Uitspraak
Procesverloop
Inhoud van het verzoekschrift
Beoordeling van het hoger beroep
artikelen 89, derde, vierde en zesde lid, en
90,
91en
93 van het Wetboek van Strafvorderingzijn van overeenkomstige toepassing.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 67 van de Overleveringswet (OLW) werd behandeld. De verzoeker, geboren in 1984, had schadevergoeding aangevraagd ter hoogte van € 5.520,00 voor geleden schade door vrijheidsbeneming in de overleveringsprocedure. De rechtbank had deze schadevergoeding toegewezen, maar de officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof heeft op 9 juli 2019 de zaak behandeld en de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker gehoord. De verzoeker was niet aanwezig tijdens de zitting.
Het hof oordeelde dat de toekenning van schadevergoeding afhankelijk is van de billijkheid en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de schadevergoeding toe te kennen. Het hof benadrukte dat de overleveringsprocedure was geëindigd met de weigering van de overlevering, wat de basis vormde voor de schadevergoeding. De officier van justitie had verschillende argumenten ingebracht tegen de toekenning van de schadevergoeding, maar het hof verwierp deze grieven. Het hof wees het hoger beroep af en kende de verzoeker een schadevergoeding toe van € 5.520,00, evenals een vergoeding van € 830,00 voor de kosten van rechtsbijstand. De beslissing werd genomen in het kader van de Nederlandse wetgeving en de Europese regelgeving omtrent overlevering.