4.4.2Deelname aan criminele organisatie (zaak A, feit 1)
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn vervat, waaronder de bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de overige bewezenverklaarde feiten, en gelet op wat hierna wordt overwogen, van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode samen met in ieder geval [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van drugsdelicten en witwassen.
4.4.2.1 Juridisch kader deelname aan criminele organisatie
Volgens vaste jurisprudentie wordt onder een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) respectievelijk (het huidige) artikel 11b Opiumwet verstaan een samenwerkingsverband van ten minste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Voor deelneming aan een dergelijke organisatie is in het algemeen vereist dat de verdachte tot deze organisatie behoort en dat de verdachte een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Evenmin is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven.
4.4.2.2 Duurzaamheid en structuur
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt een beeld naar voren van een gestructureerd samenwerkingsverband van in ieder geval zeven personen dat zich gedurende geruime tijd heeft beziggehouden met meerdere vormen van criminaliteit. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bij de doorzoekingen op 10 en 11 november 2016 in de woning van [medeverdachte 1] op [adres medevd 1] zijn onder andere grote hoeveelheden cocaïne en heroïne, wapens en munitie en grote geldbedragen, deels in een verborgen ruimte, aangetroffen en inbeslaggenomen. Daarnaast is administratie aangetroffen die in het onderzoek gerelateerd wordt aan de handel in verdovende middelen. Een opvallend voorbeeld hiervan is dat in de administratie de aanduiding ‘F12’ staat en dat op bepaalde in de woning aangetroffen drugs de stempel ‘F12’ zit. Ook zijn geldtelmachines en een cocaïnepers aangetroffen en inbeslaggenomen.
Bij de eerste doorzoeking op [adres medevd 1] op 10 november 2016 werden een Nederlandse identiteitskaart en een Nederlands rijbewijs aangetroffen van [medeverdachte 3] .
Op dit adres zijn ook sporen aangetroffen.
Op een 500,- euro biljet zat een spoor van een handpalm van [medeverdachte 3] . Ook is een vingerafdruk van [medeverdachte 3] aangetroffen op een zwarte plastic tas in deze woning waar cocaïne in zat. DNA van [medeverdachte 3] zat op zes handvatten van tassen met verdovende middelen, elastiekjes waarmee bankbiljetten waren verbonden, de drinkrand van een pakje melk en een sigarettenpeuk.
Op transparante plastic verpakking van geld is een vingerafdruk van [medeverdachte 2] gevonden. Ook is zijn DNA aangetroffen op de drinkrand van een flesje frisdrank en een peuk van een sigaret.
Een bloedspoor van [verdachte] zat aan de buitenzijde van een Albert Heijn tas waarin wapens werden aangetroffen en zijn DNA zat op een sigarettenpeuk.
Ook van [medeverdachte 6] is DNA aangetroffen, te weten op een sigarettenpeuk.
In de administratie die in de woning van [medeverdachte 1] lag, zijn dactyloscopische sporen gevonden van onder anderen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] .
In de mobiele telefoon Samsung SM-G361H met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , afkomstig uit de fouillering van [medeverdachte 1] , bleken data (e-mailberichten) te zitten die horen bij [medeverdachte 3] . In deze telefoon zaten onder andere de volgende contacten: [contact 1] : [telefoonnummer 2] , [contact 2] : [telefoonnummer 3] , [contact 3] : [telefoonnummer 4] , [contact 4] : [telefoonnummer 5] en [contact 5] : [telefoonnummer 6] . Deze (bij)namen zijn in het onderzoek toegeschreven aan respectievelijk [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [vriendin medevd 6] (hierna: [vriendin medevd 6] ), vriendin van [medeverdachte 6] . De nummers van [contact 1] , [contact 2] , [contact 3] en [contact 4] kwamen ook voor in de onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen LG telefoon.
Uit de historische telecomgegevens van het al genoemde telefoonnummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [medeverdachte 1] , is gebleken dat hij in de periode van 3 tot en met 10 november 2016 contact heeft gehad met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [vriendin medevd 6] .
Uit de historische telefoongegevens van telefoonnummers in de bij de eerste doorzoeking inbeslaggenomen LG en de bovengenoemde Samsung telefoons kwam als gemeenschappelijk contact het nummer [telefoonnummer 7] naar voren. Dit nummer, dat op naam stond van [verdachte] , was ook een contact van nummer [telefoonnummer 8] van vermoedelijk [medeverdachte 1] . De gebruiker van nummer [telefoonnummer 7] wordt als overkoepelend contact gezien in het onderzoek 13Quebec .
In de woning van [medeverdachte 1] is tevens een Turks bankboekje aangetroffen waaruit blijkt dat [verdachte] op 30 juli 2015 voor 1.350,- euro aan Turkse lira op de rekening van [medeverdachte 1] heeft gestort.
Op de camerabeelden van de [plaats] is gezien dat op 6 november 2016 een man die is herkend als [verdachte] rond 20:45 uur de flat binnenliep. Rond 20:55 uur kwam een man die is herkend als [medeverdachte 6] het gebouw binnen en stapte uit de lift op de eerste verdieping. Rond 23:45 uur verlieten zij de flat samen met een man die is herkend als [medeverdachte 2] .
Op 8 november 2016 zijn op de camerabeelden drie mannen gezien die zijn herkend als [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 6] . Gezien is dat rond 22:00 uur [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 6] de toegangshal van de flat binnenliepen en dat rond 23:00 uur [medeverdachte 6] , [verdachte] en een onbekende man de centrale hal weer uitliepen. Op de camerabeelden van 9 november 2016 zijn twee mannen gezien die zijn herkend als [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Deze mannen zijn met boodschappentassen van de Lidl en Albert Heijn en een rolkoffer rond 20:30 uur in de lift gestapt en na het uitstappen in de richting van de woning van [medeverdachte 1] gelopen. Deze tassen leken op de tassen in de woning van [medeverdachte 1] waar de verdovende middelen de volgende dag in zijn aangetroffen.
Op 10 november 2016 is gezien dat de man die is herkend als [medeverdachte 3] rond 9:45 uur met een fiets en een grote zwarte tas op de eerste verdieping, waar [adres medevd 1] is, in de lift is gestapt, op de begane grond is uitgestapt en het gebouw heeft verlaten. Later op de dag, rond 16:50 uur, is een man die is herkend als [medeverdachte 2] in de richting van de woning van [medeverdachte 1] gelopen.
[medeverdachte 6] en [verdachte] hebben op 10 november 2016, vlak na de inval in de [adres medevd 1] , Nederland verlaten en hebben tot oktober 2017 in Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) verbleven. Zij hebben daar heel veel geld uitgegeven, zoals ook blijkt uit een tapgesprek tussen [medeverdachte 6] en [vriendin medevd 6] waarbij laatstgenoemde klaagt over [medeverdachte 6] uitgavenpatroon. Opvallend is dat [medeverdachte 6] en [verdachte] ook in de periode dat zij in het buitenland verbleven salaris hebben ontvangen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Ook [medeverdachte 2] stond op de loonlijst van deze bedrijven. Ook is opvallend dat zowel [medeverdachte 6] als [medeverdachte 2] op 22 januari 2017 beiden naar de VAE zijn gereisd. Op 5 april 2017 is [medeverdachte 2] vanuit Marokko naar Nederland gekomen, waarna [medeverdachte 3] op 7 april 2017 naar Marokko is vertrokken. Uit observaties is gebleken dat [medeverdachte 3] zich tot die tijd vanaf de inval in de [adres medevd 1] heeft schuilgehouden. Hij heeft op 15 november 2016 zijn auto, een Peugeot Partner, van de hand gedaan.
Uit observaties is verder gebleken dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] in de periode van 11 april 2017 tot en met 6 juli 2017 meermalen samen zijn gezien, onder andere in de Kia Rio in gebruik bij [medeverdachte 2] en onder hem in beslag genomen, met kenteken [kenteken Kia Rio] en in de kaaswinkel ‘ [naam winkel] ’. Deze winkel was van [medeverdachte 4] en [naam ex-vriendin] (hierna: [naam ex-vriendin] ), de ex-vriendin van [medeverdachte 6] . Op laatstgenoemde datum hadden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] een ontmoeting met een onbekende man.
Binnen het onderzoek 13Quebec zijn diverse taplijnen aangesloten en uitgeluisterd. Ook zijn de gesprekken in de al genoemde Kia Rio, gedurende een periode opgenomen en uitgeluisterd. Daarbij gaat het om de volgende gebruikers – met hun uit het onderzoek gebleken bijnamen – en telefoonnummers:
[medeverdachte 6] , bijnamen [bijnaam 1] en [bijnaam 2] , [telefoonnummer 9] , [telefoonnummer 10] , [telefoonnummer 11] , [telefoonnummer 12] , [telefoonnummer 13] en [telefoonnummer 14] ; [vriendin medevd 6] , bijnaam [contact 4] , [telefoonnummer 5] ; [medeverdachte 2] , bijnamen [bijnaam 3] , [bijnaam 4] , [contact 1] en [bijnaam 5] , [telefoonnummer 15] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 16] ; [medeverdachte 3] , bijnaam [contact 3] , [telefoonnummer 17] ; [medeverdachte 4] , bijnamen [bijnaam 6] en [contact 2] ( [toevoeging contact 2] ), [telefoonnummer 18] , [telefoonnummer 3] , [telefoonnummer 19] en [telefoonnummer 20] en [medeverdachte 5] , [telefoonnummer 21] .
Uit de opgenomen communicatie in de periode van 28 maart 2017 tot en met 21 oktober 2017 blijkt onder andere dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] de beschikking hadden over een encrypted telefoon, dat regelmatig gebruik werd gemaakt van encrypted mails, dat [medeverdachte 5] telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 6] in Turkije, dat [medeverdachte 6] en [vriendin medevd 6] spraken over [bijnaam 6] ( [medeverdachte 4] ) en [bijnaam 3] ( [medeverdachte 2] ) en dat [bijnaam 6] en [bijnaam 3] kennelijk contact hadden met [medeverdachte 6] , dat er regelmatig contact was tussen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] , dat [medeverdachte 5] een auto van [medeverdachte 4] op zijn naam heeft gehad en dat vaak versluierd werd gesproken over de handel in drugs/blokken cocaïne en over prijzen.
Uit tapgesprekken van telefoonnummer [telefoonnummer 7] van [naam echtgenote vd] [verdachte] , echtgenote van [verdachte] , is naar voren gekomen dat haar man de gebruiker is van de telefoonnummers [telefoonnummer 22] , met de landcode van de Verenigde Arabische Emiraten, en [telefoonnummer 23] , met de landcode van Turkije. Aan [verdachte] wordt de bijnaam [bijnaam vd] gekoppeld. Bij de aanhouding van [verdachte] is bij hem een telefoon met nummer [telefoonnummer 24] inbeslaggenomen.
Blijkens OVC- en tapgesprekken hebben de verdachten ook na de doorzoekingen aan [adres medevd 1] contact met elkaar gehouden en zijn er gesprekken gevoerd over de handel in drugs en over het gebruik van encrypted telefoons. [medeverdachte 4] lijkt daarbij [medeverdachte 2] aan te sturen en hem aanwijzingen te geven om Sky telefoons te halen. [medeverdachte 4] lijkt ook [medeverdachte 5] aan te sturen en gebruik te maken van zijn hulp, zo blijkt uit de gesprekken. Daar blijkt ook uit dat bepaalde zaken met ‘ [bijnaam vd] ’ moeten worden afgestemd. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] hebben het in de gesprekken over prijzen, kwaliteit en hoeveelheden, waarbij het aannemelijk is dat deze gesprekken over drugs gaan. [medeverdachte 2] was blijkens een OVC-gesprek op de hoogte van de verblijfplaatsen van [verdachte] en [medeverdachte 6] nadat zij Nederland hadden verlaten.
