Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. N. Voorhuis en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager, naar voren hebben gebracht.
- [medeverdachte 1] (hierna te noemen: [medeverdachte 1]), parketnummer 13/708049-11;
- [medeverdachte 2] (hierna te noemen: [medeverdachte 2]), parketnummer 13/708050-11;
- [medeverdachte 3] (hierna te noemen: mevrouw [medeverdachte 3]), parketnummer 13/730002-13;
- [medeverdachte 4] (hierna te noemen: de heer [medeverdachte 4]), parketnummer 13/730000-13;
- [medeverdachte 5] (hierna te noemen: [medeverdachte 5]), parketnummer 13/730001-13.
2.Tenlastelegging
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en als hier ingevoegd geldt.
de heer en mevrouw [medeverdachte 3], vader en moeder te laten noemen” als “die [slachtoffer 1]
de [medeverdachten 1 en 2], vader en moeder te laten noemen”, omdat van een kennelijke misslag sprake is. De verbetering van deze misslag schaadt verdachte niet in zijn verdediging.
3.Voorvragen
4.Verloop van het onderzoek
5.Verweren strekkende tot bewijsuitsluiting
4 juli 2011 heeft de rechter-commissaris aan de raadsvrouw bericht dat hij haar verzoek had ontvangen. Dezelfde dag heeft de griffier van de rechter-commissaris van de officier van justitie vernomen dat deze zich aansloot bij het verzoek en dat de officier van justitie de rechter-commissaris een kleurenkopie van het dossier zou doen toekomen, zodat de rechter-commissaris het verzoek kon beoordelen. Op 28 juli 2011 heeft de raadsvrouw haar verzoek aan de rechter-commissaris herhaald. Op 16 augustus 2011 heeft de griffier van de rechter-commissaris de officier van justitie verzocht om de adresgegevens van, onder meer, [slachtoffer 1], zodat hij haar zou kunnen oproepen voor een verhoor. De rechtbank heeft op de (pro forma) zitting van 30 augustus 2011 het verzoek van de verdediging tot het horen van de getuige [slachtoffer 1] toegewezen en de zaak terugverwezen naar de rechter-commissaris. Op 31 augustus 2011 heeft de officier van justitie aan de rechter-commissaris laten weten dat niet bekend was waar [slachtoffer 1] zich op dat moment bevond, maar toegezegd dat de politie het nodige zou doen om haar verblijfplaats te achterhalen. Op 28 september 2011 heeft de griffier van de rechter-commissaris het getuigenverhoor van, onder meer, [slachtoffer 1] gepland op 17 november 2011 en opnieuw aan de officier van justitie gevraagd om het adres van de getuige. De officier van justitie heeft op 7 oktober 2011 geantwoord dat de getuige [slachtoffer 1] zich kennelijk niet meer in Nederland bevindt, dat de politie geen contact meer met haar heeft en dat zij de politie zal vragen nogmaals een poging te doen haar te traceren. Op 2 november 2011 heeft de rechter-commissaris de officier van justitie nog eens verzocht om de adresgegevens van de getuige [slachtoffer 1]. De officier van justitie heeft de volgende dag aan de rechter-commissaris meegedeeld, onder meer, dat [slachtoffer 1] niet is getraceerd en dat zij zich vermoedelijk in Hongarije bevindt. Het is dan ook noodzakelijk een rechtshulpverzoek te doen aan Hongarije, aldus de officier van justitie. Op 24 november 2011 heeft de rechtbank de officier van justitie opdracht gegeven de opnamen van de verhoren van onder meer [slachtoffer 1] aan het dossier toe te voegen. Op
