Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.Het verloop van de zaak
10 BESLAG
13.BESLISSING
strafvorderlijkin beslag genomen voorwerpen verbeurd kunnen worden verklaard. Ik verwijs u in dit kader ook naar artikel 34 Sr.
Uit de reactie die de raadsman op 5 april jl. zond, maak ik op dat de verdediging zich thans niet meer beroept op de wettelijke onmogelijkheid van de beslissing tot verbeurdverklaring. In plaats daarvan wordt nu betoogd dat [de] rechtbank enkel heeft bedoeld de goederen verbeurd te verklaren waarop geen conservatoir beslag rustte. De raadsman verwijst hierbij naar hetgeen de rechtbank heeft overwogen op p. 26 van het vonnis. Dit behelst echter louter de mededeling dat de beslissingen van de rechtbank het conservatoire beslag onverlet laten. De gemotiveerde beslissing tot verbeurdverklaring op p. 24-25, zoals herhaald in het dictum op p. 39-40 is ondubbelzinnig. De verdediging heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om deze beslissing in hoger beroep aan te vechten.
De officier van justitie merkt op, zakelijk weergegeven:
Procesgang
AG: ik begrijp: eurobiljetten]
AG: ik begrijp: eurobiljetten]
AG: ik begrijp: eurobiljetten]
AG: ik begrijp: eurobiljetten]
AG: ik begrijp: eurobiljetten], 1 x 50 Pakistan rupee
niet-ontvankelijkin zijn beklag.”
3.De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
4.Het middel
eerste deelklachtwordt aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte, althans ontoereikend dan wel onbegrijpelijk gemotiveerd heeft geoordeeld dat de klager niet-ontvankelijk is in zijn beklag, op de grond dat hij zijn klaagschrift niet binnen de in art. 552a lid 3 Sv genoemde termijn van drie maanden na het einde van de strafzaak tegen hem heeft ingediend. In de
tweede deelklachtwordt aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte aan de niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn beklag ten grondslag heeft gelegd dat in de strafzaak tegen de klager over de in beslag genomen goederen is beslist nu de rechtbank in de strafzaak heeft overwogen dat haar beslissingen enkel betrekking hebben op het strafvorderlijk beslag en dat voor zover op de voorwerpen conservatoir beslag rust, dat daarop blijft rusten.
conservatoirbeslag rust en dat de beslissing tot teruggave van een deel van die voorwerpen enkel ertoe strekt het
strafvorderlijkbeslag daarop op te heffen. Uit de (overige) gedingstukken, in het bijzonder de bestreden beschikking, blijkt het tegendeel niet. Evenmin blijkt daaruit dat het (mogelijke) conservatoir beslag op de voorwerpen waarvan de teruggave is gelast in de strafzaak tegen de klager ten tijde van de behandeling van het beklag door de raadkamer was geëindigd. Gelet hierop meen ik dat de raadkamer de klager had behoren te ontvangen in het beklag voor zover dat strekt tot opheffing van het
conservatoirbeslag op de voorwerpen waarvan de teruggave is gelast. Daarbij neem ik in aanmerking dat die teruggave in het onderhavige geval niet een beslissing is als bedoeld in art. 353 Sv, zodat niet kan worden gezegd dat daardoor geen (andersluidende) beslissing meer kan volgen op het conservatoir beslag (zie randnrs. 3.1-3.3). Blijkens de bestreden beschikking heeft de raadkamer echter ten onrechte de beoordeling van (de ontvankelijkheid van) het beklag beperkt tot de in de strafzaak tegen de klager verbeurd verklaarde voorwerpen. In zoverre slaagt de tweede deelklacht.