Op 6 november 2017 is het portiek van de [adres 2] , waar [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] volgens tapgesprekken en peilgegevens op wisselende momenten regelmatig waren, geobserveerd tussen 4:00 uur en 5:45 uur. Omstreeks 4:05 uur stonden in de nabijheid van het portiek onder andere een Mercedes met kenteken [kenteken 1] en een Mercedes met kenteken [kenteken 2] , die later onder respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 6] zijn inbeslaggenomen. Ongeveer een kwartier later stapten vijf personen, mannen en vrouwen, uit het portiek. [verdachte] stapte in zijn Mercedes. Ongeveer tien minuten later ging [medeverdachte 6] met een sleutel de woning aan de [adres 3] binnen en ongeveer vijf minuten daarna werd gezien dat de Mercedes van [verdachte] leeg geparkeerd stond voor zijn woning aan de [adres 1] . Ongeveer een half uur later, rond 5:15 uur, zijn leden van het Arrestatie Team deze woningen binnengevallen. Ook zijn er invallen gedaan in de woningen van [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] . Alle zes verdachten zijn aangehouden en hun woningen zijn doorzocht. Ook heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan de [adres 2] . De auto’s van de verdachten zijn eveneens doorzocht.
In de woningen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en [verdachte] zijn (hard)drugs gevonden en inbeslaggenomen. In de auto van [verdachte] is ook heroïne gevonden. In de woning aan de [adres 2] zijn eveneens verschillende soorten drugs aangetroffen. Ook zijn onder de verdachten luxe horloges en auto’s inbeslaggenomen. Daarnaast zijn in de woningen van [medeverdachte 6] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] grote geldbedragen gevonden. In de woningen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] zijn verborgen ruimtes gevonden. In de ruimtes van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] zat geld. [medeverdachte 5] had ook een geldtelmachine.
In de woningen van [medeverdachte 4] en [verdachte] zijn dezelfde soort foto’s gevonden waar de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] en [verdachte] in verschillende samenstellingen maar ook allemaal samen op staan.
In de woningen van de verdachten zijn ook encrypted telefoons gevonden, waarbij die van [medeverdachte 5] , een BQ Aquarius, digitaal kon worden onderzocht. Uit dat onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 5] de gebruiker van deze telefoon was. Het laatste bericht in deze telefoon was van 5 op 6 november 2017, kort voor de aanhoudingen van de verdachten.
Uit de e-mailberichten is op te maken dat werd gewerkt met tokens, die hoofdzakelijk zijn opgedeeld in twee letters gevolgd door tien cijfers en veelvoudig gebruikt worden in het ondergronds bankieren. Dergelijke tokens zijn zowel in de encrypted BQ Aquarius telefoon als in de papieren administratie van [medeverdachte 5] aangetroffen. Uit de BQ Aquarius in samenhang met de papieren administratie, blijkt van uitgaande contanten van € 1.275.010,00 en van inkomende contanten van € 100.000,00. Ook komen bedragen, getallen en (bij)namen overeen met de aantekeningen die in de woning van [medeverdachte 5] zijn gevonden. Daarnaast staat daarin meermalen het woord ‘balance’. Verder blijken bepaalde gebeurtenissen overeen te komen met de aantekeningen zoals aangetroffen bij [medeverdachte 5] .
In de BQ Aquarius staan onder andere de contacten: [bijnaam 5] , [bijnaam 1] [bijnaam 7] , [bijnaam 8] , [bijnaam vd] 1, [bijnaam vd] 2, [bijnaam 9] en [bijnaam 10] . [bijnaam 5] is een bijnaam van [medeverdachte 2] , [bijnaam 1] is een bijnaam van [medeverdachte 6] en [bijnaam vd] is een bijnaam van [verdachte] . De namen [bijnaam 8] , [bijnaam 9] en [bijnaam 10] komen ook voor in de administratie die in de [adres medevd 1] is aangetroffen. Met deze telefoon zijn onder anderen met [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] chat- en/of email-gesprekken gevoerd.
In een e-mailwisseling tussen [medeverdachte 5] en [bijnaam vd] zegt [medeverdachte 5] dat [bijnaam vd] te veel PGP-toestellen heeft. Bij [verdachte] is een aantal BlackBerry telefoons inbeslaggenomen.
