ECLI:NL:GHAMS:2024:1878

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
200.327.158/04 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aanvullende onmiddellijke voorzieningen in een vennootschapsrechtelijke zaak met betrekking tot FM1 Invest Germany B.V.

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen verschillende partijen met betrekking tot de besloten vennootschap FM1 Invest Germany B.V. De verzoeker, [A], heeft samen met M.H.R. 1 Investments Management Ltd. en andere belanghebbenden verzocht om aanvullende onmiddellijke voorzieningen. Dit verzoek volgde op eerdere beschikkingen van de Ondernemingskamer waarin een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij FM1 was bevolen. De Ondernemingskamer had eerder een bestuurder benoemd en maatregelen getroffen om de belangen van de vennootschap te beschermen. De verzoeken van MHR1 c.s. waren gericht op het treffen van onmiddellijke voorzieningen die de OK-bestuurder zouden verplichten om bepaalde besluiten te nemen met betrekking tot juridische procedures tegen [A]. De Ondernemingskamer heeft echter geoordeeld dat zij niet bevoegd was om in te grijpen in de besluiten van de Duitse dochtervennootschappen van FM1 en dat de tijdelijke bestuurder zelfstandig zijn taken diende uit te voeren. De Ondernemingskamer heeft het verzoek van MHR1 c.s. afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de grenzen van de bevoegdheid van de Ondernemingskamer in vennootschapsrechtelijke geschillen en de noodzaak voor bestuurders om zelfstandig te handelen binnen hun bevoegdheden.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.327.158/04 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 18 juni 2024
inzake
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaten:
mr. G.A. Smiten
mr. B.C. Elion, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FM1 INVEST GERMANY B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
advocaten:
mr. M.W.E. Eversen
mr. H.J. ter Meulen, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1. de vennootschap naar buitenlands recht
M.H.R. 1 INVESTMENTS MANAGEMENT LTD.,
gevestigd te Tel Aviv, Israël,
2.
[B],
wonende te [....] ,

3 [C] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. M.B. Krestinen
mr. D.L.M. van Leeuwen, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[G] B.V.,
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. W.J.T. Ursem, kantoorhoudende te Alkmaar,

5 Olaf Bernardus Joseph POORTHUIS,

in zijn hoedanigheid van door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder van FM1 Invest Germany B.V.,
kantoorhoudende te ’s-Hertogenbosch,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. M.W.E. Eversen
mr. H.J. ter Meulen, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,

6 P.R. DEKKER,

in zijn hoedanigheid van door de Ondernemingskamer benoemde beheerder van de aandelen in FM1 Invest Germany B.V,
kantoorhoudende te Rosmalen,
BELANGHEBBENDE.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker als [A] ;
  • verweerster als FM1;
  • belanghebbende sub 1 als MHR1;
  • belanghebbende sub 2 als [B] ;
  • belanghebbende sub 3 als [C] ;
  • belanghebbenden sub 1, 2 en 3 gezamenlijk als MHR1 c.s.;
  • belanghebbende sub 4 als [G] ;
  • belanghebbende sub 5 als Poorthuis of de OK-bestuurder;
  • verweerster en belanghebbende sub 5 gezamenlijk als FM1 c.s.;
  • belanghebbende sub 6 als Dekker of de OK-beheerder;
  • MORE Holding GmbH als MORE;
  • MOD Verwaltungsgesellschaft mbH als MOD.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het eerdere verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 20 juli 2023, 6 december 2023 en 8 mei 2024 in deze zaak.
1.2
Bij de beschikking van 20 juli 2023 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken bij FM1, is de benoeming van een onderzoeker aangehouden, is bij wijze van onmiddellijke voorziening Poorthuis benoemd tot OK-bestuurder van FM1, is bepaald dat de gewone aandelen van [A] en MHR1 in FM1 ten titel van beheer zijn overgedragen aan Dekker en dat het salaris en de kosten van de OK-bestuurder en van de beheerder van aandelen voor rekening komen van FM1.
