ECLI:NL:CRVB:2013:2222
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.C.R. Schut
- A.B.J. van der Ham
- O.P.L. Hovens
- Rechtspraak.nl
Herziening van AOW-pensioen naar gehuwdenpensioen en beoordeling van gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de herziening van het AOW-pensioen van appellant, die sinds augustus 1998 een ouderdomspensioen ontving voor ongehuwden. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft na een huisbezoek geconcludeerd dat appellant en [W.] sinds maart 2009 een gezamenlijke huishouding voeren, wat leidde tot de herziening van het pensioen naar een gehuwdenpensioen. Appellant betwistte deze conclusie en ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die het beroep ongegrond verklaarde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden in deze zaak zorgvuldig gewogen. De Raad stelt vast dat appellant en [W.] hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en dat er sprake is van wederzijdse zorg, wat voldoet aan de criteria voor een gezamenlijke huishouding. De Raad oordeelt dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een commerciële relatie, maar van een gezamenlijke huishouding, gezien de dagelijkse interacties en zorg voor elkaar.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 oktober 2013, waarbij de Raad geen aanleiding ziet voor een veroordeling in de proceskosten. Partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.