Uitspraak
1.Procesgang
2.Voorgeschiedenis
Judecătoria Falticeni( Roemenië ), een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitgevaardigd, strekkende tot de aanhouding en overlevering van verzoeker naar Roemenië , in verband met de tenuitvoerlegging van een straf;
3.Verzoeken
€210,-voor de ondergane vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure, nader gespecificeerd:
€ 550,--voor de kosten die in verband met het (opstellen, indienen en behandelen) van het verzoek zijn gemaakt.
4.Standpunt van het Openbaar Ministerie
5.Toetsingskader
6.Oordeel van de rechtbank
“Anders dan het openbaar ministerie heeft betoogd acht het hof niet van belang of sprake is van enige verwijtbaarheid aan de zijde van de Nederlandse Staat. Ook in geval van voorlopige hechtenis die niet wordt gevolgd door een veroordeling is immers niet zonder meer sprake van verwijtbaar overheidshandelen. Integendeel, voorlopige hechtenis wordt door de onafhankelijke rechter getoetst en gesanctioneerd en is in die zin - ook achteraf na niet -veroordeling - niet als onrechtmatig of verwijtbaar te bestempelen. Zij kan slechts als achteraf onterecht ondergaan worden gekwalificeerd, en daarvoor is een schadevergoedingsregeling in het leven geroepen. Indien de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig acht, vindt die vergoeding steeds plaats. Om na niet-veroordeling geen vergoeding toe te kennen moet dit billijkheidsoordeel verband houden met de eigen (proces)houding van de gewezen verdachte.”
weigeringschade kan worden vergoed, maar ook – onder omstandigheden – bij rauwelijkse afwijzing van het overleveringsverzoek door de officier van justitie of bij niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Zoals onder 5. is overwogen correspondeert artikel 67 OLW met artikel 59 UW. De rechtbank ziet daarom aanleiding om ook aansluiting te vinden bij de jurisprudentie over artikel 59 UW, te weten de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 12 juni 2001 (NBSTRAF 2001/298 (Sdu Nieuwsbrief Strafrecht), aflevering 13, 2001) en van het Gerechtshof Amsterdam van 15 april 2004 (R 0111/04) in uitleveringszaken, waarbij schadevergoeding is toegekend na een rauwelijkse afwijzing van het uitleveringsverzoek door de Minister. In voornoemde uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam is geoordeeld dat een redelijke uitleg van de wet met zich meebrengt dat het verzoek tot schadevergoeding ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de rechter, indien de zaak aan hem was voorgelegd, de uitlevering ontoelaatbaar zou hebben verklaard. [2]
7.Beslissing
WIJST TOEde verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand ten bedrage van:
- € 315, -vanwege vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure en
- € 550, -voor de kosten die in verband met het opstellen, indienen en behandelen van de verzoeken zijn gemaakt.