28 november 2011 heeft de rechter-commissaris een rechtshulpverzoek aan Hongarije gericht teneinde, onder meer, de adresgegevens van [slachtoffer 1] te achterhalen. Op 3 februari 2012 heeft de officier van justitie toegezegd ook via Europol te proberen de adresgegevens van [slachtoffer 1] te achterhalen. Op 29 februari 2012 heeft de rechter-commissaris een brief van de Hongaarse autoriteiten ontvangen dat het adres van [slachtoffer 1] inmiddels bekend was. Op 26 maart 2012 heeft de rechter-commissaris een aanvullend rechtshulpverzoek aan Hongarije gedaan teneinde, onder meer, [slachtoffer 1] in Hongarije te (doen) horen. De rechter-commissaris beschrijft in zijn brief van 26 maart 2012 dat hij meteen een aanvullend rechtshulpverzoek aan de Hongaarse autoriteiten stuurt om [slachtoffer 1] in Hongarije te (doen) horen, zodat geen tijd verloren zou gaan met een oproeping aan het adres van [slachtoffer 1] om in Nederland voor de rechter-commissaris te verschijnen. Op 4 april 2012 heeft de honoraire officier van justitie in Hongarije bevestigd dat [slachtoffer 1] in Hongarije zou worden gehoord. Op 31 juli 2012 heeft de griffier van de rechter-commissaris de nieuwe raadsvrouw van verdachte, mr. Dirkzwager, bericht dat de politie in Hongarije druk bezig is om, onder meer, [slachtoffer 1] te traceren. Op 1 augustus 2012 heeft de griffier van de rechter-commissaris het bericht ontvangen dat [slachtoffer 1] niet getraceerd kon worden op het laatst bekende adres. Op dit adres zou een bejaardenhuis zijn gevestigd. Ook in naburige dorpen is naar [slachtoffer 1] gezocht, maar zij is niet gevonden. De zoon van [slachtoffer 1] is onvindbaar. Op 23 april 2013 heeft de rechter-commissaris een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waarin hij onder meer heeft neergelegd dat de politie de afgelopen periode naspeuringen heeft gedaan naar de verblijfplaats van de getuige [slachtoffer 1], maar dat die naspeuringen geen resultaat hebben opgeleverd. De rechter-commissaris heeft op dat moment dan ook geen concrete aanknopingspunten voor de verblijfplaats van de getuige. Niet te voorzien valt dat zij binnen een redelijke termijn door de rechter-commissaris kan worden gehoord. Volgens de mededeling van de officier van justitie is de getuige [slachtoffer 1] tot de laatste zittingsdag gesignaleerd geweest, maar heeft dat niets opgeleverd.
6.Waardering bewijs
31 mei 2011 heeft zij wel een belastende verklaring afgelegd. Beïnvloeding door [slachtoffer 1] is dus mogelijk geweest, maar zou in een heel korte tijd plaatsgevonden moeten hebben.
[slachtoffer 5] verklaart dat zij tijdens de inval op 30 mei 2011 in het gootsteenkastje zat, omdat zij een paniekaanval kreeg toen, in een vreemd land, tussen vreemde mensen, de deur werd geforceerd en de politie binnen kwam. [slachtoffer 5] wist niet wat ze moest doen. Ze vond het de beste oplossing om in het gootsteenkastje te kruipen. Kort daarna verklaart [slachtoffer 5] dat ze niet wist dat het politiemensen waren die binnenkwamen en dat ze de mensen van de politie niet heeft gezien. Verder verklaart ze op 30 mei 2011 in het intakegesprek dat ze in het kastje was gekropen uit angst voor twee klanten. Deze twee jongens waren bij haar geweest. Zij wilden een triootje, maar ze wilden daarvoor niet betalen. [slachtoffer 5] verklaart dat deze klanten haar hebben bedreigd. Op het moment dat op 30 mei 2011 de deur werd geforceerd dacht [slachtoffer 5] dat die klanten binnenkwamen.
Indien beweringen van [slachtoffer 4] in strijd zijn met objectieve gegevens kan dat tot gevolg hebben dat deze beweringen niet voor bewijs gebruikt kunnen worden, maar dit zou niet, zonder meer, tot de conclusie leiden dat de verklaringen in zijn geheel onbetrouwbaar zijn.
