Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
21 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van het openbaar ministerie tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 9 januari 2024 een klaagschrift van de klager gegrond verklaard, waarbij het verzoek om teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder 23 shirts, een vest en een jas, werd ingewilligd. Deze voorwerpen waren in beslag genomen in het kader van een onderzoek naar de klager, die verdacht werd van het voortzetten van activiteiten voor een verboden motorclub.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de rechtbank Midden-Nederland op 20 februari 2024 in een andere uitspraak de inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd heeft verklaard. Dit betekent dat de eerdere beslissing tot teruggave van deze voorwerpen niet meer uitgevoerd kan worden, omdat dit de verbeurdverklaring zou doorkruisen.
De Hoge Raad oordeelt dat het openbaar ministerie geen belang heeft bij zijn beroep tegen de beschikking van de rechtbank, aangezien de beslissing in de strafzaak nog niet onherroepelijk is, maar de verbeurdverklaring wel effect heeft op de teruggave. Daarom verklaart de Hoge Raad het beroep van het openbaar ministerie niet-ontvankelijk.