ECLI:NL:HR:2024:1893

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
24/00805
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorlopige voorzieningen in geschil binnen joint venture

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil binnen een joint venture. De zaak betreft voorlopige voorzieningen die betrekking hebben op uitlatingen over een door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder en het contact met contractuele wederpartijen van de joint venture. De verzoekers, bestaande uit een Israëlische LTD en twee andere eisers, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam, die op 6 december 2023 was gegeven. De Hoge Raad verwijst naar deze beschikking voor het verloop van het geding in feitelijke instantie.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekers over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoekers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten aan de zijde van de verweerders 1-3 zijn begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien de verzoekers deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoen. Aan de zijde van verweerder 1, 4 en 5 zijn de kosten begroot op nihil.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/00805
Datum20 december 2024
BESCHIKKING
In de zaak van
1. [eiseres 1] LTD.,
gevestigd te [vestigingsplaats], Israël,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats], Israël,
3. [eiser 3],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
VERZOEKERS tot cassatie,
hierna: [verzoekers],
advocaat: B.T.M. van der Wiel,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats], Duitsland,
VERWEERDER in cassatie
hierna: [verweerder 1],
niet verschenen,
2. [verweerder 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [verweerder 3], in zijn hoedanigheid van door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder van [verweerder 2] B.V.,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie
hierna: [verweerders 1-3],
advocaten: J.P. Heering en H. Boom,
4. [verweerder 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
5. [verweerder 5], in zijn hoedanigheid van door de Ondernemingskamer benoemde beheerder van de aandelen van [verweerder 2] B.V.,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: [verweerder 4] en [verweerder 5],
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 200.327.158/02 OK van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 6 december 2023.
[verzoekers] hebben tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders 1-3] hebben verzocht het beroep te verwerpen.
[verweerder 1], [verweerder 4] en [verweerder 5] hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [verzoekers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders 1-3] begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verzoekers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan en aan de zijde van [verweerder 1], [verweerder 4] en [verweerder 5] begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
20 december 2024.