ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ7002

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/13/513450 / HA ZA 12-383
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

PostNL tegen [X] c.s. inzake postzegelfraude en auteursrechtinbreuk

In deze zaak heeft PostNL, als eiseres, een vordering ingesteld tegen [X] c.s. wegens professionele en georganiseerde postzegelfraude. De fraude betrof de vervalsing van de Beatrix-zegel en de Van Halem-zegel, waarbij gebruik werd gemaakt van geprefabriceerde stickervellen met één echte postzegel om de controlesystemen van PostNL te omzeilen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden, bestaande uit twee bedrijven en twee natuurlijke personen, in groepsverband hebben samengewerkt en inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht van PostNL. De rechtbank heeft geoordeeld dat de totale schade in een aparte procedure moet worden vastgesteld, maar heeft alvast een voorschot van € 2.600.000,- toegewezen aan PostNL. Tevens is bepaald dat alle nog aanwezige vervalste postzegels aan PostNL moeten worden afgegeven. De rechtbank heeft de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die PostNL heeft geleden door hun onrechtmatige handelen. De vorderingen van PostNL zijn grotendeels toegewezen, inclusief de kosten van beslaglegging en proceskosten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagden de nodige informatie moeten verstrekken over hun financiële situatie en de herkomst van de vervalste postzegels. Dit vonnis is gewezen op 10 april 2013.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/513450 / HA ZA 12-383
Vonnis van 10 april 2013
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
POSTNL N.V.,
gevestigd te Den Haag,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KONINKLIJKE POSTNL B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseressen,
advocaat mr. T.R.B. De Greve te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] B.V.,
gevestigd te Sittard,
gedaagde,
niet verschenen,
2. [A],
wonende te [plaats],
gedaagde,
niet verschenen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y] B.V.,
gevestigd te Sittard,
gedaagde,
advocaat mr. J.H.M. Daniëls te Sittard,
4. [B],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.H.M. Daniëls te Sittard.
Partijen zullen hierna PostNL en [X] c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk [X], [A], [Y] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 10 oktober 2012, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 3 december 2012 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Vervolgens is vonnis bepaald.
1.3. Na de comparitie is van de zijde van PostNL een reactie op het proces-verbaal ontvangen. Van de zijde van [Y] en [B] is hiertegen bezwaar gemaakt omdat de daarin gemaakte opmerkingen volgens hen geen omissies zijn die worden hersteld maar aanvullingen c.q. uitleg op verklaringen. Voor zover de rechtbank hierover anders zou oordelen hebben [Y] en [B] aangevoerd dat de raadsman van PostNL hen onjuist citeert wanneer hij stelt dat de raadsman van [Y] en [B] zou hebben verklaard “niets toe te voegen te hebben” nadat de rechtbank hen erop had gewezen dat in de civiele procedure geen zwijgrecht geldt.
1.4. De rechtbank aanvaardt de door PostNL weergegeven opmerkingen over het proces-verbaal alleen met betrekking tot de navolgende onderdelen, nu het hier correcties en aanvullingen betreft waarvan de rechtbank van oordeel is dat deze overeenkomen met hetgeen ter comparitie naar voren is gebracht maar welke onjuist of onvolledig in het proces-verbaal zijn weergegeven. Voor het overige wordt geen acht geslagen op de opmerkingen in de reactie van PostNL op het proces-verbaal.
Pagina 2, zevende alinea “Afgelopen vrijdag” tot en met “[Y]” zal aldus verbeterd worden:
“Afgelopen vrijdag hebben wij een aanvullend proces-verbaal ontvangen. Het betreft 77 retour ontvangen enveloppen, verzonden door [Y]. Deze zijn teruggekomen vanwege verkeerde adressering. Deze enveloppen zijn in beslag genomen. Al deze enveloppen waren beplakt met valse postzegels. In die enveloppen zat reclamemateriaal van [Y]. In de 148 onderschepte aangetekende poststukken zaten stickervellen met postzegels tot een waarde van € 6,75. Elk stickervel bevatte één postzegel die niet vals was, dat was de zegel met de laagste waarde. Er is dus sprake geweest van zeer zorgvuldig voorbereidend werk.”
Pagina 3, derde alinea “In Nederland” tot en met “tussenuit gehaald”. Hieraan wordt toegevoegd:
“Slechts een steekproefsgewijze controle was/is mogelijk. Het onderschepte deel van de post betreft zodoende slechts een klein gedeelte van de totale fraude. Een en ander dient voor de vaststelling /begroting van de totale fraude te worden geëxtrapoleerd.”
Pagina 7, laatste alinea “Ik wijs u op” tot en met “[A] zat”. Voor deze alinea wordt toegevoegd:
“Ik hoor U zeggen dat mijn cliënt in de civiele procedure geen zwijgrecht toekomt zoals in een strafrechtelijke procedure. Daar ben ik mij van bewust en dat heb ik mijn cliënt ook uitgelegd.”
2. De feiten
2.1. PostNL is in Nederland op grond van de Postwet als enige exclusief gerechtigd om postzegels te vervaardigen, te verspreiden en ter verspreiding in voorraad te houden. Daarnaast beschikt PostNL over een exclusieve licentie van de auteursrechthebbenden om de verschillende ontwerpen van postzegels als postzegel uit te geven.
2.2. [A] is sinds 28 september 2011 [functie en hoedanigheid] van [X]. Het adres van [X] is [straatnaam 3] 63b en [straatnaam 2] 188 te Sittard.
2.3. [B] is sinds 22 februari 2008 [functie en hoedanigheid] van [Y]. [Y] is gevestigd op het adres [straatnaam 1] 34a te Sittard.
2.4. Medio 2011 werd PostNL door bedrijven geattendeerd op mogelijk gebruik van valse postzegels. Uit onderzoek dat PostNL vervolgens heeft uitgevoerd is gebleken dat op grote schaal valse postzegels in omloop zijn die op professionele wijze zijn vervaardigd en op het eerste gezicht niet van echt zijn te onderscheiden. De valse postzegels lichtten niet helder op onder fluorescerend licht, zoals dat wel het geval is bij originele postzegels. Verder reflecteerden de valse postzegels licht, terwijl originele postzegels dit niet doen omdat zij voorzien zijn van een matte fosforlaag die reflectie voorkomt. Tenslotte hadden de valse postzegels een andere kartering en mate van scheuring dan de originele postzegels. Het betreft hier vervalsingen van de postzegels met daarop het portret van H.M. de Koningin, ontworpen door [C] (hierna [C]), op basis van een fotografisch portret gemaakt door [D] (hierna [D]) en waarvan de typografie van letters en cijfers zijn ontworpen door [E] (hierna [E]). Daarnaast gaat het om vervalsingen van de zogenoemde zakenzegel (de Van Halem-zegel) van 44 eurocent, ontworpen door [F] (hierna [F]). De valse postzegels waren op geprefabriceerde stickervellen geplakt (variërend in totale waarde) met meestal één echte postzegel, waarmee de geautomatiseerde controlesystemen van PostNL konden worden omzeild.
2.5. [C], [D] en [E] hebben hun auteursrechten niet overgedragen aan PostNL. Zij hebben PostNL op 16 december 2011 gemachtigd namens hen op te treden. [F] heeft haar auteursrechten op het ontwerp van de [F] zegel wel aan PostNL overgedragen.
2.6. PostNL heeft [G] (hierna [G]), filatelist en specialist op het gebied van valse postzegels, ingeschakeld om een (nader) onderzoek te doen naar de vervalste Nederlandse postzegels. In een brief van 22 november 2011 schrijft [G] aan PostNL, voor zover van belang:
“(…) Zoals je inmiddels bekend is, ben ik naar Utrecht geweest en heb bij de bewuste boekhandel een aantal frankeerstroken beplakt met vervalste ‘zegels’ en één echte postzegel gekocht.
Met behulp van deze vervalste ‘zegels’ heb ik bepaalde kenmerken van vervalsing beter kunnen onderzoeken.
Heb vastgesteld, (…) dat het inderdaad om vervalste ‘rolzegels’ in de frankeerwaarden nl. 1,5G - 2G - 2,5G - 3G - 4G - 6,50G en 7G gaat.
Verder de ‘gewone’ €3 zegel (Beatrix inversie) en de 44 cent zakenzegel (type [F]).
Bij deze boekhandel waren een behoorlijk aantal voorgefrankeerde plakstroken aanwezig bestemd voor verschillende frankeringen, zowel voor gewone als aangetekende post.
Deze vervalsingen zijn in grote getale aangemaakt.
Gezien het werk dat daarvoor verricht is, zoals het kopiëren van de zegelbeelden, het vervaardigen van de drukvormen, het drukken en het maken van de stansvormen in drie verschillende stansmaten, is mijn vermoeden dat de oplagen minstens vele tienduizenden moet zijn geweest om dit lonend te maken. (…)”
2.7. PostNL heeft ontdekt dat er veertien websites bestaan waarop postzegels ver beneden de op de postzegels vermelde waarden te koop worden aangeboden. Het betreft hier websites die dezelfde opbouw, lay-out en voorbeelden van stickervellen gebruikten en de postzegels aanboden voor een prijs die gemiddeld 30% onder die van PostNL ligt. Vijf van deze websites wijzen de firma [Z] aan als registrant van die website en vier websites wijzen [X] aan als registrant van de website. De firma [Z] is een antiquariaat, toebehorend aan de heer [H] (hierna [H]).
2.8. PostNL heeft naar aanleiding van de bevindingen van [G] een bestelling geplaatst bij twee websites, te weten www.verzendpro.nl en www.posttarieven-binnenland.nl. Na ontvangst van de bestellingen bleek dat het om echte en valse postzegels ging. Op de bestellingen van www.verzendpro.nl en www.posttarieven-binnenland.nl stonden als adressen vermeld [straatnaam 3] 63B en 188 te Sittard.
2.9. [B] Holding B.V. verhuurt vanaf 2010 bedrijfsruimte aan Verzendpro aan de [straatnaam 1] 30/34 te Sittard. De huurpenningen bedroeg in 2010 € 500,- per maand en in 2011 € 1.500,- per maand.