1.3
Bij de beschikking van 6 december 2023 heeft de Ondernemingskamer bij wege van onmiddellijke voorziening:
bepaald dat MHR1 c.s. zich dienen te onthouden van uitlatingen en gedragingen die de positie en bevoegdheden van de OK-bestuurder als enig bestuurder van FM1 in twijfel trekken of aanvechten,
MHR1 c.s. verboden zich zonder toestemming van hun medebestuurders in de verschillende FM1-groepsvennootschappen direct of indirect te wenden tot contractspartijen van de groepsvennootschappen, waaronder banken,
MHR1 c.s. gelast aan het Duitse handelsregister en aan Duitse Banken die zij eerder hadden aangeschreven, een door de OK-bestuurder op te stellen brief te sturen waarin zij kort gezegd eerdere onjuiste uitlatingen over de positie van de door de OK-bestuurder aangestelde bestuurder [D] rechtzetten en erkennen dat hij rechtsgeldig is benoemd door de daartoe bevoegde en rechtsgeldig benoemde OK-bestuurder,
[B] bevolen om het Duitse handelsregister te verzoeken [D] in te schrijven als bestuurder van MORE en alle andere FM1-vennootschappen, met herroeping van eerdere berichten dienaangaande,
een en ander op straffe van dwangsommen.
1.4
De door MHR1 ingestelde verzoeken tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen die ertoe strekten het besluit tot benoeming van [D] als bestuurder van MORE ongedaan te maken, evenals de beperking van de bestuursbevoegdheid van [B] , en – kort gezegd – de OK-bestuurder te ontslaan en de overdracht van aandelen ten titel van beheer ongedaan te maken, heeft de Ondernemingskamer in de beschikking van 6 december 2023 afgewezen.
1.5
Bij beschikking van 8 mei 2024 heeft de Ondernemingskamer verzoeken van FM1 c.s. en zelfstandige tegenverzoeken van MHR1 c.s. tot het treffen van nadere onmiddellijke voorzieningen afgewezen, waaronder ook het verzoek van MHR1 c.s. om FM1 en Poorthuis te gebieden besluiten te nemen die bewerkstelligen dat de Duitse advocaat [E] kan doorgaan met de processuele vertegenwoordiging van de (klein)dochtervennootschappen in de procedures tegen [A] .
1.6
MHR1 c.s. hebben bij verzoekschrift van 8 april 2024, zoals gewijzigd bij verzoekschrift van 23 april 2024, de Ondernemingskamer verzocht om nadere onmiddellijke voorzieningen te treffen. Zij verzoeken de Ondernemingskamer (deels opnieuw), zakelijk weergegeven, de navolgende onmiddellijke voorzieningen te treffen:
( i) FM1 c.s. te gebieden om besluiten te (doen) nemen die bewerkstelligen dat:
(a) [E] door de daartoe bevoegde vertegenwoordiger(s) van desbetreffende (klein)dochtervennootschappen van FM1, met uitzondering van [A] , wordt geïnstrueerd om de procesvertegenwoordiging van de desbetreffende (klein)dochtervennootschappen van FM1 in de procedures tegen [A] opnieuw op zich te nemen; en
(b) wordt voldaan aan de door [E] in zijn brief d.d. 22 april 2024 voor hervatting van zijn mandaat gestelde voorwaarden;
( ii) FM1 c.s. te gebieden om besluiten te (doen) nemen die bewerkstelligen dat de thans aanhangige en namens de desbetreffende (klein)dochtervennootschappen van FM1 gevoerde procedures en tenuitvoerleggingsmaatregelen tegen [A] , althans die procedures die spoedeisend zijn (zoals onder andere de procedures namens M Objekt Darmstadt GmbH & Co. KG en M Objekt Wadgassen GmbH & Co KG) of waarbij vertraging anderszins negatieve gevolgen voor de procedures zou kunnen hebben,
(a) niet worden stopgezet, geschorst of aangehouden, althans, indien en voor zover deze procedures zijn ingetrokken, geschorst of aangehouden, om te bewerkstelligen dat deze procedures terug worden geplaatst op de rol op de eerst mogelijke roldatum en zonder vertraging worden voortgezet;
(b) worden voortgezet onder processuele vertegenwoordiging van [E] , althans van een andere door de bevoegde vertegenwoordiger(s) van de desbetreffende FM1 groepsvennootschappen (gezamenlijk), met uitzondering van [A] , te benoemen en te instrueren procesvertegenwoordiger indien en voor zover [E] niet langer bereid zou zijn om namens de desbetreffende (klein)dochtervennootschappen van de FM1 groep op te treden;
  • iii) althans zodanige onmiddellijke voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer in redelijkheid geraden acht teneinde te bereiken dat de thans aanhangige en namens de desbetreffende (klein)dochtervennootschappen van FM1 gevoerde procedures en tenuitvoerleggingsmaatregelen tegen [A] , althans die procedures die spoedeisend zijn (zoals onder andere de procedures namens M Objekt Darmstadt GmbH & Co. KG en M Objekt Wadgassen GmbH & Co KG) of waarbij vertraging anderszins negatieve gevolgen voor de procedures zou kunnen hebben, zo spoedig mogelijk worden voortgezet;
  • iv) deze verzoeken gelijktijdig te behandelen en te beslissen met de onder 1.3 genoemde verzoeken;
  • v) FM1 c.s. te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met rente en kosten.