15 november 2013 heeft [slachtoffer 3] gezegd dat zij zich tijdens het verhoor van 13 november 2013 gedwongen voelde om op vragen van de officier van justitie te antwoorden. Hiernaar gevraagd door de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] evenwel verklaard dat ze nog weet wat ze geantwoord heeft en dat ze daarbij blijft. Er is de rechtbank ook overigens niet gebleken dat er sprake was van zodanige druk op [slachtoffer 3] dat om die reden haar verklaring van geen waarde is.
7.7. Medeplegen en medeplichtigheid
8.Vrijspraak
17 augustus 2010, maar zij is toen niet gekomen. [slachtoffer 3] verklaart dat zij [slachtoffer 2] herkent als een meisje dat voor de man die zij als [verdachte] kent, werkte. Zij herkent [verdachte] op een foto van [verdachte]. [slachtoffer 1] verklaart dat zij weet dat [slachtoffer 2] is ontsnapt aan [verdachte] en dat [verdachte] haar naar Nederland heeft gehaald. [slachtoffer 2] herkende de woning aan het [adres te plaats] toen zij door de rechter-commissaris werd gehoord.
9.Bewijsoverweging en bewezenverklaring
- die [slachtoffer 4] in Hongarije benaderd om in Nederland voor hen in de prostitutie te komen werken en
- de reis van Hongarije naar Nederland voor die [slachtoffer 4] geregeld en
- die [slachtoffer 4] van Hongarije naar Nederland vervoerd en
- die [slachtoffer 4] gehuisvest (in [plaats]) en
- een prostitutiekamer voor die [slachtoffer 4] geregeld en betaald en
- (dagelijks) een geldbedrag van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden door die [slachtoffer 4] aan hen laten afstaan en
- die [slachtoffer 4] voorgewend dat ze haar verdiende geld op een rekening zouden zetten en dat ze in elk geval de helft van haar verdiensten mocht houden en
- de werktijden van die [slachtoffer 4] bepaald en
- die [slachtoffer 4] (meermalen) geslagen
- die [slachtoffer 4] opgedragen (terwijl die [slachtoffer 4] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) hen te bellen als zij een klant ontving en het van de klant ontvangen geldbedrag aan hun door te geven en
- die [slachtoffer 4] gezegd dat ze geen contact met andere meisjes (die in de prostitutie werken) mocht hebben en geen Hongaarse klanten mocht hebben en
- die [slachtoffer 4] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en op haar gepast
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijven.
10.De strafbaarheid van de feiten
Verdachte zal dan ook op dit punt worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
11.De strafbaarheid van verdachte
12.Motivering van de straffen en maatregelen
6 juni 2014 tot 17 juli 2014, ruim zeven maanden, in voorarrest gezeten. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis met ingang van 17 juli 2014 geschorst in verband met het feit dat de inhoudelijke behandeling van de strafzaak in april 2014 werd aangehouden, wegens omstandigheden die niet aan verdachte te wijten waren.
13.Benadeelde partijen
mr. Koopsen ter terechtzitting e-mailcorrespondentie heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij contact heeft met [slachtoffer 4] over de zitting en de vordering. Derhalve ontbreekt de noodzaak voor een handtekening van de benadeelde partij op het voegingsformulier. De benadeelde partijen kunnen dan ook worden ontvangen in hun vorderingen.
9 oktober 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BX5554), oordeelt de rechtbank dat de bijdrage van verdachte als medeplichtige in gelijke mate de grondslag kan vormen voor vergoeding van de door de uitbuiting van [slachtoffer 4] veroorzaakte schade als de bijdrage van de daders.
14.Toepasselijke wettelijke voorschriften
15.Beslissing
Medeplichtigheid aan mensenhandel in vereniging gepleegd
Medeplegen van mishandeling
[verdachte], daarvoor strafbaar.
2 (TWEE) JAREN.
-
(4071989) 13x50, 11x10, 3x5
-
(4072025) 10x50, 2x20, 10x10, 1x5
-
(4072023) 8x50, 1x10
mr. A. Koopsen, advocaat, toe tot € 29.300,- (negenentwintigduizend en driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 mei 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening.
mr. A. Koopsen, advocaat, toe tot € 26.700,- (zesentwintigduizend en zevenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 mei 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening.