ECLI:NL:HR:2008:BB8989
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen beschikking van de Rechtbank te Amsterdam inzake beklag over beslag op geldbedrag
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 19 mei 2006, waarin het beklag van de klager over de bewaring van een geldbedrag van ƒ 263.575,- (€ 119.605,12) ongegrond werd verklaard. De klager, geboren in 1964 en wonende te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen deze beschikking, waarbij hij verzocht om teruggave van het geldbedrag. De advocaat van de klager, mr. C.W. Noorduyn, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan de beschikking zijn gehecht.
De Hoge Raad heeft op 8 januari 2008 uitspraak gedaan. De Advocaat-Generaal Wortel concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klager geen belang meer had bij het beroep tegen de beschikking van de Rechtbank, omdat er inmiddels een vonnis was gewezen in de strafzaak tegen de klager, waarin was beslist over het beslag op het geldbedrag. De beslissing van de Rechtbank hield in dat de bewaring van het geldbedrag ten behoeve van de rechthebbende werd gelast, omdat niet was gebleken dat de klager de rechtmatige eigenaar was.
De Hoge Raad verklaarde de klager niet-ontvankelijk in het beroep, omdat de bestreden beschikking naar zijn aard een beslissing inhield die was gegeven in afwachting van het oordeel van de strafrechter. Hierdoor kon er op het bestaande klaagschrift geen andersluidende beslissing meer volgen. De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting.