Conclusie
1.FM1 Invest Germany B.V. (hierna: FM1),
[verzoeker 2], en samen met FM1:
FM1 c.s., in vrouwelijk enkelvoud),
1.M.H.R. 1 Investments Management Ltd. (hierna: MHR1),
[verweerder 2]),
MHR1 c.s., in vrouwelijk enkelvoud),
Krijnburg),
[verweerder 6]).
OK) een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van FM1 en onder meer, bij wijze van onmiddellijke voorziening, [verzoeker 2] als tijdelijk bestuurder van FM1 benoemd. Bij beschikking van 6 december 2023 (hierna: de
december-beschikking) [2] heeft de OK onder meer op verzoek van FM1 c.s. bepaalde nadere onmiddellijke voorzieningen getroffen. De Hoge Raad heeft in de zaak 24/00805 het door MHR1 c.s. van de december-beschikking ingestelde cassatieberoep verworpen op 20 december 2024 met toepassing van art. 81 lid 1 RO. [3] Bij beschikking van 8 mei 2024 (hierna: de
mei-beschikking) [4] heeft de OK een nieuw verzoek van FM1 c.s. om nadere onmiddellijke voorzieningen te treffen, en een tegenverzoek van MHR1 c.s. om onder meer twee in de december-beschikking getroffen voorzieningen op te heffen, althans het verzoek tot opheffing aan te houden tot de uitspraak op voornoemde cassatieberoep, afgewezen. Tegen de mei-beschikking komen FM1 c.s. en MHR1 c.s. in cassatie op, m.i. zonder succes.
1.Feiten
voorziening 1.4.i, A-G],
voorziening 1.4.ii];
voorziening 1.4.iii];
voorziening 1.4.iv];
2.Procesverloop
In feitelijke instantie (bij de OK)
voorziening 2.1.i, A-G],
voorziening 2.1.ii],
voorziening 2.1.iii],
voorziening 2.1.iv],
voorziening 2.1.v],
Prokuristbij MORE en MOD [hierna:
voorziening 2.1.vi],
voorziening 2.1.vii],
voorziening 2.1.viii].”
3.Bespreking van het principale cassatiemiddel
van de vennootschap naar Duits recht MOD Verwaltungsgesellschaft GmbH(hierna:
MOD), onderdeel van de FM1-groep.
bij een rechtspersoon naar buitenlands recht. Anders gezegd: dan ontbreekt, naar zij onderkent, grond voor een uitzondering op die hoofdregel. [13]
bij die buitenlandse rechtspersoon. Voor die bevoegdheid is meer nodig. [24] Daaraan ziet de OK niet voorbij in het bestreden oordeel, zij houdt daarin (de begrenzing van haar bevoegdheid die inherent is aan) die territoriale reikwijdte in dit geval scherp voor ogen. Dit wordt vanzelfsprekend niet anders door de opmerking in de klacht, onder verwijzing naar de december-beschikking, dat vaststaat dat [verweerder 2] bestuursfuncties vervult bij Duitse FM1-groepsvennootschappen. [25] Overigens heb ik eerder al uiteengezet dat, anders dan de klacht kennelijk veronderstelt (“en bijgevolg”, etc.), voornoemde personele omvang niet beperkt hoeft te zijn tot die reikwijdte van art. 2:8 BW. [26]
van MOD(in die oordelen, en de tussenliggende, wordt MOD, laat staan [verweerder 2] bestuurderschap van die buitenlandse rechtspersoon, zelfs niet genoemd). [34] Waarom de OK dit laatste daar niettemin wel zou hebben bedoeld, legt de klacht niet uit, los van een verwijzing naar die oordelen. Dit wordt niet anders door wat de klacht citeert uit rov. 3.24 van de december-beschikking, [35] nu ook daaruit niet blijkt dat de OK daar (mede) het oog heeft specifiek op het handelen van [verweerder 2] in zijn hoedanigheid van bestuurder
van MOD.
van MOD. Voor zover de klacht voornoemde overweging anders leest, is dit onjuist en mist zij bijgevolg feitelijke grondslag door een onjuiste lezing van de mei-beschikking.
Intrekken Nichtigkeitsklagen in Duitsland?
De inschrijvingen in het Handelsregister SB
4.Bespreking van het incidentele cassatiemiddel
gerichtzijn MHR1 c.s. een effectieve rechtsbescherming te ontnemen is onjuist althans onvoldoende (begrijpelijk) gemotiveerd. En wel omdat uit de in “deze procedure” door FM1 c.s. naar voren gebrachte stellingen blijkt dat zij zich bewust was van het zeer ingrijpende karakter van hetgeen zij verzoekt en van het feit dat dit een procedeerverbod inhoudt. [47] Dit was niet anders bij de december-beschikking, nu FM1 c.s. zich ook toen beriep op misbruik van recht zijdens MHR1 c.s. om de gevraagde voorzieningen te rechtvaardigen (zie rov. 3.3 van die beschikking).
leidentot een procedeerverbod is onjuist althans onvoldoende (begrijpelijk) gemotiveerd. Want (i) deze voorzieningen bewerkstelligen onmiskenbaar dat MHR1 c.s. zich in strijd met art. 6 lid 1 EVRM niet langer vrijuit tegen “ [verweerder 6] , FM1 en [verzoeker 2] ” kan verdedigen in de nog lopende enquêteprocedure, en de facto ook niet in enige andere Nederlandse procedure tegen FM1 c.s. En (ii) voorziening 1.4.ii bewerkstelligt dat MHR1 c.s. zonder voorafgaande toestemming van “ [verzoeker 2] en [verweerder 6] ” geen uitlatingen kan doen in enige Nederlandse procedure tegen een contractuele wederpartij van de Duitse FM1-groepsvennootschappen. Het feit dat de OK meent dat “dit”, dus (i)-(ii), niet een inbreuk op het recht op effectieve rechtsbescherming inhoudt, geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting van de reikwijdte van de bescherming van dit recht. [55] Berust rov. 3.9 niet op zo’n miskenning, dan is deze overweging onvoldoende (begrijpelijk) gemotiveerd, want niet althans niet zonder nadere motivering valt in te zien dat van voornoemde inbreuk geen sprake is.