Met [medeverdachte 6] zijn berichten gewisseld tussen 27 oktober 2017 en 5 november 2017. Er is onder andere gesproken over een systeem opzetten in België of Duitsland om blokken te sturen naar Australië. In het vervolg wordt gesproken over hoe ze dat het beste kunnen doen, over persen en het met een sticker beplakken, zodat ze gelijk aan de tegel zijn en over hoeveel het zou gaan kosten. [medeverdachte 6] geeft aan dat hij toevallig 'bruin' van hen in handen heeft gehad en dat het net een iPad was. [medeverdachte 5] geeft aan dat de afmetingen en 'alles' gelijk moeten zijn, want als het door de scan gaat, mag het niet afwijken en dat ze het moeten testen per vliegtuig. [medeverdachte 6] zegt: "Ik zet bedrijf op naam van inbreker. Die in me huis had ingebroken." Ook is gesproken over het verzamelen van informatie door [medeverdachte 5] voor [medeverdachte 6] omdat [medeverdachte 6] daar slecht in zou zijn. In een van de berichten tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] is gesproken over een fruitbedrijf met ‘Maatje [bijnaam 7] ’ en er zijn zoekslagen over het verschepen van containers fruit. Daarmee lijkt [medeverdachte 5] de informatiepositie van de organisatie te onderhouden en informatie te verschaffen. Daarnaast is in een bericht door [medeverdachte 6] gezegd dat ‘ [contact 4] ’ misschien naar een feest komt.
Uit de berichten tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] , gevoerd tussen 29 oktober 2017 en 5 november 2017, blijkt dat [medeverdachte 2] toen contact had met zowel [medeverdachte 6] als [medeverdachte 4] .
In de woningen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [verdachte] en [medeverdachte 6] zijn ten slotte schriften en aantekeningen gevonden die overeenkomsten vertonen met de administratie die is aangetroffen in de [adres medevd 1] . De overeenkomsten zien onder meer op de vermelde bijnamen, zoals ‘ [bijnaam 1] ’, ‘ [bijnaam vd] ’, ‘ [bijnaam 5] ’ en ‘ [bijnaam 6] ’, versluierde tekst, balansen, gelijksoortige registraties van hoeveelheden en bedragen en het gebruik van de letter ‘K’ voor 1000. De aantekeningen van [medeverdachte 5] stonden onder andere in een schrift van zijn werkgever [naam bedrijf] en kwamen, volgens verklaringen van getuigen, niet overeen met de werkwijze van dat bedrijf. In deze aantekeningen stonden ook data vermeld uit 2017 van de maanden mei tot en met september. Deze administratie lijkt die van de [adres medevd 1] , schriften met daarop ‘Seizoen 16/17’, op te volgen. In de administratie van [medeverdachte 5] worden specifieke bedragen genoemd die herleid kunnen worden naar de tokens in de onder hem inbeslaggenomen BQ Aquarius telefoon. Daar blijkt ook uit dat balansen werden gestuurd naar [verdachte] en [medeverdachte 6] . Daaruit volgt dat de organisatie nog steeds onder hun supervisie fungeerde. Uit deze administraties is af te leiden dat de aantekeningen betrekking hebben op kilo’s en drugs en dat deze zien op de handel in verdovende middelen. Uit de administratie in de [plaats] is naar voren gekomen dat de prijs die voor een blok cocaïne werd gerekend meestal tussen de € 23.000,- en € 24.000,- lag.
Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat er een samenwerkingsverband was tussen de verdachten. Wat betreft de duur van het samenwerkingsverband volgt de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 1] van 10 november 2016 dat de organisatie gedurende ongeveer drieënhalf jaar bezig was. Tussen januari 2013 en september 2016 hebben bovendien zes transacties plaatsgevonden tussen de bankrekeningen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , wat een aanwijzing is dat de organisatie in januari 2013 al actief was. Daar komt bij dat [medeverdachte 6] tussen maart 2014 en april 2016 grote contante stortingen heeft gedaan op de bankrekening van zijn toenmalige eenmanszaak [naam eenmanszaak] , waarbij opvalt dat de stortingen met grote coupures zijn gedaan. Bij twee stortingen zijn bijna alleen biljetten van 500,- euro gebruikt.
Na de inval in de [plaats] is de organisatie doorgegaan, waarbij [medeverdachte 6] en [verdachte] op afstand hebben meegedaan. Toen alle verdachten (weer) in Nederland waren, heeft de organisatie haar werkzaamheden voortgezet tot en met de aanhoudingen van de verdachten op 6 november 2017. De tenlastegelegde periode kan gelet hierop bewezen worden.