2.10. Op 9 december 2011 heeft PostNL op het adres [straatnaam 1] 34a een proefaankoop gedaan. De daar gekochte postzegels bleken na onderzoek vals te zijn.
2.11. Op 9 december 2011 heeft PostNL bij de politie aangifte gedaan van fraude.
2.12. PostNL heeft in het sorteercentrum aangetekende stukken op 7 tot en met 16 december 2011 diverse zendingen gecontroleerd die werden verzonden vanuit, onder andere, adressen van de hiervoor onder 2.7 genoemde websites. De afzenders frankeerden de enveloppen met etiketten met deels echte en deels valse postzegels. Een van de enveloppen was beschadigd en niet gesloten. Deze enveloppe bevatte ook vellen met deels valse en deels echte postzegels. Op deze manier zijn in deze periode op het sorteercentrum 148 (aangetekende) poststukken onderschept.
2.13. Op 14 december 2011 werden alle (ter verzending aangeboden) pakketten in de sorteercentra en depots van PostNL gecontroleerd. Het aantal ter verzending aangeboden pakketten op die dag die waren voorzien van stickers met valse postzegels bedroeg ruim 1.000 stuks.
2.14. Na daartoe op 16 december 2011 en 19 december 2011 (ten aanzien van [B]) verkregen verlof heeft PostNL op 19 december 2011 conservatoir beslag tot afgifte en conservatoir bewijsbeslag laten leggen op de aanwezige postzegels, documentatie en administratie op een zevental adressen van [X] c.s.. Tevens heeft PostNL conservatoir beslag onder banken laten leggen ten laste van ieder van [X] c.s.
2.15. Het Openbaar Ministerie is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar [X] c.s. PostNL heeft alle zaken, bescheiden en overige administratie die zij op 19 december 2011 in beslag heeft genomen aan het Openbaar Ministerie afgegeven.
2.16. [H] heeft bij de politie op 21 december 2011 aangifte gedaan van oplichting gepleegd door [A] van [X] BV. In zijn aangifte verklaart hij, voor zover van belang:
“Ik ben opgelicht door [A] van [X]. BV. Ik heb bedrijfsmatig bij hem in de periode van 03 juni 11 tot 12 december 2011 meerdere bestellingen gedaan om postzegels te verkrijgen. (…) Het bleek (…) dat de postzegels die ik bij [A], [X] BV heb gekocht mogelijk vervalst waren.” In een bij deze aangifte gevoegde verklaring van [H] schrijft [H], voor zover van belang:
“(…) Ik ben slachtoffer geworden van de handel in valse postzegels door het bedrijf Verzendpro.nl c.q. [X] B.V. c.q. de heer [A].
(…) In februari 2011 kwam mijn leverancier van verpakkingsmaterialen, [I] van [I]s Webshop, in contact met Verzendpro.nl. Nadat hij zijn eerste bestelling van postzegels had ontvangen van Verzendpro.nl, heeft hij gevraagd of hij wederverkoper mocht worden. (…)
Verzendpro.nl kwam met een voorstel voor een affiliate website met de naam www.verzenden-met-postzegels.nl. Deze site is volledig in beheer van Verzendpro.nl c.q. [X] B.V. Een klant die postzegels bestelt, betaalt aan Verzendpro.nl c.q. [X] B.V. en krijgt de zegels direct vanuit Verzendpro.nl c.q. [X] B.V. geleverd tegen hun algemene voorwaarden. (…) [I] kreeg 10% commissie over de omzet.
In juni 2011 ben ik via [I] ook in contact gekomen met de heer [A] ([hoedanigheid] van [X] B.V.), die mij telefonisch vertelde een zeer actief inkoopbeleid te voeren. (…) [ik] vroeg of ik eenzelfde regeling kon krijgen als [I]. Daarna heeft [A] de website www.posttarieven-binnenland.nl aangemaakt met daarop mijn naam en telefoonnummer voor vragen.
Inmiddels is mij bekend dat de heer [A] in ieder geval 7 van dit soort affiliate websites heeft opgezet, ieder met een andere naam en een ander telefoonnummer en het adres: [straatnaam 3] 63-B (of nummer 188), (…).
Zelf heb ik een aantal informatieve websites opgezet, (…)
Als klanten de informatie op de informatieve sites hadden gelezen, konden ze via een link naar de site www.posttarieven-binnenland.nl gaan (…) De klant deed dus altijd rechtstreeks zaken met [X] B.V. c.q. [A] (…) De betalingen gingen ook rechtstreeks naar de bankrekening van [X] B.V. c.q. [A].
Omdat [I] (…) regelmatig in Sittard kwam, kon ik een keer met hem meerijden. Zo ben ik op donderdag 1 december 2011 voor de eerste en enige keer op het terrein van Verzendpro.nl c.q. [X] B.V. c.q. [A] in Sittard geweest. (…)
Bij aankomst in Sittard reden we langs de [straatnaam 1] 34. Daar stond een groot pand met daarop reclame voor nieuwe en gebruikte kantoormeubels. [I] wees het aan en vertelde me dat dit het bedrijfspand van [A] was en dat in dat pand ook [Y] gevestigd was. Om de hoek, na ongeveer 50 meter, stond op het bedrijfsterrein van Verzendpro.nl c.q. [X] B.V. c.q. [A] een vrij grote portocabin (zie foto) dat als (tijdelijk) kantoor was ingericht. (…)
In de portocabin c.q. het kantoor heeft [I] me voorgesteld aan twee secretaresses, [J] en [K], en aan de zus van [A], [L]. (…)
In de portocabin c.q. kantoor waren naar ik mij herinner 5 bureaus met 5 laptops en diverse printers aanwezig. Aan de achterwand was een kast met vakjes bevestigd. In die vakjes lagen A4 vellen met voorgeplakte postzegels gesorteerd op nominale waarde. De vellen hadden vaak 10 tot 24 stickers met daarop oude postzegels geplakt. Ieder stickertje had omgerekend de waarde die nodig was voor het verzenden van een poststuk. (…) De postzegelbestellingen die via Verzendpro.nl en alle affiliate websites werden ontvangen, werden in deze portocabin c.q. kantoor door [J] en [K] uitgeprint, waarna de orders werden samengesteld. (…) De complete bestellingen werden samen met een factuur in speciale voorgedrukte enveloppen verzendklaar gemaakt. Op de enveloppen was het logo gedrukt van de betreffende website. (…) Als affiliate kreeg je van [A] briefpapier, enveloppen, prijslijsten en visitekaartjes aangeleverd.
De zus van [A], mevrouw [L], was voor zover ik begreep verantwoordelijk voor de financiën en betalingen.
[Y]
(…) Het terrein van [Y] en Verzendpro.nl zijn aan elkaar verbonden. Voor zover mij bekend is [Y] een gerenommeerd postzegelbedrijf dat gespecialiseerd is in de inkoop en verkoop van oude postzegels en munten. (…) Voor zover ik heb begrepen regelde [Y] de inkoop van postzegels voor de etiketten die door de websites van [X] B.V. en dus ook www.posttarieven-binnenland.nl werden geleverd. (…) In een van de kantoren ben ik kort voorgesteld aan [B], (…) Voor zover ik begreep was [B] verantwoordelijk voor de afdeling waar de oude postzegels en munten ingekocht en verwerkt werden. (…)”
2.17. In het proces-verbaal van conservatoir beslag tot afgifte op het adres [straatnaam 1] 34a te Sittard staat dat op 19 december 2011 conservatoir beslag tot afgifte is gelegd op:
- 77 enveloppen van [Y], die retour-adres gezonden zijn, met daarop valse zegels van 0,44
- 3 enveloppen van Sittard-Office, die retour adres gezonden zijn, met daarop valse zegels van 0,44
- 107 reclamefolders van [Y], die retour-adres gezonden zijn, met daarop valse zegels van 0,44
- Rijtje valse zegels: 1 van € 0.44 – 3 met beeltenis Koningin van fl 7,00, fl 6,50 en fl 2,00.
2.18. [O] (hierna [O]) is op 22 december 2011 door de politie als verdachte verhoord. Hij verklaart, kort samengevat, dat hij twee drie jaar geleden een bedrijf heeft overgenomen en dat bedrijf bij de overname [X] B.V. heeft genoemd, dat hij de bij dit bedrijf behorende bankrekeningen ter beschikking heeft gesteld van [N], maar dat deze rekeningen feitelijk werden gebruikt door de zoon van [N], [A]. Hij verklaart dat hij heeft gezien dat de bedragen op de rekening varieerden en dat het saldo regelmatig opliep tot € 20.000,- en € 30.000,- soms wel € 40.000,-, dat hij hiervan is geschrokken en [A] heeft gebeld met de vraag of [A] de rekeningen wilde overnemen waarop [A] heeft voorgesteld het gehele bedrijf en de bijbehorende rekeningen over te nemen, waarna het bedrijf in september 2011 is overgegaan naar [A]. Over de [straatnaam 1] 34 te Sittard verklaart [O] dat daar vroeger een bedrijf heeft gezeten, genaamd [naam bedrijf], afgeleid van [B] en [P] en dat [B] en [A] vrienden zijn. Op de vraag wanneer hij voor het laatst bij [X] B.V. is geweest antwoordt [O] dat hij eergisteren voor het laatst op het adres [straatnaam 1] 34 te Sittard is geweest, dat hij verhaal wilde halen omdat hij had gehoord dat een en ander te maken had met vervalste postzegels en toen direct aan Verzendpro dacht. Volgens [O] handelen Verzendpro en [Y] in postzegels.
2.19. Op 22 december 2011 heeft de politie het pand van [Y] op het adres [straatnaam 1] 34 en de zich op dat terrein bevindende portacabin bezocht. Daarbij waren medewerkers van PostNL aanwezig. Het bleek dat de portacabin nagenoeg leeg was. Wel werden nog enkele strookjes met valse postzegels in de vensterbank aangetroffen en visitekaartjes, posttarieven en dozen met zo’n ruim 1.200 facturen.
2.20. Op de door PostNL aangetroffen vervalsingen waren PostNL stempels te zien gedateerd vanaf 13 december 2010.
2.21. Op 27 december 2011 heeft PostNL een persbericht geplaatst om het publiek te attenderen op de in omloop zijnde valse postzegels.
2.22. In een verklaring van [I] (hierna [I]) van 9 januari 2012 verklaart [I] tegenover een medewerker van PostNL het volgende, voor zover van belang:
“Ik ben eigenaar /directeur van [I]’s Web Shop, (…). Ik [ben] vertegenwoordiger geweest van (…) de site www.verzenden-met-postzegels.nl (…) Ik ben als “affilate site” in deze situatie beland. (…) Mijn zorg voor die site, bestond alleen uit klanten contact indien er vragen c.q. problemen waren m.b.t. een bestelling.
Voor al het overige, werden de bestellingen via www.verzenden-met-postzegels.nl verwerkt door Verzendpro.NL c.q. [X] B.V. te Sittard.
Deze situatie is als volgt tot stand gekomen.
Per e-mail werd mijn bedrijf [I]’s Web Shop, ongevraagd benaderd door verschillende verkopers van postzegels, (…) De kern van die aanbiedingen betrof altijd het feit dat wanneer gebruik werd gemaakt van dergelijke postzegels voor de frankering van poststukken die ter verzending werden aangeboden bij PostNL, deze altijd goedkoper waren. Het verhaal daar achter, was dan altijd, dat dergelijke postzegels veelal vanuit de verzamelaarwereld goedkoop werden ingekocht. Daardoor was je dus goedkoper uit, dan wanneer je postzegels zou kopen bij PostNL.
Voor zover ik mij kan herinneren ontving ik omstreeks januari 2011 ook een dergelijke mail van Verzendpro.nl. (…)
In eerste instantie, januari 2011, heb ik voor [I]’s Web Shop een bestelling gedaan bij Verzendpro.NL van dergelijke postzegels. (…)
Op maandag 21 februari 2011 kreeg ik via de email een voorstel tot samenwerking van eigenaar, [A] van Verzendpro.nl. (…)
Ik heb daar telefonisch contact met de eigenaar [A] over gehad. (…) Hij kwam met het voorstel om van de omzet 10% commissie, excl. Btw, te geven bij verkoop van postzegels aan klanten, die via hun site www.verzenden-met-postzegels.nl een bestelling plaatsten. Het bestellen van de postzegels, het betalen van de verschuldigde kosten, het verzenden van de bestelling, werd in zijn geheel afgewikkeld door Verzendpro.nl c.q. [X] B.V. (…)
De website www.verzenden-met-postzegels.nl. is vanaf ongeveer maart 2011 actief geworden. (…) Aan de hand van mijn eigen administratie kan ik vaststellen dat de omzet die www.verzenden-met-postzegels.nl als volgt was:
Maart 2011, € 5.527,02;
April 2011, € 4.289,74;
Mei 2011, € 9.584,09;
Juni 2011, € 11.521,47;
Juli 2011, € 14.075,34;
Augustus 2011, € 15.163,48;
September 2011, € 19.749,34;
Oktober 2011, € 17.756,32;
November 2011, € 22.260,17;
December 2011, (t.e.m. 19 december), € 11.933,23. (…)
Rond juli/augustus 2011 ben ik met mijn vader naar Sittard geweest naar [A]. Wij hebben elkaar gesproken in het pand van Sittard Office, [straatnaam 1] 34a te Sittard. (…) Ik was op dat adres uitgenodigd door [A], omdat Verzendpro.nl daar toen was gevestigd. Het was een soort showroom. Er was door een goede sfeer, waarbij [A] mij rond leidde in het pand van de munthandel en kantoormeubelen. (…)
De situatie op dat adres was als volgt. Je liep van de straatzijde de winkel in. Aan de voorzijde waren showroommeubelen geplaatst van Sittard Office meubelen. Na binnenkomst doorlopend, aan de rechterzijde bevond zich [Y], kantoren en showroom. Na binnenkomst, rechtdoor lopend, was achter in de winkelruimte aan de linkerzijde een kantoortje van Verzendpro. Aan de rechterzijde van het kantoortje was een opslagruimte. (…)
De ruimte van Verzendpro.nl betrof een kantoorruimte. In die kantoorruimte waren dacht ik twee of drie vrouwen aan het werk. Ik werd aan die vrouwen voorgesteld, waarbij een van die vrouwen zich voorstelde als [L] de zus van [A].
In het pand waren verschillende medewerkers aan het werk van de drie onderdelen [Y], Sittard Office kantoormeubelen en Verzendpro.nl.
Het pand werd daarna verbouwd. Tijdens de verbouwing van het door mij omschreven pand, is Verzendpro.nl verhuisd, naar een pand kort in de nabijheid. Indien je buitenom gaat, via de openbare weg, moet je de hoek om waar een pand staat vlak naast het pand van [A]. Je kunt dat pand ook binnen door bereiken over het terrein. Dan is het een stuk dichter bij. Het pand is direct gelegen aan de openbare weg. Het betreft een klein kantoorloodsje. Vroeger had daar een bouwbedrijf gezeten. (…)
De kantoorruimte van Verzendpro.nl kunt u zich voorstellen als een soort postkamer. Ik bedoel dat er vakkenkasten stonden waarin de voorraad van stikkervellen met postzegels lagen. Verder stonden er wat bureaus met computers. (…)”
2.23. Op 2 mei 2012 heeft de rechter-commissaris een doorzoeking verricht op het adres [straatnaam 1] 34a te Sittard waarbij een aantal administratieve bescheiden in beslag zijn genomen.
2.24. [M] (hierna: [M]), eigenaar van het pand [straatnaam 1] 30 te Sittard, is door de politie als getuige gehoord op 28 september 2012. [M] heeft daar verklaard, voor zover van belang en weergegeven steeds na A:
“V: Hebt u nog iets gezien van het plaatsen van neen porta cabin?
A: Ja, dat heb ik gezien. Die was zodanig geplaatst dat men vanuit het gebouw van [B] de porta cabin kon betreden. Men had daartoe de afscheiding tussen de terreinen weggehaald. (…)
V: De bedrijfsnaam verzendpro en [X] zegt u dat iets?
A: Dat zegt mij niets.
V: En de namen [A] en [N-1] of [N]?
A: [A] heb ik een keer gezien bij het begin van de verkoop. Hij kwam toen samen met Dhr. [B] langs op ons kantoor.
V: Welke functie had die [A] dan bij die verkoop?
A: Geen idee, hij had helemaal niets te maken met die verkoop. Achteraf hoorde ik dat die [A] een zakenpartner van [B] was. (…)”
2.25. In het proces-verbaal bevindingen financiële gegevens uit verschillende bronnen, opgemaakt in het kader van het strafrechtelijke onderzoek tegen [B], [B] Holding B.V. en [Y] BV, [A] en [X] B.V. van 9 november 2012 staat onder meer dat in het register van de Kamer van Koophandel staat vermeld dat [B] [hoedanigheid] is van de eenmanszaak [Y], met startdatum 1 juni 2003, dat voor de eenmanszaak [Y] voor het jaar 2010 een jaarrekening is samengesteld, waarin een voorraad is opgenomen van € 866.902,-, welke voorraad volgens de accountant afkomstig is uit een privé collectie die is ingebracht in de eenmanszaak. De waarde van de totale voorraad is getaxeerd op € 1.645.514,- en is volgens de taxatie gedeeltelijk in het bezit van [B] en voor het overige deel bezit van [A].
2.26. Bij incidenteel vonnis van 18 juni 2012 heeft de rechtbank Amsterdam de incidentele vorderingen van [Y] en [B] afgewezen, met veroordeling van hen in de proceskosten van € 452,00. Bij arrest van het Hof Amsterdam van 16 oktober 2012 zijn [Y] en [B] wederom veroordeeld tot voldoening van de proceskosten aan PostNl. Het gaat hier om de bedragen van € 666,- aan verschoten en € 447,- aan salaris advocaat. [B] en [Y] BV hebben inmiddels € 1.827,- aan proceskosten voldaan.
3. Het geschil
3.1. PostNL vordert samengevat - na vermeerdering van eis, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. hoofdelijke veroordeling van [X] c.s. tot het voldoen van € 5.000.000,- schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2012;
2. dit vonnis zoveel als mogelijk te waarmerken als Europese executoriale titel;
3. hoofdelijke veroordeling van [X] c.s. tot het voldoen van alle geleden en nog te lijden schade en tot afdracht van de winst, met wettelijke rente vanaf 1 januari 2012, nader op te maken bij staat;
4. te verklaren voor recht dat [X] c.s. inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten van PostNL;
5. te verklaren voor recht dat [X] c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens PostNL;
6. [X] c.s. te bevelen de door of wegens [X] c.s. geleverde valse postzegels aan PostNL te retourneren;
7. [X] c.s. te bevelen de onder hen bevindende valse postzegels aan PostNL af te geven;
8. [X] c.s. te bevelen de gerechtelijk bewaarders opdracht te geven de in beslag genomen valse postzegels aan PostNL af te geven;
9. [X] c.s. te bevelen de valse postzegels die door derden aan [X] c.s. worden geretourneerd aan PostNL af te geven;
10. [X] c.s. te bevelen alle werktuigen, materialen en overige productiemiddelen die zijn gebruikt voor het vervaardigen van valse postzegels, die zich in de macht van [X] c.s. bevinden aan PostNL af te geven;
11. [X] c.s. te bevelen ieder van de gerechtelijk bewaarders opdracht te geven alle in beslag genomen werktuigen, materialen en overige productiemiddelen die zijn gebruikt voor het vervaardigen van valse postzegels aan PostNL ter hand te stellen;
12. PostNL te machtigen om met behulp van de sterke arm alle valse postzegels, en alle werktuigen, materialen en overige productiemiddelen die zijn gebruikt voor het vervaardigen van valse postzegels op kosten van [X] c.s. onder zich te nemen;
13. [X] c.s. te gebieden iedere inbreuk op de aan PostNL respectievelijk [C], [D] en [E] toekomende rechten, te staken en gestaakt te houden;
14. [X] c.s. hoofdelijk te gebieden te staken en gestaakt te houden iedere dienst welke door derden wordt gebruikt om inbreuk op de aan PostNL respectievelijk [C], [E] en [D] toekomende rechten te maken;
15. PostNL te machtigen om de Documentatie die zich bevindt onder de gerechtelijk bewaarders, althans kopieën daarvan, onder zich te nemen en te bestuderen;
16. [X] c.s. te bevelen de gerechtelijk bewaarders opdracht te geven om de in beslag genomen Documentatie, althans kopieën daarvan, aan PostNL ter hand te stellen;
17. en van de onder 16 genoemde opdracht afschrift te verstrekken aan de raadsman van PostNL;
18. [X] c.s. hoofdelijk te bevelen een door een registeraccountant geaccordeerde en ondertekende opgave te laten afleveren van onder meer, kort gezegd, het aantal afgeleverde, in voorraad gehouden en vervaardigde valse postzegels, specificatie en hoeveelheid van de daartoe gebruikte materialen en werktuigen, opgave van afnemers van valse postzegels en behaalde omzet en winst;
19. [X] c.s. te bevelen een door een registeraccountant geaccordeerde en ondertekende rekening en verantwoording af te leggen van de winst die is genoten ten gevolge van het gebruik van de auteursrechten van PostNL;
20. [X] c.s. te bevelen aan PostNL schriftelijk mee te delen al hetgeen [X] c.s. bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de goederen en diensten waarmee de inbreuken zijn gepleegd;
21. Ieder van de hier genoemde veroordelingen ten aanzien van ieder van gedaagden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250.000,- per keer dat één of meer gedaagden in strijd handelen met deze veroordeling en voorts op straffe van een dwangsom van € 100.000,- per dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt; en
22. te bepalen dat iedere van de gevorderde bevelen, voorzieningen en verboden door PostNL tevens met behulp van de sterke arm ten uitvoer kan worden gelegd.
Subsidiair:
23. steeds die voorzieningen, bevelen en/of verboden die de rechtbank juist voorkomen te treffen te versterken met een dwangsom;
24. te bepalen dat iedere van die bevelen, voorzieningen en verboden door PostNL met behulp van de sterke arm ten uitvoer kunnen worden gelegd;
Zowel primair en subsidiair:
25. [X] c.s. te veroordelen in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv;
26. dit vonnis ook ten aanzien van de proceskostenveroordeling zoveel als mogelijk te waarmerken als Europese executoriale titel;
en verder in het provisionele incident, ten ieder van de gedaagden die niet op de eerst dienende dag rechtsgeldig verschijnt:
27. alle hiervoor genoemde veroordelingen – behoudens de onder 3 hiervoor gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure en de onder 4 en 5 gevorderde verklaringen voor recht – bij wege van provisionele voorzieningen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
28. deze gedaagden te veroordelen in de proceskosten in dit incident;
29. het te wijzen provisionele vonnis te waarmerken als Europese executoriale titel;
en voorts, in de hoofdzaak,:
30. [X] c.s. te veroordelen inlichtingen en opgave te verstrekken omtrent inkomens en vermogensposities en voor verhaal vatbare goederen, telkens na verloop van 30 dagen wederom,
31. ieder van voornoemde veroordelingen op straffe van een dwangsom van € 25.000,- per dag of gedeelte daarvan dat niet of niet geheel aan deze veroordeling wordt voldaan;
32. ieder van voornoemde veroordelingen ten aanzien van [A] en [B] op straffe van 15 dagen lijfsdwang per dag of gedeelte daarvan dat niet of niet geheel aan deze veroordeling wordt voldaan;
33. te bepalen dat ieder van de gevorderde bevelen, voorzieningen door PostNL tevens met behulp van de sterke arm ten uitvoer kan worden gelegd;
subsidiair:
34. steeds die voorzieningen en/of bevelen en/of veroordelingen die de rechtbank juist voorkomen;
en verder:
35. de veroordelingen onder 6 tot en met 11 en 16 tot en met 20 zoals hiervoor genoemd ten aanzien van [B] en [A] tevens op straffe van 15 dagen lijfsdwang per dag of gedeelte daarvan dat niet aan deze veroordelingen wordt voldaan;
36. de veroordelingen 13 en 14 ten aanzien [B] en [A] tevens op straffe van 100 dagen lijfsdwang per dag of gedeelte daarvan dat niet aan deze veroordelingen wordt voldaan;
37. te bepalen dat ieder van de gevorderde bevelen, voorzieningen door PostNL tevens met behulp van de sterke arm ten uitvoer kan worden gelegd;
38. alle te wijzen vonnissen uitvoerbaar op alle dagen en uren te verklaren;
39. verlof te verlenen om op alle dagen en uren alle exploten die in het kader van de te wijze vonnissen moeten worden betekend te mogen betekenen;
40. verlof te verlenen om, voor zover de executie andere handelingen vergt dan het doen van een exploot, al die handelingen op alle dagen en uren te (laten) verrichten;
en verder algemeen subsidiair:
41. steeds die voorzieningen en/of bevelen en/of veroordelingen en/of verlofverleningen die de rechtbank juist voorkomen.
3.2. PostNL legt aan haar vorderingen onder meer ten grondslag, kort samengevat, dat [X] c.s. inbreuk maakt op haar auteursrechten op de Beatrix-zegels en de Van Hamel zegel en daarnaast onrechtmatig jegens haar handelt, doordat zij op grote schaal fraude heeft gepleegd met valse postzegels, in het bijzonder deze postzegels heeft vervaardigd, verspreid en (via websites) verkocht. [A] heeft de fraude bedacht en opgezet. De fraude is uitgevoerd door [X], van welk bedrijf [A] [functie] is, en [Y], waarvan [B] [functie] is. Ieder van gedaagden is op grond van groepsaansprakelijkheid (artikel 6:166 BW) hoofdelijk aansprakelijk voor alle geleden en nog te lijden schade door PostNL.
3.3. [B] en [Y] voeren verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Niet in geschil is dat PostNL rechthebbende is van het auteursrecht op de Van Hamel-zegel. Evenmin is in geschil dat PostNL door de makers van de Beatrix-zegel is gemachtigd namens hen in deze procedure op te treden. Hierna zal PostNL kortheidshalve worden aangeduid als de auteursrechthebbende.
4.2. Uit de hiervoor onder 2 weergegeven feiten leidt de rechtbank af dat PostNL slachtoffer is geworden van professionele en georganiseerde postzegelfraude op omvangrijke schaal. Dit volgt onder andere uit het feit dat de valse postzegels (Beatrix-zegels en Van Halem-zegels) waren geplakt op geprefabriceerde stickervellen met meestal één echte postzegel om de geautomatiseerde controlesystemen van PostNL te omzeilen en het feit dat deze valse postzegels via meerdere websites te koop werden aangeboden. Met het vervaardigen en openbaar maken van de valse Beatrix-zegels en de Van Halem-zegels, onder meer door deze te verspreiden, in het verkeer te brengen en te koop aan te bieden, wordt inbreuk gemaakt op de auteursrechten van PostNL. Daarnaast kwalificeert het vervaardigen en verhandelen van valse postzegels ook als onrechtmatig handelen jegens PostNL.
4.3. Artikel 6:166, eerste lid, BW bepaalt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
4.4. Nu [X] en [A] in dit geding niet zijn verschenen en de stellingen van PostNL niet hebben weersproken, wordt tegen de achtergrond van de hiervoor onder 2 weergegeven feiten als onweersproken vastgesteld dat [X] en [A] verantwoordelijk zijn voor de geconstateerde postzegelfraude. [X] en [A] hebben daarmee inbreuk gemaakt op de auteursrechten van PostNL en onrechtmatig jegens PostNL gehandeld. De vorderingen jegens [X] en [A] komen niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze toewijsbaar zijn, doch met uitzondering van de hierna te bespreken vorderingen jegens hen. In dit geding ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of naast [X] en [A] ook [Y] en [B] terzake van de geconstateerde postzegelfraude een verwijt kan worden gemaakt, nu PostNL dit heeft gesteld maar [Y] en [B] dit hebben betwist.
4.5. De rechtbank gaat daarbij allereerst voorbij aan het verweer van [Y] en [B], dat [Y] B.V. ten onrechte zou zijn gedagvaard. [Y] en [B] hebben in dit verband wel gesteld dat deze BV nooit is geactiveerd en altijd een eenmanszaak is geweest maar zij hebben deze stelling onvoldoende onderbouwd in het licht van de gemotiveerde betwisting van die stelling door PostNL. Zo blijkt uit het procesdossier (productie 28) dat de jaarrekening 2010 van [Y] BV op 24 januari 2012 is gedeponeerd. [B] en [Y] hebben hierover wel aangevoerd dat de balans van de BV vermoedelijk 0-0 is, maar zij hebben deze stelling verder niet onderbouwd. Ook hebben [B] en [Y] niet, althans onvoldoende, weersproken dat op naam van de BV de website www.[Y].nl staat geregistreerd via welke website wordt gehandeld in postzegels. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van [Y] en [B], dat [Y] ten onrechte zou zijn gedagvaard.
4.6. Bij de verdere beoordeling stelt de rechtbank voorop dat niet in geschil is dat [B] en [A] nauwe banden hebben, zowel zakelijk als vriendschappelijk. In het kader van de geconstateerde postzegelfraude roepen deze banden vragen op die beantwoording behoeven. Van een procespartij als [B] die in persoon en als bestuurder van [Y] weet heeft van de eigen zakelijke en persoonlijke banden met [A] en [X], mag worden verwacht dat hij concrete stellingen over de betrokkenheid van [B] en [Y] bij de geconstateerde fraude door [A] en [X] onderbouwd betwist. Doet hij dit niet, dan handelt hij in strijd met zijn waarheidsplicht (artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)).
4.7. De rechtbank is van oordeel dat [B] en [Y] op belangrijke onderdelen geen gemotiveerd verweer hebben gevoerd tegen de stellingen van PostNL.
4.8. Allereerst geldt dat [B] en [Y] volstrekt onvoldoende verklaring hebben gegeven voor het feit dat de door [Y] verzonden en retour ontvangen enveloppen waren beplakt met valse postzegels (zie hiervoor onder 2.17). Evenmin is voldoende verklaring gegeven voor het feit dat in een onderschepte zending poststukken een enveloppe van [Y] zat die gefrankeerd was met valse postzegels en waarin stickervellen zaten met valse postzegels. Die stickervellen bevatten valse zegels in combinatie met één echte zegel, de zegel met de laagste waarde. [B] en [Y] hebben hierover wel aangevoerd dat het totaal aantal aangetroffen valse zegels op het aantal zegels dat [Y] verhandelt verwaarloosbaar is en het incidenteel kan gebeuren dat [B], ondanks zijn deskundigheid een keer niet ziet dat een zegel vals is, maar deze verklaringen overtuigen niet. Zij gaan er namelijk aan voorbij dat het hier om aantoonbaar retour gezonden enveloppen gaat en daarom slechts een beperkt aantal door [Y] verzonden enveloppen moet betreffen. Ook gaan zij er aan voorbij dat de wijze waarop de valse zegels zijn aangebracht, namelijk in combinatie met één echte zegel met de laagste waarde op een stickervel, exact overeenkomt met de manier waarop [X] en [A] hun postzegelfraude hadden vormgegeven.
4.9. Dat [B] en [Y] enerzijds en [A] en [X] anderzijds samenwerkten in de fraude kan verder worden afgeleid uit de verklaring van [H] (zie hiervoor onder 2.16) die heeft verklaard dat de terreinen van [Y] en Verzendpro aan elkaar zijn verbonden en dat [H] het zo heeft begrepen dat [Y] de inkoop van postzegels regelde voor de etiketten die door de websites van [X] werden geleverd. Hij verklaart in dit verband ook dat hij in één van de kantoren is voorgesteld aan [B]. Met [B] kan naar het oordeel van de rechtbank alleen maar [B] zijn bedoeld, die immers als voornaam [B] heeft. Ook [I] (zie hiervoor onder 2.22) heeft over de situatie op de [straatnaam 1] 24 verklaard dat [Y] zich bij binnenkomst doorlopend aan de rechterzijde bevond en dat rechtdoor lopend, achter in de winkelruimte een kantoor van Verzendpro was, in welk kantoor hij is voorgesteld aan de zus van [A]. Hij heeft ook verklaard dat in het pand verschillende medewerkers aan het werk waren van de drie onderdelen [Y], Sittard Office kantoormeubelen en Verzendpro.nl. Verder volgt uit de verklaring [M] (zie hiervoor onder 2.24) dat de scheidingsmuur tussen de bedrijven van [B] en [A] was weggehaald zodat ook [B] in en uit de portacabin kon lopen. Die portacabin fungeerde als kantoor/opslagplaats voor Verzendpro. Verder heeft PostNL onweersproken gesteld dat de zwager van [A] en de zus van [A] tegenover de politie hebben verklaard dat op 19 december 2011 vlak na de inval door de politie, familieberaad is geweest in Duitsland waarbij [A] en [B] aanwezig waren. Ook heeft PostNL onweersproken gesteld dat personeelsleden van [B] tegenover de politie hebben verklaard dat zij door [A] zijn aangenomen voor het bedrijf van [B].
4.10. Van [B] en [Y] mocht in het licht van deze verklaringen worden verwacht dat zij hun banden met [X]/ Verzendpro nader hadden toegelicht. Nu zij dit niet hebben gedaan, biedt dit verdere steun aan de stellingen van PostNL dat [B] en [Y] nauw samenwerkten met [A]/ [X] in de postzegelfraude.
4.11. Tenslotte geldt dat [Y] en [B] geen afdoende verklaring hebben gegeven voor de door PostNL gedocumenteerde constante geldstromen tussen [B] / [Y] en [X] / [A], zoals die volgen uit het strafrechtelijk onderzoek. Uit dit onderzoek is onder meer gebleken dat in de periode 13 januari 2009 tot en met 27 januari 2012 naar rekeningen van [Y] en [B] Holding, van welke onderneming [B] [functie en hoedanigheid] is, door [X] € 496.072,83 is overgemaakt. Ook blijkt uit dit financiële onderzoek door het openbaar ministerie dat in het jaar 2011 (het jaar waarin de fraude haar piek bereikt) de door [Y] via [X] en Verzendpro gemaakte omzet gestegen is tot ruim 43% waar dat in 2010 slechts ruim 2% was. Verder blijkt uit dit onderzoek dat in de periode 1 januari 2008 tot en met 31 januari 2012 naar de bankrekening van [A] door [Y] een bedrag van in totaal € 103.950,- wordt overgemaakt. [B] en [Y] hebben voor deze geldstromen geen afdoende verklaring gegeven. Zij hebben alleen aangevoerd dat deze geldstromen betrekking hebben op postzegeltransacties. [B] heeft hierover ter comparitie aangevoerd dat het transacties betreft met betrekking tot echte, frankeergeldige, postzegels die [Y] aan Verzendpro heeft geleverd. [Y] en [B] hebben echter nagelaten dit concreet te onderbouwen.
4.12. Voor zover [B] en [Y] nog hebben betoogd dat de geldstromen zijn terug te voeren op de vermindering van de schuld van [B] aan [A] in verband met de inbreng in 2004 van een verzameling bankbiljetten met een getaxeerde waarde van 1,6 miljoen euro in de eenmanszaak van [B], geldt dat zij onvoldoende hebben aangetoond dat het hier om aflossingen op die schuld zou gaan.
4.13. [B] en [Y] hebben nog wel aangevoerd dat zij niet in staat zijn om gedetailleerder te verklaren over de geldstromen omdat zij niet beschikken over de boekhouding nu deze strafrechtelijk in beslag is genomen, maar hieraan gaat de rechtbank voorbij. Niet valt namelijk in te zien dat het niet beschikken over die administratie [B] en [Y] zou verhinderen gedetailleerder te verklaren. Als het daadwerkelijk om transacties met betrekking tot echte postzegels gaat, kan ook zonder te beschikken over de administratie op dit punt gemotiveerd verweer worden gevoerd aangezien [B] en/of [Y] bij die transacties dan direct betrokken zijn geweest en uit eigen wetenschap kunnen verklaren. Bovendien geldt dat PostNL onweersproken heeft gesteld dat [B] en [Y] na de teruggave van de administratie na het civielrechtelijke beslag gedurende enkele maanden hebben beschikt over die administratie voordat er strafrechtelijk beslag op werd gelegd en de dagvaarding in die periode al was uitgebracht. Tenslotte is niet gebleken dat [B] en [Y] een verzoek hebben gedaan aan het OM om terzake relevante delen uit de administratie te mogen kopiëren ten behoeve van het voeren van verweer. Ook daarom valt niet goed in te zien waarom [B] en [Y] geen opheldering hebben kunnen verschaffen over de geconstateerde geldstromen.
4.14. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat [B] en [Y] op belangrijke onderdelen geen gemotiveerd verweer hebben gevoerd, reden waarom PostNL wordt gevolgd in haar stelling dat [Y] en [B] samenwerkten met [X] en [A] in de postzegelfraude en daarmee eveneens inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten van PostNL en onrechtmatig jegens PostNL gehandeld.
Schade
4.15. Nu de conclusie is dat [B] en [Y] samen met [X] en [A] deel hebben genomen aan onrechtmatig groepsoptreden, maakt hen dit jegens PostNL op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk voor de door PostNL geleden schade.
4.16. PostNL vordert veroordeling van [X] c.s. tot voldoening aan PostNL van schadevergoeding én afdracht van winst te vermeerderen met schade van andere aard, niet bestaande in gederfde winst met betrekking tot de verkochte inbreukmakende producten.
Zij heeft ten aanzien van de schade die zij heeft geleden en lijdt ten gevolge van de fraude gesteld dat [X] c.s. de fraude vermoedelijk meerdere jaren uitvoert, waarbij zij uitgaat van 2,5 jaar. In dit verband wijst zij erop dat er stempels op valse postzegels zijn aangetroffen met een datum van mei 2010 waaruit volgt dat de postzegels in die periode al in omloop waren. Zij verwijst verder naar de verklaring van [G] (zie hiervoor onder 2.6) die schrijft dat zijn vermoeden is dat “de oplagen minstens vele tienduizenden moet zijn geweest om dit lonend te maken”. Ook wijst zij op het aanzienlijk aantal onderschepte poststukken (148) in één week en pakketten (1.000) op één dag. Uitgaande van het versturen van post op zes dagen, gaat het dus mogelijk om 150 poststukken en 6.000 postpakketten per week. Uit de verklaring van [I] (zie hiervoor onder 2.22) blijkt dat in de maanden maart 2011 tot en met half december 2011 via de website www.verzenden–met-postzegels.nl een omzet van tenminste € 131.860,20 is behaald. Indien daarbij tweemaal de gemiddelde maandomzet wordt opgeteld levert dit een jaaromzet van tenminste € 158.232,24 op van slechts één website. Aangezien er tenminste 14 websites zijn geweest waarop de valse postzegels werden aangeboden bedraagt de totale fraudeleuze jaaromzet van deze sites 14 maal € 158.232,24 = € 2.215.251,24. De fraude heeft gedurende tenminste 2,5 jaar plaatsgevonden zodat de totale begrote omzet die [X] c.s. met de fraude heeft bereikt tenminste (2,5 maal € 2.215.251,24) € 5.538.128,40 bedraagt. Dit bedrag is echter niet gelijk aan de schade die PostNL heeft geleden omdat de postzegels door [X] c.s. werden verkocht voor een prijs die 30% tot 35% onder de waarde lag die PostNL voor de postzegels in rekening brengt. Dit leidt ertoe dat de schade van PostNL tenminste kan worden begroot op € 7.911.612,- (€ 5.538.128,40 : 70% x 100%). De totale schade voor PostNL stijgt nog ruim boven dit bedrag uit, nu [X] c.s. ook is gehouden de wettelijke rente te betalen, de werkelijke proceskosten, de beslagkosten en kosten ter voorkoming en beperking van verdere schade en kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid. PostNL heeft tenslotte nog gewezen op de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek naar de bankrekeningen van [X] waaruit blijkt dat op een bankrekening van [X] BV een bedrag van ruim € 1.800.000,- is binnengekomen bestaande uit 270 zogenoemde IDEAL betalingen die verband houden met de levering van postzegels. Uitgaande van deze omzet, die voor [X] c.s. gelijk staat aan gerealiseerde winst, bedraagt de schade van PostNL, die de postzegels tegen 30% hogere waarde zou verkopen dan [X] c.s. dat deed, alleen al over het onderzochte tijdvak tenminste 2,6 miljoen (namelijk 1,8 miljoen : 70% x 100%), aldus tenslotte PostNL.
