ECLI:NL:HR:2011:BO6762

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03686
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs en kennisgeving aan verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1936, had op 12 augustus 2006 een motorrijtuig bestuurd terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De ongeldigverklaring was op 5 februari 2003 door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen vastgesteld, maar de verdachte stelde dat hij niet op de hoogte was van deze ongeldigverklaring. De Hoge Raad oordeelde dat uit de omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring per aangetekende en onaangetekende brief was verzonden, niet zonder meer kon worden afgeleid dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dit leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet was onderbouwd.

De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de bestreden uitspraak vernietigd. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak benadrukt het belang van de kennisgeving aan de verdachte en de noodzaak om te kunnen aantonen dat de verdachte daadwerkelijk op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.

Uitspraak

25 januari 2011
Strafkamer
nr. 09/03686
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 20 maart 2009, nummer 21/003909-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1936, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde in hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat het besluit van 5 februari 2003 van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, waarbij verdachtes rijbewijs ongeldig is verklaard, de verdachte heeft bereikt.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 12 augustus 2006 te Heumen terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën motorrijtuigen, te weten voor alle categorieën motorrijtuigen, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Jan J. Ludenlaan, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Ik zag dat een persoon van wie de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd ingevolge artikel 130 Wegenverkeerswet 1994 op de weg een motorrijtuig van de categorie of categorieën waarvoor dat rijbewijs was gegeven bestuurde. De overtreding vond plaats op de Jan J. Ludenlaan te Heumen. Verdachte gaf op te zijn [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1936 te [geboorteplaats], wonende aan [a-straat 1] te [woonplaats]."
b. een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen van 5 februari 2003 inzake [verdachte], voor zover inhoudende:
"Betrokkene ([verdachte], geboren [geboortedatum] 1936) voldoet niet aan de eisen van geschiktheid, waaraan hij gezien het aan hem afgegeven rijbewijs moet voldoen. Bij betrokkene is sprake van alcoholmisbruik. Het rijbewijs wordt ongeldig verklaard voor alle categorieën. De ongeldigverklaring is van kracht met ingang van de 7e dag na die van de dagtekening van dit besluit."
c. een brief van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen van 20 december 2006, voor zover inhoudende:
"Het besluit van 5 februari 2003 is aangetekend en onaangetekend verzonden. Zowel de aangetekende als de onaangetekende brieven zijn niet retour gekomen."
2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte aldaar onder meer het volgende aangevoerd:
"Ik wist niet dat ik niet mocht rijden. Ik had toentertijd een postbus maar die gebruikte ik feitelijk niet. Ik woonde in [woonplaats]."
en is voorts namens de verdachte door de raadsman het volgende aangevoerd:
"Pas toen verdachte in oktober 2006 door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen werd opgeroepen voor een psychiatrische keuring (die naderhand een keuring betreffende ouderdom en alcoholgebruik bleek te zijn) wist verdachte dat zijn rijbewijs ongeldig was. Het besluit waarin het rijbewijs van verdachte ongeldig wordt verklaard is op 5 februari 2003 onherroepelijk geworden, maar het kan zijn dat dit besluit verdachte feitelijk niet heeft bereikt. Er is wellicht sprake van een dwaling die kan leiden tot een ontslag van alle rechtsvervolging van verdachte."
2.4. Anders dan het Hof kennelijk heeft geoordeeld, kan uit de omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende en onaangetekende brief is verzonden en deze brieven niet als onbestelbaar retour zijn gekomen, niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, zodat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
2.5. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 25 januari 2011.