p. 51.516 – 51.530 (Pv bevindingen [adres 6] ).
15.Rubriek 03 – Bijlage 37 p. 31.266 – 31.290 (Forensisch onderzoek doorzoeking [adres 6] [geboorteplaats 1] ).
16.Rubriek 05 – Bijlage 221, p. 52.850 (Pv betaling aan [bedrijfsnaam 8] ).
17.Rubriek 06 – Bijlage 06, p. 61.156 (Uitvoeringsstukken België [nummer 40] .
18.Rubriek 07 – Bijlage 129, p. 71.199 – 71.200.
19.Rubriek 07 – Bijlage 135, p. 71.214 – 71.215.
20.Rubriek 07 – Bijlage 140 tot en met 143, p. 71.224 – 71.233.
21.Rubriek 07 – Bijlage 150, p. 71.245 – 71.247.
22.Rubriek 07 – Bijlage 151, p. 71.248.
23.Rubriek 07 – Bijlage 153, p. 71253 – 71.254.
24.Rubriek 07 – Bijlage 157, p. 71.263.
25.Rubriek 07 – Bijlage 157 tot en met 159, p. 71.262 – 71.267.
26.Rubriek 07 – Bijlage 157 tot en met 159, p. 71.262 – 71.267.
27.Rubriek 05 – Bijlage 46, p. 51.300 – 51.302 (Onderzoek mailbox [mailadres 1] )
28.Rubriek 05 – Bijlage 46, p. 51.300 – 51.302 en Rubriek 05 – Bijlage 223, p. 52.853 – 52.854.
29.Rubriek 05 – Bijlage 46, p. 51.301 (Onderzoek mailbox [mailadres 1] ).
30.Rubriek 05 – Bijlage 46 en 223, p. 51.300 – 51.302 en 223, p. 52.853 – 52.854.
31.Rubriek 05 – Bijlage 46 p. 51.300 – 51.302 (Onderzoek mailbox [mailadres 1] ).
32.Rubriek 05 – Bijlage 46, p. 51.301 (Onderzoek mailbox [mailadres 1] ).
33.Rubriek 04 – Bijlage 29, p. 41.157–(Observatie 25 maart 2020).
34.Rubriek 05 – Bijlage 222, p. 52.851 – 52.852 (Pv route [naam 3] / [kentekennummer 4] ).
35.Rubriek 05 – Bijlage 46, p. p. 51.300 – 51.302 Rubriek 05 – Bijlage 223, p. 52.853 – 52.854.
36.Rubriek 06 – Bijlage 06, p. 61.098 – 61.298 m.n. p. 61.118. (Uitvoeringsstukken België [nummer 41] .
37.Rubriek 03 – Bijlage 39, p. 31.298 – 31.299 (NFI-rapport).
38.Rubriek 08 – Bijlage 78, p. 81479-81484 (KvK [naam 7] B.V.).
39.Persoonsdossier [naam 8] , p. 11-17.
40.Rubriek 05 – Bijlage 53, p. 51.320 – 51.321 (Pv DZK AL084 ( [naam 7] BV)).
41.Rubriek 05 – Bijlage 139, p. 52.019 – 52.052 (Pv documenten [naam 7] BV).
42.Rubriek 05 – Bijlage 07, p. 51092 – 51094 (Cont. stortingen [naam 7] BV) en 18, p. 51140 (Cont. stortingen [naam 7] BV).
43.Rubriek 07 – Bijlage 89, p. 71.134 – 71.135.
44.Rubriek 07 – Bijlage 172, P. 71.287 – 71.288.
45.Rubriek 05 – Bijlage 52, pagina 51.318 – 51.319 (Pv DZK AL084 ( [bedrijfsnaam 2] BV).
46.Rubriek 05 – Bijlage 117, p. 51.873 – 51.898 (Pv documenten SB [naam 15] ).
47.Rubriek 05 – Bijlage 126, p. 51.929 – 51.938 (Pv onderzoek AL084.04.04.004). Waar in dit PV wordt gesproken over “ [mailadres 9] ” gaat de rechtbank ervan uit dat is bedoeld “ [mailadres 10] ”.
48.Rubriek 05 – Bijlage 131, p. 51.979 – 51.991 (Pv documenten [bedrijfsnaam 2] / [naam 7] ).
49.Rubriek 05 – Bijlage 45, p. 51.293 – 51.299 (Inlogsessies [mailadres 1] ).
50.Rubriek 05 – Bijlage 59, p. 51.506 – 51.515 (Pv bevindingen [adres 5] ).
51.Rubriek 05 – Bijlage 224, p. 52.855 – 52.858 (Pv aanwezigheid [medeverdachte 4] en [verdachte] op [adres 5] ).
