2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ter zake van artikel 9 van de Wegenverkeerswet met bijlagen, genummerd PL0900-030520212335237282, gesloten en ondertekend op 4 mei 2021 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Datum feit: 03-05-2021
Weg/locatie: Rijksweg A28
Plaats: Zeist
Ik, verbalisant, zag dat op genoemde, dag, datum en plaats als bestuurder reed op genoemde weg/locatie.
Verdachte
Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren op: [geboortedatum] 1981
Rijbewijs
Voor het besturen van bovenstaand motorrijtuig is een rijbewijs vereist van de categorie: B.
Na onderzoek bleek dat deze bestuurder een op zijn naam gesteld rijbewijs voor één of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig is verklaard.
Verklaring
Mijn geldig [het hof begrijpt: rijbewijs] is ingevorderd geweest. Ik heb daarna een cursus gevolgd in Amsterdam. Dat was in verband met alcohol. (...) Mijn rijbewijs heb ik alleen nooit teruggekregen.
2. De uitdraai van het RDW met printdatum 4 mei 2021 00:00:43 uur (als bijlage bij bovengenoemd proces-verbaal ter zake van artikel 9 van de Wegenverkeerswet), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Reden ongeldigverklaring: geschiktheid
Feitelijke inleverdatum ongeldig: 07-03-2019
RIJBEWIJS CATEGORIEËN
Cat. Eerste afgifte Geldig tot Automaat ind. Medische ind. Beperking
AM 14-03-2008 14-08-2027
B 08-09-2003 14-08-2027
T 14-08-2017 14-08-2027
CATEGORIEËN
Categorie Periode Soort
B Vanaf 07-03-2019 Ongeldigheid
T Vanaf 07-03-2019 Ongeldigheid
3. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ter zake van artikel 9 van de Wegenverkeerswet met bijlagen, genummerd PL1700-200120211400242872, gesloten en ondertekend op 22 februari 2021 door [verbalisant 3] , surveillant van de politie Eenheid Rotterdam, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Datum feit: 20 januari 2021
Plaats: Rotterdam
Ik, verbalisant, zag dat op genoemde dag, datum en plaats als bestuurder reed. Ter controle op de juiste naleving van de bij- of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gegeven voorschriften heb ik het motorrijtuig doen stilhouden en een onderzoek ingesteld.
Verdachte
Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren op: [geboortedatum] 1981
Na onderzoek bleek dat deze bestuurder een op zijn naam gesteld rijbewijs voor één of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig is verklaard. De verdachte is medegedeeld dat het rijbewijs ongeldig is verklaard.
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een aangetekende brief van het CBR van 8 oktober 2018, gericht aan de verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U bent aangehouden met teveel alcohol op. Daarom hebben we besloten dat u een onderzoek moet laten doen naar uw alcoholgebruik. Ook mag u voorlopig niet meer rijden. We vragen u daarom uw rijbewijs zo snel mogelijk naar ons op te sturen.
5. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een aangetekende brief van het CBR van 17 oktober 2018, gericht aan de verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
We hebben uw rijbewijs met [nummer] ontvangen.
6. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een aangetekende brief van het CBR van 28 februari 2019, gericht aan de verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U heeft een onderzoek naar uw alcoholgebruik gehad. De uitslag van het onderzoek is dat u niet geschikt bent om te rijden. Daarom verklaren we uw rijbewijs ongeldig vanaf 7 maart 2019. En mag u niet meer rijden.
U mag niet rijden. Doet u dat toch, dan bent u strafbaar. U mag uw rijbewijs niet meer gebruiken. U hoeft uw rijbewijs niet meer naar ons op te sturen. We hebben het namelijk al ontvangen.”
2.2.3Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:
“De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het aan verdachte tenlastegelegde feit. De raadsman heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan de vereisten die de Hoge Raad aan de bewijsvoering stelt, omdat volgens hem op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het rijbewijs van verdachte op 3 mei 2021 ongeldig verklaard was en er bovendien geen sprake is van de voor een veroordeling vereiste wetenschap van de ongeldigverklaring.
Het hof stelt voorop dat om te kunnen komen tot een bewezenverklaring uit de bewijsmiddelen moet blijken:
a. dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig is verklaard, dat het desbetreffende besluit aan hem bekend is gemaakt en dat dit besluit van kracht was doordat zes dagen zijn verlopen na die bekendmaking;
b. dat na de ongeldigverklaring van het rijbewijs aan de verdachte geen ander rijbewijs is afgegeven voor de categorie waartoe het motorrijtuig behoort dat hij bestuurde;
c. dat de verdachte ten tijde van het besturen van het motorrijtuig ‘wist of redelijkerwijs moest weten’ dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. (vgl. HR 9 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1146) Dat aan het onder a genoemde vereiste is voldaan, kan bijvoorbeeld blijken uit een mededeling van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen aan de houder van het rijbewijs, waarin het besluit is weergegeven, alsmede een aantekening waaruit blijkt dat, wanneer en op welke wijze verzending van die mededeling aan de houder van het rijbewijs heeft plaatsgevonden. Het hof constateert dat aan dit vereiste is voldaan. Uit het RDW-uittreksel van 4 mei 2021 blijkt dat het rijbewijs op 7 maart 2019 ongeldig is verklaard. Aan verdachte is op 8 oktober 2018 een aangetekende brief verzonden met de mededeling dat hij in afwachting van een onderzoek naar zijn alcoholgebruik niet meer mag rijden. Het CBR heeft vervolgens op 17 oktober 2018 een brief aan verdachte verzonden, waarin staat dat zij het rijbewijs van verdachte hebben ontvangen. Ten slotte heeft het CBR verdachte, opnieuw per aangetekende post, op 28 oktober (de Hoge Raad begrijpt: februari) 2019 medegedeeld dat zijn rijbewijs met ingang van 7 maart 2019 ongeldig verklaard is.
Ten aanzien van het vereiste onder sub b merkt het hof op dat uit het RDW-uittreksel van 4 mei 2021 blijkt dat op het moment van het besturen van het motorrijtuig door de verdachte (nog) geen ander rijbewijs aan de verdachte was afgegeven voor de categorie waartoe het motorrijtuig behoort.
Het hof overweegt met betrekking tot het vereiste onder sub c dat de mededeling dat verdachte in afwachting van de uitslag van het onderzoek naar zijn alcoholgebruik per aangetekende brief aan verdachte is verzonden en deze brief niet retour is gekomen. Dat verdachte op de hoogte was van de inhoud van deze brief volgt uit het feit dat het CBR het rijbewijs van verdachte enkele dagen later heeft ontvangen en dat verdachte heeft meegewerkt aan een onderzoek naar zijn alcoholgebruik. Verdachte heeft vervolgens op 28 februari 2019, opnieuw per aangetekende en niet retour gekomen post, een brief ontvangen waarin staat dat zijn rijbewijs met ingang van 7 maart 2019 ongeldig verklaard is. Voorts geldt als bijkomende omstandigheid dat verdachte op 20 januari 2021, drie maanden voor het tenlastegelegde feit, staande is gehouden wegens overtreding van artikel 9 van de Wegenverkeerswet en dat toen aan hem is medegedeeld dat zijn rijbewijs ongeldig verklaard is. Verdachte heeft op 3 mei 2021 zelf ook tegenover de politie verklaard dat zijn rijbewijs ingevorderd is geweest, hij een cursus moest volgen en hij zijn rijbewijs niet heeft teruggekregen. Het hof leidt uit de hiervoor genoemde omstandigheden af dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard toen hij op 3 mei 2021 een motorrijtuig bestuurde. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.”