Dat de organisatie gestructureerd was, blijkt naast de duur van het samenwerkingsverband uit het feit dat er een hiërarchie waar te nemen was met een bepaalde samenwerking en rolverdeling, dat onderling gecommuniceerd werd via versleuteld berichtenverkeer en versluierd taalgebruik, dat bij de verdachten encrypted telefoons zijn aangetroffen en dat uit het berichtenverkeer van een van de encrypted telefoons blijkt dat over al dan niet misdadige zaken werd gecommuniceerd.
De rechtbank acht niet bewezen dat de organisatie als oogmerk het plegen van wapendelicten had, aangezien dat onvoldoende is komen vast te staan, nog daargelaten waar die wapenactiviteiten dan op gericht zouden zijn. Uit OVC- en tapgesprekken, noch uit observaties of ander bewijs is gebleken dat de organisatie zich met (vuur)wapengerelateerde delicten bezighield. Het enkele aantreffen van vuurwapens en munitie op [adres medevd 1] maakt nog niet dat deze door de organisatie werden gebruikt bij haar activiteiten als zodanig. Daarvan is niet gebleken. Daarom wordt verdachte van dit onderdeel vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank, gelet op bovenstaande overwegingen, de hierna volgende overwegingen ten aanzien van het witwassen en de daarbij behorende bewijsmiddelen, en gelet op de in de woningen van verdachten aangetroffen drugs, geldbedragen en goederen, bewezen dat het oogmerk van de criminele organisatie gericht was op het plegen van drugsdelicten en witwassen.
De rechtbank acht niet bewezen dat het oogmerk van de organisatie gericht was op gewoontewitwassen. De aard en omvang (duur) van de witwashandelingen zijn immers niet zodanig dat gesproken kan worden van gewoontewitwassen. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.4.2.4 Deelneming/rol van verdachte
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte gedurende de gehele tenlastegelegde periode betrokken was bij de activiteiten van de organisatie als een van de bazen. Verdachte had, samen met [medeverdachte 6] , een coördinerende rol en hiërarchisch hogere positie en vervulde daarmee een belangrijke rol binnen de organisatie.
4.4.3Aanwezig hebben van harddrugs (zaak B, feit 1), witwassen van geldbedragen (zaak B, feit 2) en voorhanden hebben van wapens en munitie (zaak B, feit 3) op [adres medevd 1]
De rechtbank is op grond van de wettige bewijsmiddelen van oordeel dat het bezit van de tenlastegelegde hoeveelheden cocaïne en heroïne in de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres medevd 1] door verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bewezen kan worden (zaak B, feit 1).
Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte, samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , de in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen geldbedragen heeft witgewassen (zaak B, feit 2).
Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 1] de vuurwapens en munitie in de woning van [medeverdachte 1] voorhanden heeft gehad (zaak B, feit 3).
4.4.3.1 Aanwezig hebben van harddrugs [adres medevd 1]
Op [adres medevd 1] zijn grote hoeveelheden cocaïne en heroïne inbeslaggenomen. [medeverdachte 1] is bij vonnis van deze rechtbank van 21 juni 2017 al onherroepelijk veroordeeld voor het bezit van deze verdovende middelen. De rechtbank heeft in dat vonnis vastgesteld dat hij dit feit samen met anderen heeft gepleegd. Ook in deze zaak komt de rechtbank tot dit oordeel, namelijk dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] in ieder geval de tenlastegelegde hoeveelheden cocaïne en heroïne in de woning van [medeverdachte 1] opzettelijk aanwezig hebben gehad. De betrokkenheid van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] blijkt uit de camerabeelden van de [plaats] waarop zij te zien zijn – in geval van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] onder andere met tassen gelijk aan de tassen waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen – en uit het forensisch onderzoek, waaruit is gebleken dat hun DNA- en/of dactyloscopische sporen zijn aangetroffen op verschillende relevante plaatsen en goederen in de woning van [medeverdachte 1] , zoals hiervoor onder 4.4.2.2 is overwogen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat ook [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] wetenschap hadden van de aanwezigheid van die verdovende middelen en daar ook beschikkingsmacht over hadden.
