Conclusie
1.Inleiding
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep van de verdachte
3.De tenlastelegging van feit 2 en vrijspraak door het hof
4.Het door het openbaar ministerie voorgestelde middel
nietwist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
nietheeft bedoeld uit te drukken dat een ondubbelzinnige verklaring van de verdachte (in reactie op de mededeling van de verbalisant) vereist is. Immers schrijft het hof dat het “[b]ewijs van wetenschap of het redelijkerwijs moeten weten […] ontleend [kan] worden aan de […] mededeling ter zake de ongeldigheid door de verhorend politieambtenaar bij gelegenheid van het verhoor van verdachte na een eerdere constatering van overtreding van artikel 9 van de Wegenverkeerswet”. Zou het hof – met de Hoge Raad – van deze opvatting zijn uitgegaan, dan kunnen de door het hof vastgestelde feiten in beginsel aanleiding geven tot een bewezenverklaring ter zake van art. 9 lid 2 WVW 1994.