1.7
Bij verweerschrift van 2 mei 2024 hebben FM1 c.s. verweer gevoerd en de Ondernemingskamer verzocht MHR1 c.s. niet-ontvankelijk te verklaren althans het verzoek af te wijzen, met hoofdelijke veroordeling van MHR1 in de (reële) proceskosten.
1.8
Van [G] en [A] zijn geen verweerschriften ontvangen.
1.9
De verzoeken zijn behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 23 mei 2024, waar partijen met uitzondering van [G] zijn verschenen. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht, mrs. Krestin en Van der Meulen aan de hand van overgelegde aantekeningen en onder overlegging van nadere producties. Namens MHR1 c.s. is het in 1.6 onder iv genoemde verzoek ingetrokken. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak betreft FM1, een Nederlandse vennootschap die aan het hoofd staat van een groep Duitse (personen)vennootschappen die zich bezighouden met het beleggen in en het beheren van onroerend goed in Duitsland. FM1 is een joint venture tussen [A] en MHR1, waarbij [A] was belast met de operationele uitvoering van de beleggingen in Duitsland en MHR1 het kapitaal verschafte via Israëlische investeerders, veelal particulieren. Nadat in 2021 verdenkingen tegen [A] waren gerezen van onregelmatigheden, zijn er spanningen binnen de samenwerking ontstaan, die er onder meer toe hebben geleid dat FM1 vanaf 4 augustus 2022 geen bestuur meer had. In deze situatie heeft de Ondernemingskamer op 20 juli 2023 een onderzoek bevolen en bij wijze van onmiddellijke voorziening een bestuurder bij FM1 benoemd (Poorthuis) en een beheerder van de aandelen van [A] en MHR1 in FM1 (Dekker). Poorthuis ondervindt in de uitvoering van zijn bestuurstaak tegenwerking vanuit MHR1, haar bestuurder [C] en van diens broer [B] , die bij diverse Duitse (klein)dochtervennootschappen van FM1 bestuursfuncties bekleedt. Dit heeft geleid tot de beschikkingen van 6 december 2023 en 8 mei 2024.
2.2
In het kader van de jegens [A] gerezen verdenkingen heeft [B] [E] verzocht om als advocaat op te treden namens een aantal Duitse (klein)dochtervennootschappen van FM1. [E] heeft in die hoedanigheid een aantal procedures tegen [A] gevoerd. Op 19 januari 2024 heeft de OK-bestuurder bewerkstelligd dat [F] bij MORE en MOD is benoemd tot
Prokurist(een gevolmachtigde zonder de status van statutair bestuurder). Op 20 maart 2024 heeft [F] [E] opgedragen de door hem namens de (klein)dochtervennootschappen gevoerde procedures tegen [A] voorlopig aan te (doen) houden en vooralsnog geen verdere executiemaatregelen tegen [A] te treffen. Tegen dit besluit richten zich de verzoeken van MHR1.
2.3
Voor de (overige) feiten verwijst de Ondernemingskamer naar de beschikkingen van 20 juli 2023 en 6 december 2023 en 8 mei 2024 die zij hierna deels herhaalt en aanvult.
2.4
FM1 is een houdstermaatschappij zonder eigen ondernemingsactiviteiten. Zij is opgericht op 23 december 2014 door [A] en MHR1, die sindsdien ieder 50% van de gewone, stemgerechtigde aandelen in het kapitaal van FM1 houden. FM1 heeft ook stemrechtloze aandelen uitgegeven. In totaal verschaft [A] circa 32% van het aandelenkapitaal van FM1 en MHR1 circa 34%. De rest van het aandelenkapitaal (bestaande uit stemrechtloze aandelen) is in handen van Israëlische partnerships, waarvan MHR1 ‘
general partner’is en Israëlische investeerders de geldschieters zijn.
2.5
Van 4 mei 2017 tot 4 augustus 2022 was [G] , een trustbestuurder, enig bestuurder van FM1. Van 4 augustus 2022 tot 20 juli 2023 had FM1 geen bestuur. De OK-bestuurder is sinds 20 juli 2023 de enige bestuurder van FM1.
2.6
FM1 houdt alle aandelen in het kapitaal van de vennootschap naar Duits recht MORE. Bestuurders van MORE zijn [A] , [B] en inmiddels [F] . MORE is beherend vennoot van de commanditaire vennootschap naar Duits recht M Objekt Real Estate Holding GmbH & Co KG (hierna: MOREH) en bevoegd tot vertegenwoordiging van MOREH. FM1 is de stille vennoot van MOREH.
2.7
MOREH houdt alle aandelen in de vennootschap naar Duits recht MOD. Het bestuur van MOD werd sinds juni 2015 gevormd door [A] en [B] . Tot 5 oktober 2021 waren zij ieder zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd. Nadien kon [A] – na ingrijpen door de trustbestuurder van FM1 op instigatie van de [familie BC] vanwege een verdenking van onttrekkingen door [A] – niet meer zelfstandig opereren.
2.8
MOD is beherend vennoot (
Komplementärin) van verschillende Duitse commanditaire vennootschappen (
Kommanditgesellschaften)waarin onroerend goed wordt gehouden, waaronder M Objekt Darmstadt GmbH & Co. KG (hierna: Darmstadt KG), M Objekt Bad Nenndorf GmbH & Co KG (hierna: Nenndorf KG) en M Objekt Wadgassen GmbH & Co KG (hierna: Wadgassen KG).
2.9
Bij aandeelhoudersbesluit van 29 september 2023 heeft FM1 [D] als zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegde bestuurder bij MORE benoemd. Vervolgens heeft [D] als bestuurder van MORE, op haar beurt handelend als beherend vennoot van MOREH die weer handelde als enig aandeelhouder van MOD, zichzelf benoemd tot bestuurder van MOD.
2.1
In verband met aanhoudende tegenwerking door MHR1 c.s. en haar Duitse advocaten (zie de beschikkingen van 6 december 2023 en 8 mei 2024) heeft [D] geconcludeerd dat hij zijn taken als bestuurder van MORE niet naar behoren kon uitvoeren. Op 15 januari 2024 is [D] afgetreden als bestuurder van MORE. Nadien is hij ook teruggetreden als bestuurder van MOD.
2.11
Op 19 januari 2024 heeft de OK-bestuurder [F] bij MORE als
Prokuristbenoemd, waarna [F] , samen met [A] , zichzelf ook bij MOD als
Prokuristheeft benoemd.
2.12
Bij e-mail van 22 januari 2024 heeft [E] aan de OK-bestuurder geschreven dat het van belang is dat de namens de (klein)dochtervennootschappen tegen [A] ingestelde rechtsgedingen worden voortgezet en aangedrongen op betaling van zijn openstaande facturen. Diezelfde dag heeft Poorthuis laten weten dat daarvoor geen financiële middelen beschikbaar zijn.
2.13
Tussen partijen is onenigheid ontstaan over de vraag of [E] in staat gesteld moest worden de namens de (klein)dochtervennootschappen tegen [A] ingestelde rechtsgedingen voort te zetten. Op 1 maart 2024 heeft de OK-bestuurder het ertoe geleid dat [F] als enige bevoegd werd om namens MOD besluiten te nemen over
“die Beauftragung und/oder Anleitung eines Rechtsanwaltes für die Gesellschaften(de (klein)dochtervennootschappen, OK)
in allen Angelegenheiten zwischen den Gesellschaften und ihrem Geschäftsführer, Herrn [A] , nach eigenem Ermessen erteilt. Eine etwaige Beauftragung erfolgt ausschließlich auf Kosten der jeweiligen Gesellschaft.”
2.14
Op 20 maart 2024 heeft [F] het volgende aan [E] geschreven:
“Nach meiner eigenen und umfangreichen Prüfung des Sachverhalts und nach Rücksprache mit Ihnen zum Verfahrensstand, bin ich zur Auffassung gelangt, dass derzeitige Rechtsverfahren im Hinblick auf Ansprüche gegen Herrn [A] , der Mholding GmbH und der M Objekt Seib GmbH & Co. KG zunächst bis auf weiteres ruhend gestellt werden und die Maßnahmen zur Zwangsvollstreckung gegen Herrn [A] , gegenständlich mit Termin zum 26.3.2024, gleichfalls bis auf weiteres ausgesetzt werden.
Ich werde den gesamten Sachverhalt laufend überprüfen und ggf. Sie beauftragen die Verfahren bzw. die Ansprüche wieder weiter zu betreiben. Aus diesem Grund fordere ich Sie hiermit auf sämtliche gerichtliche Verfahren bis auf weiteres auszusetzen bzw. deren Ruhestellung zuzustimmen. Weiterhin fordere ich Sie auf sämtliche Vollstreckungsmassnahmen, die auch bereits eingeleitet worden sind unmittelbar bis auf weiteres ruhend zu stellen.
Ich bitte Sie diese unternehmerische Maßnahme im Interesse der Gesellschafter und der Gläubiger zu unterstützen und um damit dem positiven wirtschaftlichen Gesamtinteresse aller Beteiligten eine Möglichkeit zum Erfolg zu geben.”
2.15
[E] heeft zich hiertegen verzet, betwist dat [F] bevoegd zou zijn dit besluit te nemen en er met klem op aangedrongen dat de procedures en executiemaatregelen jegens [A] zouden worden voortgezet. [F] heeft daarin niet willen bewilligen. Op 9 april 2024 heeft [E] meegedeeld dat hij terugtreedt als advocaat en meegedeeld dat hij rechtsmaatregelen zal treffen ter incasso van zijn openstaande facturen.
2.16
Bij brief van 22 april 2024 heeft [E] zich bereid verklaard onder voorwaarden zijn werkzaamheden te hervatten.

3.De gronden van de beslissing

3.1
MHR1 c.s. leggen aan hun verzoek ten grondslag dat het besluit om [E] niet langer in de gelegenheid te stellen om namens de (klein)dochtervennootschappen van FM1 jegens [A] in rechte op treden evident onjuist en onrechtmatig is en in strijd is met de belangen van FM1 en de met haar verbonden onderneming. Dat de OK-bestuurder hier niet tegen optreedt laat zien dat de OK-bestuurder de kant van [A] heeft gekozen en hem, in weerwil van het belang van FM1, de hand boven het hoofd houdt. MHR1 c.s. menen dat sprake is van kennelijk onredelijk handelen van de OK-bestuurder en dat het daarom noodzakelijk is om in het belang van FM1 en de met haar verbonden onderneming de verzochte nadere voorzieningen te treffen.
3.2
FM1 c.s. hebben daartegenover, heel kort gezegd, aangevoerd dat de Ondernemingskamer niet bevoegd is de verzochte nadere voorzieningen te treffen nu het gaat om besluiten van de bestuurder van de Duitse (klein)dochtervennootschappen van FM1. Verder zijn die besluiten op goede gronden genomen en bestaat er geen voldoende zwaarwegende aanleiding voor het treffen van de verzochte nadere voorzieningen.
3.3
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. De verzochte onmiddellijke voorzieningen komen er in de kern op neer dat de Ondernemingskamer de OK-bestuurder opdracht geeft ervoor te zorgen dat [F] , namens MOD, als beherende vennoot van de Duitse rechtspersonen Darmstadt KG, Nenndorf KG en of Wadgassen KG, aan [E] de opdracht verstrekt om namens die rechtspersonen als advocaat op te treden. Dat verzoek is om meerdere redenen niet toewijsbaar.
3.4
Allereerst geldt dat het Nederlandse enquêterecht niet van toepassing is op de Duitse (klein)dochtervennootschappen van FM1 en de Ondernemingskamer dus niet bevoegd is om onmiddellijke voorzieningen te treffen die er in de kern op neer komen dat zij beslist dat door een orgaan van die Duitse rechtspersonen bepaalde besluiten moeten worden genomen.
3.5
Verder geldt dat een door de Ondernemingskamer benoemde tijdelijke bestuurder zijn taak in beginsel zelfstandig verricht. Het is daarom niet aan de Ondernemingskamer, maar aan de tijdelijke bestuurder om binnen de grenzen van zijn taken en bevoegdheden te beoordelen of bepaalde maatregelen binnen of door de vennootschap moeten worden getroffen en, zo ja, die te treffen (HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1652 (
Novero), rov. 3.3.3). Bijzondere omstandigheden die maken dat in dit geval van dat beginsel zou moeten worden afgeweken zijn de Ondernemingskamer niet gebleken.
