ECLI:NL:HR:2011:BO6762
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs en kennisgeving aan verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1936, had op 12 augustus 2006 een motorrijtuig bestuurd terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De ongeldigverklaring was op 5 februari 2003 door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen vastgesteld, maar de verdachte stelde dat hij niet op de hoogte was van deze ongeldigverklaring. De Hoge Raad oordeelde dat uit de omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring per aangetekende en onaangetekende brief was verzonden, niet zonder meer kon worden afgeleid dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dit leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet was onderbouwd.
De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de bestreden uitspraak vernietigd. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak benadrukt het belang van de kennisgeving aan de verdachte en de noodzaak om te kunnen aantonen dat de verdachte daadwerkelijk op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.