4.17. [B] en [Y] hebben hiertegenover aangevoerd dat PostNL met de natte vinger een willekeurige berekening maakt die geen enkel bewijs vormt voor de juistheid van de hoogte van de schade, zelfs maar voor enige schade die door PostNL zou zijn geleden. PostNL heeft niet aangetoond dat zij schade heeft geleden. Zij heeft slechts een formule losgelaten om tot een getal te komen, reden waarom de vorderingen van PostNL, eveneens ten aanzien van de gehoudenheid van [B] om tot winstafdracht te komen, moeten worden afgewezen, aldus steeds [B] en [Y].
4.18. De rechtbank stelt voorop dat aannemelijk is dat PostNL door het onrechtmatig handelen van [X] c.s. enige schade heeft geleden. Krachtens artikel 27a lid 1 Auteurswet (Aw) kan naast schadevergoeding ook aanspraak gemaakt worden op de ten gevolge van de inbreuk gemaakte winst. Voor zover PostNL heeft betoogd dat zij beide vorderingen tegelijkertijd zou kunnen innen, wordt zij in dit betoog niet gevolgd. Op grond van vaste jurisprudentie, waarnaar PostNL overigens ook heeft verwezen, kan zij niet meer vorderen dan een schadevergoeding gelijk aan het hoogste van deze bedragen (HR 14 april 2000, LJN AA5519 en NJ 2000 489). Daarnaast maakt PostNL aanspraak op vergoeding van andere schade. Dienaangaande wordt reeds thans opgemerkt dat het in beginsel wel mogelijk is naast gederfde winst of winstafdracht aanspraak te maken op vergoeding van overigens geleden schade, voor zover daartoe voldoende is gesteld en voor zover de schade is komen vast te staan. Ter beantwoording van de vraag welk bedrag hoger is, de schadevergoeding dan wel de door de met de inbreuk door [X] c.s. behaalde winst, dienen in beginsel eerst beide schadeposten te worden begroot. Omdat de omvang van de schade en de door [X] c.s. behaalde winst nog niet is vast te stellen, verwijst de rechtbank de zaak naar de schadestaatprocedure, zoals door PostNL is gevorderd als genoemd in 3.1 onder 3.
4.19. Ten aanzien van het in 3.1 onder 1 gevorderde voorschot op het bedrag dat [X] c.s. aan PostNL verschuldigd zal blijken wegens volledige schadevergoeding dan wel wegens af te dragen onrechtmatig behaalde winst verschillen partijen van mening over de hoogte van de schade. Hoewel [B] en [Y] de gestelde schade slechts summier hebben betwist, namelijk alleen stellende dat de berekening willekeurig is, is de rechtbank van oordeel dat PostNL tegenover deze betwisting de hoogte van het door haar gevorderde voorschot van € 5 miljoen vooralsnog niet voldoende heeft onderbouwd om thans geheel te kunnen worden toegewezen. In dit verband geldt dat de rechtbank nog onvoldoende aanknopingspunten heeft om de door [I] gegeven opgave van 10 maanden omzet met de website verzendpro.nl zonder meer door te berekenen naar de overige veertien websites en dat gedurende 2,5 jaar. Immers, uit het strafrechtelijk onderzoek waar PostNL naar heeft verwezen is gebleken dat de fraude zijn piek bereikte in 2011 zodat niet zonder meer mag worden aangenomen dat in de jaren daaraan voorafgaand of daarna dezelfde omzet is gerealiseerd als in 2011. Ook kan zonder nadere gegevens daarover niet zonder meer worden aangenomen dat elke website dezelfde omzet heeft gegenereerd.
4.20. De rechtbank acht de vordering genoemd in 3.1 onder 1 tot betaling van een voorschot echter wel toewijsbaar tot een bedrag van € 2.600.000,- nu in hoge mate aannemelijk is dat de schade dit bedrag omvat. De rechtbank grondt dit oordeel op de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek zoals daarvan verslag is gedaan in het proces-verbaal bevindingen beoordeling bescheiden ING Bank, door PostNL overgelegd als productie 38. In dit proces-verbaal staat, voor zover hier van belang, dat op de bankrekening 5760204 op naam van [X] BV in de periode 13 januari 2009 tot en met 27 januari 2012 een bedrag binnenkomt van ruim € 1.800.000,- bestaande uit een 270-tal betalingen via IDEAL, omschrijving “omzet IDEAL” alsmede een 1700 tal kleinere ontvangsten variërend tussen een paar euro en een paar duizend euro. In dit proces-verbaal staat verder dat de politiefunctionaris aan de hand van in beslag genomen facturen uit de portacabin bij het pand [straatnaam 1] 30A te Sittard heeft kunnen vaststellen dat het in die gevallen om ontvangst van gelden in verband met de levering van postzegels gaat. Op basis hiervan gaat de rechtbank ervan uit dat de gerealiseerde omzet met de fraude van [X] c.s. in ieder geval het bedrag van € 1,8 miljoen omvat. PostNL heeft onvoldoende weersproken gesteld dat [X] c.s. de postzegels verkocht voor een bedrag dat 30% onder de waarde van de postzegels lag. Ook heeft PostNL onweersproken gesteld dat de variabele kosten van een postzegel voor PostNL verwaarloosbaar is en dat vergelijking van de huidige situatie, namelijk dat PostNL postzendingen heeft vervoerd terwijl daar niets tegen over stond, met de hypothetische situatie, dat PostNL de gewone posttarieven had weten te realiseren op deze postzendingen, maakt dat PostNL haar schade kan begroten op de gemiste omzet. De rechtbank volgt PostNL daarom in haar stelling dat zij haar schade op basis hiervan kan begroten op (€ 1,8 miljoen : 70% x 100%) = € 2,6 miljoen. PostNL heeft verder onweersproken gesteld dat haar schade nog uitstijgt boven de gemiste omzet onder meer omdat zij kosten heeft moeten maken ter voorkoming en beperking van verdere schade en ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid. Ook heeft zij gewezen op de omstandigheid dat zij op haar sorteercentra vele manuren heeft moeten besteden aan extra handmatige controles en dat de loonkosten die gepaard gaan met dit extra handwerk aanzienlijk zijn. De omvang van deze overige schade kan echter thans niet worden begroot, zodat deze schade in de schadestaat procedure aan de orde dient te komen. De gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 2,6 miljoen is toewijsbaar vanaf de dag van de dagvaarding, 24 februari 2012, nu het hier een begroting betreft.
4.21. Uit al het voorgaande vloeit voort dat de gevorderde verklaringen voor recht als genoemd in 3.1 onder 4 en 5 toewijsbaar zijn. De overige vorderingen, te weten die genoemd in 3.1 onder 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 18, 19 en 20 strekkende tot de in het petitum nader omschreven bevelen, geboden en verboden, zijn als gegrond op de vastgestelde auteursrechtinbreuk c.q. het onrechtmatig handelen en door [X] c.s. niet, althans onvoldoende weersproken, toewijsbaar als na te melden.
4.22. Ten aanzien van de vorderingen genoemd in 3.1 onder 15, 16 en 17, strekkende tot het machtigen van PostNL om de Documentatie die zich onder de gerechtelijk bewaarders bevindt onder zich te nemen en te bestuderen en [X] c.s. te bevelen opdracht te geven aan de bewaarders de Documentatie aan PostNL ter hand te stellen, overweegt de rechtbank het volgende. PostNL heeft als productie 1 en 2 bij dagvaarding overgelegd een verzoekschrift tot het leggen van bewijsbeslag, conservatoir beslag tot afgifte van roerende zaken, auteursrechtelijk beslag, verhaalsbeslag op roerende zaken en aanstelling gerechtelijk bewaarders (hierna ook het verzoekschrift). Bij beslagverlof van 16 december 2011, aangevuld op 19 december 2011 in die zin dat [B] heeft te gelden als aanvullend gerekwestreerde, is aan PostNL onder meer verlof verleend om conservatoir bewijsbeslag te leggen op alle fysieke administraties en digitale administraties (waaronder de Documentatie), zoals nader omschreven in hoofdstuk 13 van het verzoekschrift, voor zover deze fysieke administraties zich op de in dat verlof nader genoemde beslaglocaties bevinden. PostNL heeft in de onderhavige procedure gesteld dat op basis van dit verlof op 19 december 2011 bewijsbeslag is gelegd op diverse bescheiden en gegevensdragers die zich op dat moment bevonden in de bedrijfspanden van [X] c.s. en dat de deurwaarder kopieën heeft laten maken van de fysieke en digitale informatie waarna de originele administratie aan [X] c.s. is geretourneerd. De rechtbank verstaat de vorderingen van PostNL genoemd in 3.1 onder 15, 16 en 17 dan ook aldus dat zij afgifte vordert van de zich thans bij de gerechtelijk bewaarder bevindende kopieën van de op basis van het beslagverlof van 16 december 2011, aangevuld op 19 december 2011 in beslag genomen administraties. Aldus acht de rechtbank deze vorderingen, nu zij zijn gegrond op de vastgestelde auteursrechtinbreuk c.q. het onrechtmatig handelen en zij door [X] c.s. niet, althans onvoldoende weersproken, toewijsbaar.
Dwangsom en sterke arm
4.23. De gevorderde dwangsom genoemd in 3.1 onder 21 is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden. De gevorderde bepaling genoemd in 3.1 onder 22 dat de bevelen, voorzieningen en verboden ten uitvoer gelegd kunnen worden met behulp van de sterke arm wordt afgewezen. PostNL heeft onvoldoende concreet toegelicht ten aanzien van welke bevelen, voorzieningen en verboden deze bijstand noodzakelijk is en daarnaast heeft zij onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de gevorderde dwangsom niet voldoende prikkel zou zijn om de veroordeling in dit vonnis na te komen.
Inlichtingen en opgave inkomens en vermogenspositie
4.24. PostNL heeft in 3.1 onder 30 gevorderd, kort gezegd, ieder van gedaagden te veroordelen inlichtingen en opgave omtrent de inkomens- en vermogenspositie en omtrent voor verhaal vatbare goederen te verstrekken op grond van artikel 475g Rv. Daartoe heeft zij gesteld dat zij ten aanzien van [B] en [Y] reeds over twee executoriale titels beschikt, te weten het incidentele vonnis van 18 juli 2012 en het arrest van 16 oktober 2012, waarbij [B] en [Y] zijn veroordeeld in de proceskosten. Daarnaast geldt dat PostNL met een eindvonnis naar verwachting ook over een executoriale titel jegens ieder van gedaagden beschikt, aldus PostNL.
4.25. Artikel 475g Rv bepaalt dat een schuldenaar verplicht is aan een deurwaarder die gerechtigd is tegen hem beslag te leggen, desgevraagd zijn bronnen van inkomsten op te geven. De rechtbank stelt vast dat [B] en [Y] de proceskosten waartoe zij zijn veroordeeld inmiddels hebben voldaan, zij het dat het door hen betaalde bedrag in verband met de in rekening te brengen nakosten net te weinig is. Omdat het hier om een relatief gering bedrag gaat, bestaat er geen aanleiding om de vordering onder 30 jegens [B] en [Y] toe te wijzen. De omstandigheid dat PostNL bij dit eindvonnis zal beschikken over een executoriale titel jegens hen maakt nog niet dat de vordering tot het verstrekken van informatie op grond van artikel 475g Rv toewijsbaar is, ook niet onder voorwaarde of tijdsbepaling omdat thans nog onvoldoende is gebleken dat [B] en [Y], indien de deurwaarder dit verzoekt, onwillig zou zijn om de desgevraagde informatie te verschaffen. Dit is anders ten aanzien van de niet verschenen gedaagden, [X] en [A]. De vordering genoemd in 3.1 onder 30 zal ten aanzien van hen worden toegewezen, nu deze jegens hen niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, met dien verstande dat [X] en [A] de informatie dienen te verstrekken aan de beslagleggende deurwaarder en niet, zoals primair gevorderd, aan de raadsman van PostNL en verder dat niet tevens zal worden toegewezen dat zij de desbetreffende informatie telkens na verloop van 30 dagen wederom moeten verstrekken totdat geheel is voldaan aan de betalingsverplichtingen jegens PostNL. Voor deze laatste vordering bestaat thans onvoldoende grond. De gevorderde dwangsom zal jegens [X] en [A] eveneens worden toegewezen met dien verstande dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.24 is overwogen, wijst de rechtbank af de vordering om te bepalen dat deze veroordeling tevens kan worden uitgevoerd met behulp van de sterke arm.
Lijfsdwang
4.26. De door PostNL gevorderde lijfsdwangveroordelingen jegens [B] en [A] zullen worden afgewezen. In acht genomen dat lijfsdwang een ultimum remedium is, heeft PostNL onvoldoende gesteld om reeds op dit moment aan te nemen dat de dwangsomveroordeling onvoldoende prikkel zal zijn om aan de veroordelingen in dit vonnis te voldoen. De gevorderde lijfsdwangveroordelingen zijn daarom niet toewijsbaar.
Provisionele vorderingen
4.27. De rechtbank doet bij dit vonnis einduitspraak in de hoofdzaak, zodat PostNL geen belang meer heeft bij haar provisionele vorderingen. Deze zullen daarom niet worden toegewezen.
Beslagkosten
4.28. PostNL vordert [X] c.s. te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op basis van het als productie 3 overgelegde en niet betwiste kostenoverzicht en derhalve gesteld op € 12.797,06. De gevorderde wettelijke rente over de beslagkosten is eveneens, als niet weersproken, toewijsbaar.
Proceskosten
4.29. [X] c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. PostNL heeft volledige proceskostenveroordeling gevorderd op grond van artikel 1019h. In de toelichting op deze vordering heeft zij geschreven dat zij om praktische redenen proceskostenveroordeling vordert conform het toepasselijke liquidatietarief. In de schadestaatprocedure kan dan een geactualiseerd overzicht worden verstrekt van de tot dat moment gemaakte kosten die op grond van artikel 1019h voor vergoeding in aanmerking komen. Deze schadestaatprocedure ziet in ieder geval mede op de werkelijke kosten als bedoeld in artikel 1019h voor zover die niet worden gedekt door de op grond van het liquidatietarief uit te spreken proceskostenveroordeling, aldus PostNL. De rechtbank begrijpt de vordering dan ook aldus dat PostNL de rechtbank verzoekt de werkelijke proceskosten conform artikel 1019h tot heden te begroten conform het liquidatietarief. De rechtbank zal daarom de door [X] c.s. te betalen proceskosten aan de zijde van PostNL tot heden bepalen op € 175,78 (€ 99,61 + € 76,17) aan kosten dagvaarding en € 145,82 (2 maal € 72,91) aan kosten betekening akte eisvermeerdering, € 3.621,00 aan vastrecht en op € 6.422,- aan salaris advocaat (zijnde 2 punten van het toepasselijke liquidatietarief van € 3.211,-), derhalve in totaal € 10.364,60. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is, als niet weersproken, toewijsbaar.
Waarmerken als Europese executoriale titel
4.30. Aan het verzoek van PostNL om dit vonnis te waarmerken als Europese Executoriale Titel kan slechts worden voldaan voor zover het gaat om niet betwiste vorderingen. Nu [B] en [Y] verweer hebben gevoerd, kunnen de vorderingen van PostNL jegens hen niet als niet-betwist worden aangemerkt, zodat het verzoek van PostNL jegens [B] en [Y] wordt afgewezen. Het verzoek ten aanzien van [A] wordt eveneens afgewezen omdat in dit geval niet is voldaan aan de voorwaarden in artikel 13 en 14 van de verordening nr. 805/2004 van het Europees parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (hierna: de Verordening). Bij de stukken bevindt zich namelijk geen ontvangstbewijs waaruit kan volgen dat [A] de dagvaarding heeft ontvangen als bedoeld in artikel 13 van de Verordening. Verder geldt dat betekening overeenkomstig artikel 14, eerste lid, van de Verordening in dit geval niet is toegestaan omdat het adres van [A] niet met zekerheid bekend is. In de dagvaarding staat immers dat [A] geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en hij vermoedelijk (en derhalve niet zeker) op het adres [adres] (Duitsland) verblijft. Zodoende kan alleen de veroordeling jegens [X] als Europese Executoriale Titel worden gewaarmerkt. De rechtbank zal daartoe het door EG-verordening nr. 805/2004 voorgeschreven formulier afgeven.
Verlof ex artikel 64 lid 3 Rv en artikel 438b Rv
4.31. PostNL heeft verzocht verlof te verlenen om op alle dagen en uren alle exploten die in het kader van de te wijzen vonnissen moeten worden betekend te mogen betekenen en verlof te verlenen om, voor zover de executie andere handelingen vergt dan het doen van een exploot, al die handelingen op alle dagen en uren te (laten) verrichten. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen. In een voorkomend geval dient PostNL zich ingevolge (artikel 438b Rv juncto) artikel 64, derde lid, Rv met een dergelijk verzoek te wenden tot de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen het rechtsgebied waar het desbetreffende exploot wordt uitgebracht, welke rechter bevoegd is het daar bedoelde verlof te verlenen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [X] c.s. hoofdelijk om aan PostNL te voldoen alle geleden en nog te lijden schade dan wel tot afdracht van de ten gevolge van de inbreuk op de auteursrechten van PostNL genoten winst, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 februari 2012 tot de dag der algehele voldoening, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.2. veroordeelt [X] c.s. hoofdelijk om als voorschot op de schadevergoeding als bedoeld onder 5.1 aan PostNL te voldoen een bedrag van € 2.600.000,- (zegge: twee miljoen zeshonderdduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2012 tot de dag der algehele voldoening;
5.3. beveelt dat [X] c.s. binnen vijf (5) werkdagen na betekening van dit vonnis al haar afnemers schriftelijk verzoekt, onder overlegging van een kopie van dit vonnis, de door of wegens [X] c.s. geleverde valse postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, waaronder alle vervalsingen en andersoortige verveelvoudiging van de Beatrix-zegels en Van Halemzegels (hierna gezamenlijk steeds aan te duiden als: de valse postzegels), zo spoedig mogelijk aan PostNL te retourneren op het adres van haar advocaat (mr. T.R.B. de Greve, Stibbe NV, Stawinskylaan 2001 te 1077 ZZ Amsterdam), onder aanbieding door [X] c.s. aan die afnemers van vergoeding van de van de aan terugzending verbonden transportkosten en voorts de advocaat van PostNL binnen voornoemde termijn kopie te verstrekken van ieder van de voornoemende schriftelijke verzoeken;
5.4 beveelt [X] c.s. om binnen vierentwintig uren na betekening van dit vonnis alle zich onder hen bevindende valse postzegels aan PostNL af te geven op het adres van haar advocaat;
5.5. beveelt [X] c.s. om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan ieder van de gerechtelijk bewaarders schriftelijk en ondubbelzinnig opdracht te geven om de in beslag genomen valse postzegels aan PostNL zo spoedig mogelijk ter hand te stellen;
5.6. beveelt [X] c.s. om direct na betekening van dit vonnis alle valse postzegels die door derden aan [X] c.s. worden geretourneerd binnen vierentwintig uren na ontvangst aan PostNL af te geven op het adres van haar advocaat;
5.7. beveelt [X] c.s. om binnen vierentwintig uren na betekening van dit vonnis alle werktuigen, materialen en overige productiemiddelen die zijn gebruikt voor het vervaardigen van valse postzegels, die zich bij en/of in de macht van [X] c.s. bevinden aan PostNL af te geven op het adres van haar advocaat;
5.8. beveelt [X] c.s. om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan ieder van de gerechtelijk bewaarders schriftelijk en ondubbelzinnig opdracht te geven om alle in beslag genomen werktuigen, materialen en overige productiemiddelen die zijn gebruikt voor het vervaardigen van valse postzegels aan PostNL zo spoedig mogelijk ter hand te stellen;
5.9. gebiedt [X] c.s. met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op de aan PostNL respectievelijk [C], [D] en [E] toekomende rechten ter zake van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven werken, meer in het bijzonder (maar niet beperkt tot):
a. ieder vervalsen dan wel anderszins verveelvoudigen, van enige Beatrix-zegel en Van Halem-zegel; alsmede
b. ieder invoeren, uitvoeren, in voorraad houden, aanbieden, in het verkeer brengen, verspreiden, verhandelen en (anderszins) openbaar maken van vervalsingen van enige Beatrix-zegel en/of Van Halem-zegel;
alsmede ieder vervalsen dan wel anderszins verveelvoudigen van enige andere postzegel met daarop de vermelding “Nederland” en ieder invoeren, uitvoeren, in voorraad houden, aanbieden, in het verkeer brengen, verspreiden, verhandelen en (anderszins) openbaar maken daarvan;
5.10. gebiedt [X] c.s. hoofdelijk met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden iedere dienst welke door derden wordt gebruikt om inbreuk op de aan PostNL respectievelijk [C], [E] en [D] toekomende rechten ter zake van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven werken te maken, meer in het bijzonder (maar niet beperkt tot):
a. iedere dienst houdende het vervalsen dan wel anderszins verveelvoudigen, van enige Beatrix-zegel en Van Halem-zegel; alsmede
b. iedere dienst houdende het invoeren, uitvoeren, in voorraad houden, aanbieden, in het verkeer brengen, verspreiden, verhandelen en (anderszins) openbaar maken van vervalsingen van enige Beatrix-zegel en/of Van Halem-zegel;
alsmede iedere dienst houdende het vervalsen dan wel anderszins verveelvoudigen van enige andere postzegel met daarop de vermelding “Nederland” en iedere dienst houdende het invoeren, uitvoeren, in voorraad houden, aanbieden, in het verkeer brengen, verspreiden, verhandelen en (anderszins) openbaar maken daarvan;
5.11. machtigt PostNL om de kopieën van de in beslaggenomen documentatie (zoals gedefinieerd in het beslagverlof van 16 december 2011 en het aanvullend beslagverlof van 19 december 2011), die zich bevinden onder de gerechtelijk bewaarders, onder zich te nemen en te bestuderen;
5.12. beveelt [X] c.s. om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan ieder van de gerechtelijk bewaarders schriftelijk en ondubbelzinnig opdracht te geven om de kopieën van de in beslag genomen documentatie zo spoedig mogelijk aan PostNL ter hand te stellen;
5.13. beveelt [X] c.s. van de onder 5.12 genoemde opdracht afschrift te verstrekken aan de advocaat van PostNL;
5.14. beveelt [X] c.s. hoofdelijk om binnen veertien (14) dagen na betekening van dit vonnis bij de advocaat van PostNL een schriftelijke, door een in Nederland gevestigde registeraccountant geaccordeerde en ondertekende opgave te laten afleveren, met aanhechting van kopie van alle ter staving van deze opgave relevante bescheiden, van:
a. het totale aantal valse postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, waaronder alle vervalsingen en andersoortige verveelvoudigingen van de Beatrix-zegels en Van Halem-zegels, dat door [X] c.s. aan afnemers is afgeleverd vanaf 1 januari 2009 tot het moment van betekening van dit vonnis (uitgesplitst per variant);
b. het totale aantal valse postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, waaronder alle vervalsingen en andersoortige verveelvoudigingen van de Beatrix-zegels en Van Halem-zegels, dat [X] c.s. in voorraad houden op het moment van betekening van dit vonnis (uitgesplitst per variant);
c. het totale aantal valse postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, waaronder alle vervalsingen en andersoortige verveelvoudigingen van de Beatrix-zegels en Van Halem-zegels, dat [X] c.s. hebben vervaardigd vanaf 1 januari 2009 tot het moment van betekening van dit vonnis (uitgesplitst per variant);
d. specificatie en hoeveelheid van de door [X] c.s. gebruikte materialen en werktuigen die voornamelijk bij de vervaardiging van vervalsingen van postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, althans van enige Beatrix-zegels en/of Van Halem-zegel zijn gebruikt;
e. de namen en adressen van alle (rechts-)personen in en buiten Nederland aan wie [X] c.s. één of meer valse postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, waaronder alle vervalsingen en andersoortige verveelvoudigingen van de Beatrix-zegels en Van Halem-zegels, hebben afgenomen (uitgesplitst per variant);
f. de namen en adressen van alle (rechts-)personen in en buiten Nederland door wie [X] c.s. één of meer valse postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, waaronder alle vervalsingen en andersoortige verveelvoudigingen van de Beatrix-zegels en Van Halem-zegels, hebben laten vervaardigen (uitgesplitst per variant);
g. de namen en adressen van alle (rechts-)personen in en buiten Nederland van wie [X] c.s. materialen of werktuigen heeft afgenomen die voornamelijk bij de vervaardiging van vervalsingen van postzegels met daarop de vermelding “Nederland” zijn gebruikt; en
h. het totale bedrag van de door [X] c.s. als gevolg van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven handelingen behaalde omzet en genoten winst;
5.15. beveelt [X] c.s. om binnen dertig (30) dagen na betekening van dit vonnis aan PostNL een door een in Nederland gevestigde registeraccountant geaccordeerde en ondertekende, volledige, deugdelijke en aan de hand van complete verificatoire bescheiden onderbouwde rekening en verantwoording af te leggen met betrekking tot de ten gevolge van het gebruik van de auteursrechten van PostNL zoals beschreven in de dagvaarding genoten winst (met specificaties van de ieder jaar genoten bruto winst en jaarlijks genoten netto winst) af te leggen;
5.16. beveelt [X] c.s. om binnen dertig (30) dagen na betekening van dit vonnis om al hetgeen [X] c.s. bekend is omtrent de herkomst en de distributiekanalen van de goederen en diensten, waaronder de valse postzegels waarmee de inbreuken, zoals in het lichaam van de dagvaarding omschreven, is gepleegd, aan PostNL schriftelijk mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan PostNL te verstrekken door deze af te geven op het adres van haar advocaat;
5.17. bepaalt dat [X] c.s. een dwangsom verbeurt van € 50.000,- per keer dat [X] c.s. geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met de hiervoor onder 5.9 en 5.10 gegeven veroordelingen en dat [X] c.s. een dwangsom verbeurt van € 50.000,- per dag of gedeelte van een dag dat [X] c.s. nalaat aan de veroordelingen onder 5.3 t/m 5.8 en 5.12 t/m 5.16 te voldoen, zulks gezamenlijk met een maximum van € 1.000.000,-.
5.18. veroordeelt [A] en [X] om binnen vijf dagen na betekening aan de deurwaarder die dit vonnis aan [A] en [X] betekent, schriftelijk, nauwkeurig en gespecificeerd inlichtingen en opgave omtrent al zijn/haar binnen- en buitenlandse inkomens- en vermogensposities en omtrent voor verhaal vatbare binnen- en buitenlandse goederen te verstrekken; in ieder geval ten aanzien van de navolgende informatie en bescheiden:
- alle (voorwaardelijke) aanspraken van [A] en [X] jegens bancaire instellingen, met vermelding van de grondslag van deze aanspraken, waaronder onder meer begrepen rekening-courant verhoudingen;
- de meest recente kasstromen (kasstroomoverzicht) alsmede alle bekende en verwachte toekomstige kasstromen met betrekking tot [A] en [X];
- alle debiteuren van [A] en [X], waaronder onder meer begrepen (voormalig) bestuursleden en aandeelhouders, met vermelding van de grondslag en omvang van de vorderingen;
- alle intellectuele eigendomsrechten waar [A] en [X] aanspraken op hebben of zullen verkrijgen, waaronder octrooien, handelsmerken, handelsnamen en bedrijfsnamen, logo’s, domeinnamen, auteursrechten, modelrechten, databaserechten, computersoftware, uitvindingen, know-how en alle soortgelijke eigendomsrechten telkens ongeacht of deze geregistreerd zijn, indien van toepassing onder vermelding van eventueel daarop rustende rechten van derden, inclusief vermelding van de boekwaarde van deze rechten en voorzien van alle op enig moment opgestelde waarderingsrapporten, die op deze rechten betrekking hebben; en
- alle overige activa in het bezit van [A] en [X], indien van toepassing onder vermelding van eventueel daarop rustende rechten van derden, inclusief vermelding van de boekwaarde van de activa en voorzien van alle op enig moment opgestelde waarderingsrapporten, die op deze activa betrekking hebben;
5.19. bepaalt dat [A] en [X] een dwangsom verbeuren van € 25.000,- per dag of gedeelte van een dag dat zij nalaten aan de hiervoor onder 5.18 gegeven veroordeling te voldoen met een maximum van € 500.000,-;
5.20. veroordeelt [X] c.s. hoofdelijk om aan PostNL te voldoen een bedrag van
€ 12.797,06 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit vonnis tot de dag der volledige voldoening;
5.21. veroordeelt [X] c.s. hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van PostNL tot op heden begroot op € 10.364,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.22. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.23. verklaart voor recht dat [X] c.s. inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten op de [F]zegel van PostNL en op de auteursrechten van [C], [D] en [E] op de Beatrix-zegel;
5.24. verklaart voor recht dat [X] c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens PostNL;
5.25. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, mr. A.R.P.J. Davids en mr. D.J. Markx en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2013.