ECLI:NL:HR:2007:AZ3560

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00059/06 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens gebrek aan belang na onherroepelijke uitspraak

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door klaagster tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 4 oktober 2005. Deze beschikking verklaarde het klaagschrift, dat strekte tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, niet-ontvankelijk. De klaagster, geboren in 1955 en wonende te [woonplaats], heeft het cassatieberoep ingesteld via haar advocaat, mr. M.A.I. Witlox. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.

De Hoge Raad heeft op 23 januari 2007 de zaak behandeld. De beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep is cruciaal. De Hoge Raad constateert dat de uitspraak van de Economische Politierechter van 9 december 2005, die betrekking heeft op de in het klaagschrift bedoelde voorwerpen, onherroepelijk is geworden. Dit betekent dat de klaagster geen belang meer heeft bij haar cassatieberoep, aangezien de beslissing waartegen zij zich richtte, niet meer kan worden gewijzigd.

Gelet op deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de klaagster wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar cassatieberoep. De beschikking van de Hoge Raad is gegeven door vice-president G.J.M. Corstens, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

23 januari 2007
Strafkamer
nr. 00059/06 B
km/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 4 oktober 2005, parketnummer RK 05/2339, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. M.A.I. Witlox, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Het cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van de Rechtbank van 4 oktober 2005 waarbij het klaagschrift strekkende tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, niet-ontvankelijk is verklaard.
2.2. Door de Advocaat-Generaal ingewonnen informatie houdt in dat de uitspraak van de Economische Politierechter van 9 december 2005, waarbij een beslissing is genomen omtrent de in het klaagschrift bedoelde inbeslaggenomen voorwerpen, onherroepelijk is geworden. Gelet daarop dient de klaagster wegens gebrek aan belang in haar cassatieberoep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2007.