2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2017 (pag. 3), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 2 augustus 2017, zijn wij, verbalisanten, omstreeks 16:00 uur naar het adres [a-straat 1] te [plaats] gereden. Dit naar aanleiding van een melding dat er op dit adres een luchtbuks en een ander op een vuurwapen gelijkend voorwerp lagen.
Wij, verbalisanten, kwamen omstreeks 16:15 uur ter plaatse op genoemd adres. De voordeur werd geopend door een manspersoon, later bekend als [verdachte] (hof: de verdachte). Verbalisant [verbalisant 3] deelde mede dat er een melding was binnengekomen met betrekking tot de genoemde wapens en vorderde de uitlevering van de wapens. Wij, verbalisanten, hoorden dat [verdachte] zei dat er 2 luchtbuksen in de woning aanwezig waren en dat wij toestemming kregen om de woning te betreden.
Wij verbalisanten zagen dat er achter in de woonkamer een bed gesitueerd was. Wij verbalisanten zagen dat er op een hocker naast het bed, op een map van de Zuidzorg, een zwart voorwerp lag gelijkend op een vuurwapen.
2. Een ander geschrift, zijnde een kennisgeving inbeslagneming, van rapporteur [verbalisant 4] , brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant, voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Plaats : [a-straat 1] te [plaats]
Datum en tijd : 2 augustus 2017 te 16:20 uur
Reden : artikel 13/1 Wet wapens en munitie (cat. 1 sub 7)
Grondslag : vatbaar voor onttrekking aan het verkeer
Omstandigheden : het wapen betreft een niet van een echt vuurwapen te onderscheiden airsoftreplica. Het wapen lag op een tafel midden in de woonkamer van het betreffende adres, was doorgeladen. Na inbeslagneming is het wapen door mij, verbalisant [verbalisant 4] , ontladen en ontspannen.
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1991
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Volgnummer 1
Goednummer : PL2100-2017161127-1223817
Object : Airsoftwapen
Merk/type : Asg CZ75d Compact
Kleur : Zwart
Serienummer : [001]
Inhoud : 2x12 6mm bb’s en lx 12g C02 patroon in patroonhouder
Bijzonderheden : was geladen bij aantreffen, door verbalisant ontladen
(...)
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 augustus 2017 (pag. 26-29), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte/getuige/etc.
Ik woon thuis bij mijn ouders. Dat is de [a-straat 1] te [plaats] .
V: Op 2 augustus 2017 hebben wij bij u thuis, op de [a-straat 1] te [plaats] , een voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt, dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, danwel een airsoftreplica, aangetroffen. Wat kunt u hier over verklaren?
A: Toen jullie binnen kwamen lag deze op de bank. We hadden deze na een lange tijd weer een keer uit de kast getrokken, schoongemaakt en in het vet gezet.
V: Kunt u deze airsoftreplica voor mij omschrijven?
A: Ik weet dat hij zwart met zilver was. Op de zijkant stond CZ75. Aan de linkerkant kon je hem vergrendelen.
V: Wij hebben de airsoftreplica in beslag genomen. De replica was gespannen, geladen en lag op een tafeltje midden in de woonkamer. Wat kunt u hierover verklaren?
A: Een paar dagen daarvoor hebben ik en mijn vader een keer in de achtertuin geschoten op een doel.
V: Voor wie was de airsoftreplica allemaal voorhanden?
A: Dit waren alleen mijn vader en ik.
5. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 1 februari 2019, voor zover inhoudende:
Het airsoftwapen is van mijn vader. Het was al geruime tijd in de woning. Ik wist dat het in de woonkamer lag. Ik heb een keer met dat wapen geschoten.
