Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het verloop van de procedure
mr. Boekhorst.
Ten behoeve van vertegenwoordigers van beide partijen waren twee tolken Engels aanwezig, te weten T.M. Pennings en A. Burrough.
Vonnis is bepaald op heden.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bevoegdheid ten aanzien van LGE?
bis). Onder die Verordening bestaan twee zogenoemde “sporen” die tot bevoegdheid kunnen leiden. Als een rechter op grond van de artikelen 4 en 7 t/m 26 van Brussel I
bisde hoofdzaak tussen partijen mag berechten, levert dat bevoegdheid over het eerste spoor op. Als een rechter bevoegd is in de hoofdzaak, dan is die eveneens bevoegd tot het geven van voorlopige maatregelen. Als een rechter niet bevoegd is kennis te nemen van de hoofdzaak, voorziet artikel 35 Brussel I
bisin een zelfstandige bevoegdheidsgrondslag voor het treffen van voorlopige en bewarende maatregelen. Dat is het tweede spoor. Het moet dan wel gaan om voorlopige of bewarende maatregelen zoals door het Europese Hof ingevuld en uitgelegd, er moet een reële band bestaan tussen het voorwerp van de gevraagde maatregelen en het territorium van de rechter en de voorlopige maatregel moet kunnen worden bevolen krachtens het nationale recht.
bis, waarin is bepaald dat een persoon kan worden gedagvaard voor het gerecht van de woonplaats van een medegedaagde, als er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraag om hun gelijktijdige behandeling en berechting. Deze bepaling ziet op het eerste ‘spoor’, wat betekent dat bevoegdheid in dit kort geding alleen kan worden vastgesteld als de Nederlandse rechter ook bevoegd is kennis te nemen van de bodemzaak. Volgens B&C is dat het geval, omdat de gevraagde voorzieningen ook in een bodemprocedure zouden kunnen worden gevorderd. [gedaagde] en LGE betwisten deze uitleg van de bodemzaak. Zij voeren terecht aan, met een beroep op HvJ EU Van Uden Maritime /Deco-Line [1] , dat in dit geval voor het bodemgeschil de Duitse arbiter bevoegd is. Omdat partijen arbitrage zijn overeengekomen, is geen enkele overheidsrechter binnen het grondgebied van de Europese Unie bevoegd om van de bodemzaak kennis te nemen. Bevoegdheid zou dan ook hooguit kunnen worden ontleend aan artikel 35 Brussel I
bis.
bis, waaronder het vereiste dat het moet gaan om voorlopige of bewarende maatregelen zoals door het Europese Hof ingevuld en uitgelegd, en dat er een reële band bestaat tussen het voorwerp van de gevraagde maatregelen en het territorium van de rechter.
bis) valt. [2]
bis, voor zover het LGE betreft.
1.524,00