In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Frankrijk, en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de herziening van zijn AOW-pensioen. De Svb had op 29 december 2017 besloten het pensioen van de eiser per 1 augustus 2001 te herzien naar de norm voor gehuwden/samenwonenden, omdat hij samen met een andere persoon op één adres zou wonen. Tevens vorderde de Svb een bedrag van € 19.062,93 terug wegens te veel ontvangen AOW-pensioen over de periode van augustus 2001 tot en met juli 2017. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat hij recht had op een AOW-pensioen naar de norm voor alleenstaanden, omdat er geen sprake zou zijn van een gezamenlijke huishouding met de andere persoon.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de woonsituatie van de eiser en de andere persoon beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de Svb terecht had vastgesteld dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, omdat de eiser en de andere persoon hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en er sprake was van wederzijdse zorg. De rechtbank oordeelde dat de financiële verstrengeling tussen de eiser en de andere persoon verder ging dan het delen van woonlasten, en dat er geen sprake was van een commerciële relatie. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de herziening van het AOW-pensioen en de terugvordering van het teveel ontvangen bedrag rechtmatig waren.