52.Rubriek 05 – Bijlage 112, p. 51.842 – 51.845 (Pv onderzoek containerzegels).
53.Rubriek 07 – Bijlage 89, p. 71.134.
54.Rubriek 05 – Bijlagen 07, p. 51.092 – 51.094 (Cont. stortingen [naam 7] BV) en 18, p. 51.140 (Cont. stortingen [naam 7] BV).
55.Rubriek 09 – Bijlage 36, p. 91.770 – 91.799 (Pv bevindingen).
56.Rubriek 05 – Bijlage 168, p. 52.320 – 52.320, in het bijzonder 52.321 (Pv mailbox [mailadres 5] ).
57.Rubriek 09 – Bijlage 36, p. 91.770 – 91.799 (Pv bevindingen).
58.Rubriek 09 – Bijlage 37, p. 91.800 – 91801 (Pv FTO verdovende middelen).
59.Rubriek 09 – Bijlage 38, p. 91.802 – 91.803 (Rapport NFI verdovende middelen).
60.Rubriek 09 – Bijlage 25, p. 91.243 – 91.246 (Pv telecommunicatie [naam 58] ).
61.Rubriek 05 – Bijlage 126, p. 51.929 – 51.938 (Pv onderzoek AL084.04.04.004).
62.Rubriek 05 – Bijlage 22, p. 51.154 51.156 (E-mailbox [mailadres 1] )
63.Rubriek 05 – Bijlage 26, p. 51.929 – 51.938 (Pv onderzoek AL084.04.04.004).
64.Rubriek 05 – bijlage 129, p. p. 51.963 – 51.969 in het bijzonder p. 51.969.
65.Rubriek 04 – Bijlage 08, p. 41.027 – 41.031 (Observatie 2 september 2019).
66.Rubriek 09 – Bijlage 25, p. 91.243 – 91.246 (Pv telecommunicatie [naam 58] ).
67.Rubriek 09 – Bijlage 24, p. 91.233 – 91.242 (Pv transportzegels).
68.Rubriek 05 – Bijlage 51, p. 51.316 – 51.317 (Pv DZK AL084 ( [bedrijfsnaam 5] BV)
69.Rubriek 05 – Bijlage 52, p. 51.318 – 51.319 (Pv DZK AL084 ( [bedrijfsnaam 2] BV).
70.Rubriek 05 – Bijlage 129, p. 51.963 – 51.969 (Pv e-mails [bedrijfsnaam 2] / [naam 7] / [bedrijfsnaam 5] ).
71.Rubriek 05 – Bijlage 168, p. 52.320 – 52.324 (Pv mailbox [mailadres 5] ).
72.Rubriek 05 – Bijlage 126, p. 51.929 – 51.938 (Pv onderzoek AL084.04.04.004).
73.Proces-verbaal zaaksdossier 09 - LERAG18014-1854, pagina 12.
74.Rubriek 05 – Bijlage 138, p. 52.016 – 52.018 (Pv factuur 15000 kg textiel).
75.Rubriek 09 – Bijlage 24, p. 91.233 – 91.242 (Pv transportzegels).
76.Rubriek 08 – Bijlage 77, p. 81.476 – 81.478 (Kvk [bedrijfsnaam 5] B.V.).
77.Proces-verbaal zaaksdossier 09 - LERAG18014-1854, pagina 11.
78.Rubriek 02 – Bijlage 36, p. 21.410 – 21.419 (Verhoor [naam 59] ).
79.Rubriek 05 – Bijlage 51, p. 51.316 – 51.317 (Pv DZK AL084 ( [bedrijfsnaam 5] BV).
80.Rubriek 05 – Bijlage 130, p. 51970 – 51978 (Pv documenten [naam 7] ).
81.Rubriek 05 – Bijlage 24, pagina 51.159 – 51.177 (Analyse gebruik MIFI (A. [verdachte] )).
82.Rubriek 05 – Bijlage 29, p. 51.204 (Inloggen [bedrijfsnaam 23] & [bedrijfsnaam 5] ).
83.Rubriek 07 – Bijlage 115, p. 71.170 – 71.172.
84.Rubriek 07 – Bijlage 116, p. 71.173 – 71.174.
85.Rubriek 07 – Bijlage 117, p. 71.175 – 71.177.
86.Rubriek 07 – Bijlage 119, p. 71.180 – 71.181.
87.Rubriek 07 – Bijlage 120, p. 71.182 – 71.183.
88.Rubriek 07 – Bijlage 121, p. 71.184 – 71.185.
89.Rubriek 07 – Bijlage 122, p. 71.186 – 71.187.
90.Rubriek 05 - Bijlage 193, p. 52.646 (Pv OVC 21 februari 2020).
91.Proces-verbaal zaaksdossier 09 “Astoria” 2e aanvulling §2.2.
92.Rubriek 07 – Bijlage 132, p. 71.205 – 71.207.
93.Rubriek 07 – Bijlage 133, p. 71.208 – 71.210.
94.Rubriek 07 – Bijlage 153, p. 71.211 – 71.213.
95.Rubriek 07 – Bijlage 153, p. 71.253 – 71.254.
96.Rubriek 08 – Bijlage 79, p. 81.485 – 81.489 (KvK [bedrijfsnaam 6] B.V. + Stichting [bedrijfsnaam 6] B.V.)
97.Rubriek 02 – Bijlage 28, p. 21.264-21.268 (Verhoor [naam 60] ).
98.Rubriek 05 – Bijlage 33, p. 51.238 – 51.246 (Camerabeelden 01-01-19 t/m 17-04-19).
99.Rubriek 07 – Bijlage 279, p. 71.460 – 71.461.
100.Een Bill of Lading, afgekort B/L, ook wel cognossement genoemd, is een document dat gebruikt wordt in de internationale handel en heeft specifiek betrekking op het vervoer van goederen over zee. De Bill of Lading fungeert als ontvangstbewijs tussen de verzender en de vervoerder. Een Bill of Lading verzekert een correcte beschrijving van de lading.
101.Rubriek 06 – Bijlage 02, p. 61.023 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
102.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.044 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
103.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.041 en 61.042 ((Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
104.Rubriek 02 – Bijlage 38, p. 21.430 (Verhoor [naam 64] ).
105.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.076 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
106.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.075 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
107.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.068 – 61.072 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
108.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.069 ((Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
109.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.070 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
110.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.067 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
111.Rubriek 07 – Bijlage 02, p. 71.002
112.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.066 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
113.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.053 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
114.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.054 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
115.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.071 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
116.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.065 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
117.Rubriek 06 – Bijlage 03, p. 61.064 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
118.Rubriek 07 – Bijlage 177, p. 71.296.
119.Rubriek 07 – Bijlage 03. P. 71.004 – 71.005.
120.Rubriek 06 – Bijlage 02, pagina 61.018 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
121.Rubriek 06 – Bijlage 02, pagina 61.019 – 61.020 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
122.Rubriek 06 – Bijlage 02, (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
123.Rubriek 06 – Bijlage 02 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)) en Rubriek 03 – Bijlage 03 (Uitvoeringsstukken [nummer 42] / België (ZD 07)).
124.Rubriek 03 – Bijlage 04 tot en met 06, p. 31.006 – 31097 (Proces-verbaal overdracht monsters, FTO 1e monsteronderzoek cocaïne [nummer 18] , FTO 2e monsteronderzoek cocaïne [nummer 18] en NFI Rapporten Cocaïne [nummer 18] ).
125.Rubriek 01 – Bijlage 01, p. 11.000 – 11.022 (Aangifte [naam bank 1] Bank)
126.Rubriek 05 – Bijlage 05, p. 51.037 – 51.081 (Camerabeelden 08-06-18 t/m 24-01-19).
127.Rubriek 05 – Bijlage 03, p. 51017 (Info [naam 62] + e-mails) = p. 61.008 [naam 63] .
128.Rubriek 06 – Bijlage 01, p. 61.008 (Uitvoeringsstukken [nummer 43] / België (ZD 06)).
129.Rubriek 06 – Bijlage 01, p. 61.000 – 61.017 (Uitvoeringsstukken [nummer 43] / België (ZD 06)).
130.Rubriek 05 – Bijlage 05, p. 51.053 en Rubriek 05 – Bijlage 03, p. 51.014.
131.Rubriek 05 – Bijlage 03, p. 51.012 – 51.034 (Info [naam 62] + e-mails).
132.Rubriek 05 – Bijlage 03, p. 51.033 (Info [naam 62] + e-mails).
133.Proces-verbaal van relaas zaaksdossier 06 LERAG18014-1818, p. 4. FGP België (Dossier BOEI).
134.Rubriek 05 – Bijlage 03, p. 51.030 (Info [naam 62] + e-mails).
135.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 17-04-2019 (Beslagdossier)
136.Rubriek 03 – Bijlage 01, p. 31.000 – 31.003 (FTO Testen en monstername Hasj uit [nummer 28] ).
137.Rubriek 03 – Bijlage 02, p. 31.004 – 31.005 (NFI Resultaat onderzoek uit [nummer 28] ).
138.Rubriek 08 – Bijlage 08, p. 81.060 – 81.062 (KvK Handelsmij [bedrijfsnaam 19] BV).
139.Rubriek 02 – Bijlage 23, p. 21.193 (Verhoor [naam 54] ).
140.Rubriek 08 – Bijlage 85, p. 81.587 – 81.617 (Chat 184 [naam 51] ( [naam 46] ) – [naam 54] ( [naam 54] )).
141.Rubriek 08 – Bijlage 86, p. 81.618 – 81635, in het bijzonder p. 81.629 – 81.629 (Chat 218 [naam 51] ( [naam 49] ) – [medeverdachte 5] .
142.Rubriek 08 – Bijlage 10, p. 81.066 – 81.068 (KvK Handelsmij [naam 1] BV).
143.Rubriek 01 – Bijlage 01, p. 11.000 – 11.022 (Aangifte [naam bank 1] Bank).
144.(Proces-verbaal LERAG18014-62, BOB-dossier?)
145.Rubriek 01 – Bijlage 01, p.3. 022 (Aangifte [naam bank 1] Bank).
146.Het proces-verbaal “Zaakdossier 01 - Witwassen [verdachte] ” met nummer LERAG18014-1741 van 15 december 2020.
147.Rubriek 08 – Bijlage 81, p. 81.512 – 81.522 (rapportage vermogen en inkomsten natuurlijke personen).
148.Rubriek 05 – Bijlage 05, p. 51037 – 51081 (Camerabeelden 08-06-18 t/m 24-01-19) en 13, p. 51.130 – 51.133 (Cont. stortingen [naam 1] BV).
149.Rubriek 05 – Bijlage 14 en Persoonsdossier [verdachte] – Bijlage 09, p. 70 – 80 en Bijlage 25, p. 275 – 280.
150.Rubriek 05 – Bijlage 15, p. 51135 – 51136 (Cont. storting [bedrijfsnaam 22] BV) en 32, p. 51.227 – 51.237 (Camerabeelden 07-12-18 t/m 30-01-19).
151.Rubriek 05 – Bijlage 16, p. 51.137 – 51.138 (Cont. stortingen [bedrijfsnaam 6] BV) en 33, p. 51.238 – 51.246 (Camerabeelden 01-01-19 t/m 17-04-19).
152.Rubriek 05 – Bijlage 17 (Cont. stortingen [bedrijfsnaam 23] BV) en 39 Camerabeelden 21 november 2019, 40 Camerabeelden 4 november 2019 en 42 Camerabeelden 5, 6, 11 en 13-nov-19.
153.Rubriek 05 – Bijlage 07 (Cont. stortingen [naam 7] BV) en 18 (Cont. stortingen [naam 7] BV)
154.Rubriek 05 – Bijlage 19 (Cont. stortingen [naam 11] BV) en 43 (Camerabeelden 08, 17, 29 -okt-19 / 05-nov-19).
155.Rubriek 08 – Bijlage 34, p. 81.315 – 81.316 (Uitdraai RDW [kentekennummer 1] ).
156.Rubriek 08 – Bijlage 35, p. 81.317 (Factuur [kentekennummer 1] ).
157.Rubriek 08 – Bijlage 36, p. 81.317 (Inkoopverklaring Mercedes [kentekennummer 7] ).
158.Proces-verbaal zaaksdossier 01 – Witwassen [verdachte] , p. 3.
159.Hoge Raad 23 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1702.
160.Hoge Raad 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413
161.Hoge Raad 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502.
162.Rubriek 07 – Bijlage 135, p. 71.214.
163.Rubriek 07 – Bijlage 150, p. 71.245 – 71.247.
164.Beslagdossier pagina 190 tot en met 191.
165.Rubriek 03 – Bijlage 07, p. 31.098 – 31.106 (FTO veiligstellen sporendragers BA003).
166.Rubriek 05 – Bijlage 82, p. 51.720 – 51.725 (Pv aantreffen Xtc-Vuurwerk-Boksbeugelpepperspraypistool).
167.Rubriek 05 – Bijlage 74, p. 51.689 (Pv categorisering wapen [adres 23] 3).
168.Rubriek 05 – Bijlage 98, p. 51.773 – 51.775 (Pv categorisering wapen BA003).
169.Rubriek 03 – Bijlage 38, p. 31.291 – 31.297 (FTO WWM [naam 56] - [adres 23] - [plaats 5] ).
170.Vgl. HR 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504, HR 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:510, HR 17 november 1998,
171.De nummers corresponderen met de nummers op de door de officier van justitie overgelegde lijst van in beslag genomen voorwerpen van 12 mei 2022 die als bijlage III aan dit vonnis is gehecht. Op de lijst ontbreken de nummers 1, 10, 11, 12 en 13.
172.Persoonsdossier [verdachte] , p. 126 – 274 (proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 maart 2021).