ECLI:NL:HR:2007:AZ3560
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens gebrek aan belang na onherroepelijke uitspraak
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door klaagster tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 4 oktober 2005. Deze beschikking verklaarde het klaagschrift, dat strekte tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, niet-ontvankelijk. De klaagster, geboren in 1955 en wonende te [woonplaats], heeft het cassatieberoep ingesteld via haar advocaat, mr. M.A.I. Witlox. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Hoge Raad heeft op 23 januari 2007 de zaak behandeld. De beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep is cruciaal. De Hoge Raad constateert dat de uitspraak van de Economische Politierechter van 9 december 2005, die betrekking heeft op de in het klaagschrift bedoelde voorwerpen, onherroepelijk is geworden. Dit betekent dat de klaagster geen belang meer heeft bij haar cassatieberoep, aangezien de beslissing waartegen zij zich richtte, niet meer kan worden gewijzigd.
Gelet op deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de klaagster wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar cassatieberoep. De beschikking van de Hoge Raad is gegeven door vice-president G.J.M. Corstens, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.