6. De verklaring van de getuige [getuige] afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 1 februari 2019, voor zover inhoudende:
Het wapen heb ik jaren geleden in Spanje gekocht. Het leek inderdaad op een CZ 75D pistool. Op 2 augustus 2017 lag het in de woonkamer. Het wapen lag er twee dagen. Mijn zoon (het hof begrijpt: verdachte) woont ook in de woning. In de achterkamer, uitbouw, had ik mijn verpleegbed en daar lag het wapen. U, voorzitter, vraagt mij of mijn zoon het wapen kon pakken. Hij kon bij het wapen.”
2.2.3Het Hof heeft een door de raadsvrouw gevoerd verweer als volgt samengevat en verworpen:
“Van de zijde van de verdachte is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen beschikkingsmacht had over het airsoftwapen. Hij was niet bij machte om het wapen, dat van zijn vader was, weg te doen. De vader van de verdachte heeft in hoger beroep als getuige verklaard dat zijn zoon geen spullen van hem weg zou gooien zonder zijn goedvinden en de verdachte heeft verklaard dat hij niet aan de spullen van zijn vader komt. Er is aldus geen sprake van enige beschikkingsmacht c.q. handelingsbevoegdheid aan de zijde van de verdachte. Nu er geen relatie tussen de verdachte en het wapen bestaat, dient de verdachte te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van een airsoftwapen.
Het hof is van oordeel dat bepleite vrijspraak van het ten laste gelegde feit wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Het hof heeft, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die, van de lezing van de verdediging afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof acht bewezen dat de verdachte op 2 augustus 2017 een airsoftwapen (een wapen als bedoeld in categorie I onder 7° van de Wet wapens en munitie) voorhanden heeft gehad. Het begrip ‘voorhanden hebben’ veronderstelt een drietal, niet cumulatieve factoren:
1. De aanwezigheid van het wapen, al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de dader, waarbij de eigendomsvraag van het wapen er niet toe doet.
2. Een machtsrelatie tussen dader en wapen, in dier voege dat er een zekere relatie moet bestaan tussen het wapen en de verdachte in die zin dat er met betrekking tot het wapen een zekere vorm van machtsuitoefening mogelijk moet zijn. Het gaat om een zekere handelingsbevoegdheid, waarvan ook kan worden gesproken wanneer men geen zeggenschap heeft over het wapen als zodanig, maar wel over de plaats waar het zich bevindt. Wanneer iemand het wapen van een ander in zijn woning heeft, heeft men wellicht geen zeggenschap over het wapen, maar kan men wel het wapen uit de woning verwijderen en aldus ‘handelingsbevoegdheid’ hebben ten aanzien van het wapen.
3. Er dient bij de dader een meer of mindere mate van bewustheid te bestaan ten opzichte van het aanwezig hebben van het wapen.
Het hof is van oordeel dat blijkens de gebezigde bewijsmiddelen aan voornoemde factoren is voldaan. De verdachte wist dat zijn vader een airsoftwapen in bezit had en de verdachte heeft er zelf - naar eigen zeggen - ook een keer mee geschoten. De verdachte kon het wapen goed beschrijven en was bekend met de werking van het wapen.
Op 2 augustus 2017 lag het wapen gedurende twee dagen open en bloot in de woonkamer van de woning waar de verdachte samen met zijn ouders woont. Verdachte was zich daarvan bewust.
Ook al was het wapen van de vader van de verdachte en stelt deze dat zijn zoon er “met zijn tengels” van af moest blijven, dan nog is er naar het oordeel van het hof sprake van een zekere mate van machtsuitoefening, beschikkingsmacht, aan de zijde van de verdachte. De verdachte had het wapen uit de woning kunnen verwijderen en kunnen wegdoen. Hij had ook zijn vader kunnen vragen het wapen weg te doen, hetgeen de verdachte volgens de vader die als getuige ter terechtzitting in hoger beroep is gehoord, nooit tegen hem heeft gezegd. De vader-zoon relatie doet aan een en ander niet af en ook de stelling van de verdachte dat hij niet heeft geholpen bij het schoonmaken van het wapen, wat daar ook van zij, maakt dit niet anders.
Het verweer wordt verworpen.”