4.4.3.2 Witwassen van geldbedragen [adres medevd 1]
Witwassen kan bewezen worden verklaard wanneer ofwel op grond van de beschikbare bewijsmiddelen een rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf waaruit de betreffende voorwerpen afkomstig zijn ofwel, indien dit verband niet kan worden gelegd, dat het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank heeft hiervoor ten aanzien van feit 1 van zaak A bewezenverklaard dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie welke zich richtte op het plegen van (hard)drugsdelicten en witwassen. De rechtbank acht gelet daarop en op grond van de beschikbare bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de op [adres medevd 1] aangetroffen geldbedragen, zoals onder 2 in zaak B is tenlastegelegd, van misdrijf afkomstig zijn.
Nu verdachte een deelnemer van bovengenoemde criminele organisatie was, oordeelt de rechtbank dat het aangetroffen geld afkomstig was uit zijn eigen misdrijf. Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen kan dus een rechtstreeks verband gelegd worden met een bepaald misdrijf van verdachte waaruit de geldbedragen afkomstig zijn. De rechtbank volgt de officieren van justitie daarom niet in hun visie, dat het aangetroffen geld afkomstig was uit enig misdrijf (van een derde).
Het op de zitting gedane herhaalde verzoek van de raadsman om [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen te horen, hebben de rechter-commissaris en de rechtbank al eerder afgewezen. Nog los van het feit dat de rechtbank het niet noodzakelijk vindt om deze getuigen te horen, was dit verzoek toen niet nader onderbouwd en ook nu is dat niet het geval. Daarom wordt het verzoek afgewezen.
Artikel 420bis, lid 1, onder b Sr: voorhanden hebben
Volgens vaste rechtspraak is bij het beantwoorden van de vraag of een verdachte op goede gronden kan worden verweten voorwerpen (waaronder geldbedragen) opzettelijk voorhanden en/of aanwezig te hebben gehad, van belang of de verdachte zich in meerdere of mindere mate daarvan bewust moet zijn geweest, dan wel zich daarvan bewust behoorde te zijn.
‘Voorhanden hebben’ veronderstelt feitelijke zeggenschap over het voorwerp, ook al is niet vereist dat het voorwerp zich in de fysieke nabijheid bevindt.
De rechtbank is gelet op de wettige bewijsmiddelen en de overwegingen onder 4.4.3.1 van oordeel dat verdachte wist van de aanwezigheid van de geldbedragen in de woning van [medeverdachte 1] en van de criminele herkomst daarvan en dat hij daar ook zeggenschap over had. Bewezen kan daarom worden dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] die geldbedragen hebben witgewassen door deze voorhanden te hebben.
4.4.3.3 Voorhanden hebben van wapens en munitie [adres medevd 1]
Van verdachte is een bloedspoor aangetroffen op een boodschappentas waar wapens in zaten. Dit bloedspoor zat weliswaar aan de buitenkant van de boodschappentas, maar bij gebreke aan een verklaring over hoe het daar terecht is gekomen, acht de rechtbank dit, in combinatie met de herkenningen van verdachte door verbalisanten T-748 en T-749 op de camerabeelden en het DNA-spoor van verdachte op een sigarettenpeuk in de woning aan de [adres medevd 1] , en gelet op het hiervoor overwogene, voldoende wettig bewijs voor een bewezenverklaring van het in zaak B, onder 3 tenlastegelegde, namelijk dat verdachte een aantal wapens en munitie samen met [medeverdachte 1] voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het onder e. tenlastegelegde wapen dat in de slaapkamer van [medeverdachte 1] is aangetroffen, voorhanden heeft gehad of dat samen met [medeverdachte 1] voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt ten aanzien van de herkenningen van verdachte geen aanleiding te zien om te twijfelen aan de juistheid daarvan en beschouwt die herkenningen als geldig.
4.4.4Aanwezig hebben van heroïne (zaak A, feit 2) en witwassen van geldbedragen, auto en horloges (zaak A, feit 3) op het adres [adres 1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de heroïne die in een reiswieg en in zijn auto werden gevonden, opzettelijk aanwezig heeft gehad (zaak A, feit 2).
Ook volgt een bewezenverklaring voor het witwassen van zijn auto (Mercedes A) en de horloges en het samen met de medeverdachten witwassen van de geldbedragen die in zijn woning zijn aangetroffen (zaak A, feit 3).
