Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Poznań(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Prejudiciële vragen
contra legemzou zijn.
Rechtbank Amsterdam
Op 28 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Deze uitspraak volgt op een eerdere prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin de rechtbank verduidelijking zocht over de uitleg van bepaalde bepalingen van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De rechtbank heeft opnieuw vragen geformuleerd aan het Hof van Justitie, specifiek over de toepassing van het voorrangsbeginsel en de rechtsgeldigheid van een verklaring die niet op het tijdstip van aanneming van het kaderbesluit is afgelegd. De rechtbank stelt dat er conflicterende verplichtingen zijn tussen nationale wetgeving en Europese regelgeving, en vraagt zich af of zij nationale bepalingen die in strijd zijn met het kaderbesluit buiten toepassing moet laten. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst in afwachting van de antwoorden van het Hof van Justitie, en verzoekt om een versnelde procedure gezien de impact op de behandeling van andere EAB's. De zaak heeft betrekking op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie, en betreft een EAB dat is uitgevaardigd door Polen.