3.6
In dat kader is van belang dat FM1 c.s. hebben toegelicht dat en waarom [F] aan [E] heeft verzocht om vooralsnog geen verdere rechtsmaatregelen tegen [A] te treffen:
1. [A] staat als borg garant voor de financieringen van diverse banken aan FM1-groepsvennootschappen. Het tenuitvoerleggen van de geplande executiemaatregelen heeft in Duitsland tot gevolg dat [A] wordt ingeschreven in diverse debiteurenregisters die door banken worden geraadpleegd. Dit leidt tot verlaging van de kredietwaardigheid van [A] naar nihil – aangenomen wordt in dat geval dat [A] materieel insolvent is – en kan ertoe leiden dat de banken hun financieringen opeisen en geen nieuwe financiering meer willen verstrekken. Van nieuwe of herfinancieringen is doorlopend sprake binnen de FM1-groep; zo wordt momenteel door [A] onderhandeld over een herfinanciering voor de projectvennootschap Wadgassen KG. Het treffen van executiemaatregelen kan kortom desastreuze gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering van de FM1-groep.
2. Uiterlijk medio juli 2024 moeten diverse FM1-vennootschappen het uitstaande bedrag in hoofdsom van circa EUR 12.500.000 terugbetalen aan de obligatiehouders. Daar dient nu alle aandacht naar uit te gaan, omdat anders de FM1-groep zonder meer failliet zal gaan. Om de obligatiehouders te kunnen voldoen, is vereist dat onroerend goed wordt verkocht. En daarvoor is [A] nodig. [A] is op dit moment de enige in Duitsland aanwezige bestuurder en überhaupt de enige bestuurder met adequate dossierkennis en kennis van de Duitse vastgoedportefeuille. Zo wordt momenteel door [A] gewerkt aan een verkoop van het onroerend goed dat is ondergebracht in Dorsten KG. Als die verkoop slaagt, komt daarmee naar verwachting circa EUR 3.500.000 beschikbaar voor de Duitse obligatiehouders. Indien nu diverse tenuitvoerleggingsmaatregelen in gang worden gezet, zal [A] mogelijk zelf in een faillissement komen te verkeren en zal hij in ieder geval niet al zijn tijd en aandacht kunnen richten op verkoop van het onroerend goed binnen de FM1-groep.
3. [A] is in diverse Duitse procedures in hoger beroep gekomen tegen de uitspraken in eerste aanleg. Indien verregaande executiemaatregelen zouden worden genomen, en het vonnis in eerste aanleg zou vervolgens worden vernietigd, dan kan [A] aanzienlijke schadeclaims tegen de FM1-groep geldend maken.
4. De (klein)dochtervennootschappen van FM1 beschikken niet over de financiële middelen om de rekeningen van [E] te voldoen.
3.7
FM1 c.s. hebben verder aangevoerd dat [F] vooraf juridisch advies heeft ingewonnen over de mogelijke gevolgen van het tijdelijk opschorten van de procedures en incassomaatregelen jegens [A] en dat daaruit volgt dat daardoor geen rechten jegens [A] verloren zullen gaan.
3.8
De Ondernemingskamer is van oordeel dat in het licht van deze onderbouwing niet juist is dat sprake was van een evident onjuiste, onredelijke of onrechtmatige beslissing van [F] die zou moeten dwingen tot ingrijpen door de OK-bestuurder, zoals MHR1 c.s. aan hun verzoek ten grondslag hebben gelegd. De verzoeken van MHR1 c.s. zullen ook om die reden worden afgewezen.
3.9
De Ondernemingskamer zal MHR1 veroordelen in de kosten van het geding. Dat MHR1 op voorhand had moeten weten dat haar verzoeken hoe dan ook geen enkele kans van slagen hadden is de Ondernemingskamer niet gebleken. Voor een veroordeling in de reële proceskosten bestaat onvoldoende grond.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van M.H.R. 1 Investments Management Ltd., [B] en [C] af;
veroordeelt M.H.R. 1 Investments Management Ltd., [B] en [C] hoofdelijk in de kosten van het geding aan de zijde van FM1 c.s. begroot op € 3.549;
verklaart de veroordeling in de kosten uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. A.J. Wolfs en mr. A.C. Faber, raadsheren, en drs. A.G. Thomassen RT RV en drs. G.A.J. Dubbeld, raden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Frans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024.