Ten aanzien van de geldbedragen en verdovende middelen die op de adressen van de verdachten zijn aangetroffen en die op de individuele tenlasteleggingen van de verdachten staan, gaat de rechtbank ervan uit dat sprake is van medeplegen van het bezit van die verdovende middelen, dan wel het witwassen van die geldbedragen, voor zover deze feiten bewezen kunnen worden verklaard en voor zover de hoeveelheden daarvan passen binnen de activiteiten van een criminele organisatie zoals deze. Nergens is uit gebleken dat de verdachten los van de organisatie ook eigen activiteiten verrichtten waaruit het bezit van die verdovende middelen en geldbedragen verklaard kan worden. Het is eerder aannemelijk dat het geld en de drugs van de organisatie door de leden van de organisatie, die handelden in gezamenlijke verantwoordelijkheid, op verschillende locaties, in hun woningen, werden bewaard. Daarmee kan vastgesteld worden dat verdachte de strafbare feiten met betrekking tot de geldbedragen in zijn woning en de drugs en het geld die op de adressen van de medeverdachten zijn gevonden, heeft medegepleegd. Dit geldt niet voor de verdovende middelen die bij [medeverdachte 3] zijn aangetroffen, aangezien het daar ging om een gebruikershoeveelheid. Evenmin geldt dit voor de ketamine die bij [medeverdachte 4] is aangetroffen, omdat dit niet past binnen de activiteiten van de organisatie.
4.4.4.2 Aanwezig hebben van heroïne [adres 1]
Op grond van de wettige bewijsmiddelen kan bewezen worden verklaard dat verdachte de heroïne die in zijn auto en in een reiswieg zijn aangetroffen en inbeslaggenomen, opzettelijk aanwezig heeft gehad.
4.4.4.3 Witwassen van geldbedragen, auto en horloges [adres 1]
De rechtbank acht, gelet op het in 4.4.3.2 geschetste juridische kader en wat daar is overwogen en gelet op de beschikbare bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat zijn auto en de geldbedragen en horloges die in de woning van verdachte zijn aangetroffen, zoals onder zaak A, feit 3 is tenlastegelegd, uit zijn eigen misdrijven afkomstig zijn en dat dus een rechtstreeks verband gelegd kan worden met bepaalde misdrijven van verdachte waaruit de geldbedragen, de auto en de horloges afkomstig zijn. De rechtbank volgt de officieren van justitie dan ook niet in hun visie, dat deze afkomstig zijn uit enig misdrijf (van een derde).
Artikel 420bis, lid 1, onder a Sr: verbergen en verhullen
Blijkens de wetsgeschiedenis van de Wet van 6 december 2001, Stb. 2001, 606, tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het witwassen van opbrengsten van misdrijven, hebben ‘verbergen’ en ‘verhullen’ als bedoeld in artikel 420bis, eerste lid, onder a Sr betrekking op gedragingen die erop zijn gericht het zicht op - onder andere - de herkomst van voorwerpen te bemoeilijken. Die gedragingen moeten tevens geschikt zijn om dat doel te bereiken. Van ‘verhullen’ zal al sprake kunnen zijn als door bepaalde constructies een mistgordijn wordt opgeworpen dat weliswaar enig zicht op het voorwerp en de daarbij betrokken personen toelaat, maar het niet mogelijk maakt om met enige zekerheid de (legale) herkomst en de rechthebbende vast te stellen (zie het arrest van de Hoge Raad van 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:236). In dit geval is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte in zijn woning en in zijn kleding bewaren van de geldbedragen en het bezitten van de drie Rolex horloges en Mercedes auto niet aangemerkt kan worden als een verhullingshandeling in de zin van artikel 420bis, lid 1, onder a Sr.
Dat brengt met zich dat het onder 3, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard en dat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Artikel 420bis, lid 1, onder b Sr: voorhanden hebben
De rechtbank is, gelet op de wettige bewijsmiddelen en het onder 4.4.3.2 geschetste juridische kader ten aanzien van artikel 420bis, lid 1, onder b Sr, van oordeel dat wel bewezen kan worden dat verdachte samen met de medeverdachten de geldbedragen heeft witgewassen door deze voorhanden te hebben en dat verdachte de auto en de horloges heeft witgewassen door deze voorhanden te hebben, zoals onder 3, tweede cumulatief/alternatief is ten laste gelegd.