ECLI:NL:CRVB:2016:1162
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen wegens verzwegen onroerend goed in Turkije
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van appellanten, die onroerend goed in Turkije bezitten. Appellant ontvangt sinds juni 2005 een (onvolledig) ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW), terwijl appellante sinds december 2011 een (onvolledig) ouderdomspensioen ontvangt. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 10 juni 2005 ingetrokken en een bedrag van € 35.576,71 teruggevorderd, omdat de waarde van hun onroerend goed in Turkije boven de vermogensgrens ligt.
De Svb heeft onderzoek laten verrichten naar de vermogenssituatie van appellanten in Turkije, wat leidde tot de conclusie dat appellanten geen recht hadden op de AIO-aanvulling. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerden dat zij de inlichtingenverplichting niet hebben geschonden en dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Svb terecht de AIO-aanvulling heeft ingetrokken en dat appellanten beschikten over vermogen dat de vrijlatingsgrens overschreed. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de argumenten van appellanten niet voldoende zijn om aan te nemen dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor hen heeft. De Raad wijst erop dat de Svb bij terugvordering rekening houdt met de beslagvrije voet, en dat appellanten niet hebben aangetoond dat er sprake is van ernstige medische problematiek als gevolg van de terugvordering.